ECLI:NL:RBMNE:2017:5468

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
16/660498-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ernstige bedreigingen, drugshandel en wapenbezit

Op 31 oktober 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 39-jarige man uit Utrecht, die in 2016 ernstige bedreigingen heeft geuit tegen zijn ex-schoonmoeder, betrokken was bij drugshandel en in het bezit was van wapens. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar. Tijdens het onderzoek zijn in zijn woning 80 xtc-pillen en verschillende wapens aangetroffen, waaronder een pistoolmitrailleur en honderden patronen. De rechtbank oordeelde dat de man de xtc-pillen verhandelde en dat hij zich schuldig maakte aan wapenbezit. Twee medeverdachten, waaronder een 27-jarige vrouw, zijn ook veroordeeld voor wapenbezit, maar de vrouw werd vrijgesproken van witwassen omdat er onvoldoende bewijs was dat zij wist dat het geld uit een misdrijf afkomstig was. De derde verdachte, een 47-jarige man uit Nieuwegein, kreeg een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de vrouw, die moeder is van een jong kind, maar vond desondanks dat een celstraf gerechtvaardigd was. De rechtbank legde haar een gevangenisstraf van 9 maanden op, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met reclasseringstoezicht. De rechtbank motiveerde de straffen door te wijzen op de ernst van de feiten en het risico dat het ongecontroleerde bezit van wapens en drugs met zich meebrengt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660498-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare
terechtzittingen van 15 maart 2017, 7 juni 2017 en 17 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Lousberg en van hetgeen verdachte en mr. J. Zevenboom, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder 1:op 30 november 2016 in Doorn, al dan niet samen met anderen, een pistoolmitrailleur, een magazijn van een pistoolmitrailleur, 100 scherpe patronen en een patroonhuls voorhanden heeft gehad;
onder 2:op 30 november 2016 in Doorn meerdere geldbedragen, in totaal € 13.840,-, heeft witgewassen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen en het onder 2 tenlastegelegde voor een deel, te weten voor zover het de geldbedragen van € 950,- en € 2.110,- betreft. Ten aanzien van het geldbedrag van € 10.000,- acht de officier van justitie niet bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit bedrag uit enig misdrijf afkomstig was.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Subsidiair is de raadsman van mening dat ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde niet kan worden bewezen dat de patroonhuls munitie in de zin van de Wet wapens en munitie betreft, zodat verdachte van dat onderdeel in de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 2
De rechtbank acht niet aannemelijk dat het grootste deel van het bedrag dat bij verdachte thuis is aangetroffen, te weten € 10.000,-, afkomstig was uit autohandel van het bedrijf waar verdachte stage loopt. Verdachte heeft hierover verklaard dat zij dat geld onder zich had met de opdracht en de bedoeling het alsnog naar de bank te brengen. De beschikbare administratie van dit bedrijf, inclusief de facturen van verkochte auto’s die door de verdediging zijn overgelegd, biedt echter geen onderbouwing voor een dergelijke dagomzet op 29 november 2016. Voorts zijn verklaringen daaromtrent niet overtuigend nu getuige [getuige] heeft verklaard dat het om een dagomzet ging en verdachte nadien heeft verklaard dat het om de weekomzet ging.
De rechtbank acht anderzijds evenwel ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld dat in haar woning is aangetroffen uit enig misdrijf afkomstig was. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.
4.3.2
Bewezenverklaring feit 1 [1]
Op 30 november 2016 zijn in de woning van verdachte aangetroffen een halfautomatisch vuurwapen, magazijnen en patronen. [2] Deze (onderdelen van) wapens en munitie zijn onderzocht. Het vuurwapen is een pistoolmitrailleur, merk CZ, model 61, type Scorpion, kaliber 7.65 mm, en het betreft een wapen van categorie II. [3] Een van de magazijnen is een onderdeel van een pistoolmitrailleur (patroonmagazijn) en ook dit betreft een wapen van categorie II. [4] De in totaal 100 patronen waren van het merk CBC, S&B en G.F.L. en zijn van het kaliber .32 auto/7,65mm, .25 auto/6,35mm en .38 Special. Het betreft munitie van categorie III. [5] Onder de patronen werd ook een onderdeel van munitie aangetroffen, te weten een patroonhuls. Deze patroonhuls is geschikt om nieuwe munitie van te maken. De patroonhuls betreft munitie van categorie III. [6]
Het op het magazijn aangetroffen DNA-hoofdprofiel blijkt te zijn van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurige andere persoon afkomstig is, is kleiner dan één op één miljard. Op de pistoolmitrailleur is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen. De kans dat het celmateriaal van verdachte en twee willekeurige andere personen bevat is ten minste 100 miljoen keer waarschijnlijker dan dat het celmateriaal bevat van drie willekeurige personen. [7]
Verdachte heeft verklaard dat op het moment dat de agenten haar woning binnenkwamen en vroegen of er drugs of wapens in de woning waren, zij aangaf dat er geen drugs waren, maar dat er wel wat anders groots in de woning aanwezig was. Ze heeft meteen naar de kast in de slaapkamer verwezen en aangegeven dat daar wat bovenop lag. [8]
Overweging ten aanzien van opzet
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen zich in haar woning bevonden en dat zij hier beschikkingsmacht over had. Anders dan de raadsman is de rechtbank dan ook van oordeel dat bij verdachte het opzet op het voorhanden hebben van de voorwerpen, aanwezig is.
Overweging ten aanzien van de patroonhuls
Het door de raadsman gevoerde verweer dat de aangetroffen patroonhuls geen munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie betreft, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 30 november 2016 te Doorn,
- een wapen van categorie II, te weten een pistoolmitrailleur (merk CZ, model 61, type Scorpion, kaliber 7.65 mm) en
- een wapen van categorie II, te weten een onderdeel pistoolmitrailleur (patroonmagazijn) en
- munitie van categorie III, te weten honderd scherpe patronen (van uiteenlopende merken (waaronder CBC) en kalibers (waaronder .32 auto/7.65 mm, .25 auto/6.35 mm) en
- munitie van categorie III, te weten onderdeel munitie (patroonhuls)
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
- een taakstraf van 200 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat, als de rechtbank tot een strafoplegging komt, rekening gehouden moet worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en dat mede gelet daarop een gevangenisstraf niet op zijn plaats is. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft nog aangevoerd dat verdachte openstaat voor hulpverlening.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een vuurwapen, onderdelen van een vuurwapen, 100 patronen en een patroonhuls voorhanden gehad. Deze voorwerpen lagen in haar woning, waar ook het kind van verdachte verbleef. Deze goederen vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Tegen het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie dient dan ook streng te worden opgetreden. Te meer nu het een pistoolmitrailleur betreft en dit een type wapen is dat bij liquidaties en andere vormen van zware criminaliteit wordt gebruikt.
Verdachte meent dat haar nauwelijks een verwijt kan worden gemaakt. Uit het dossier komt echter naar voren dat zij willens en wetens vertoefde in een wereld waarin de medeverdachte ogenschijnlijk vaker een wapen bij zich droeg en in MDMA handelde. Verder zijn er sterke aanwijzingen in het NFI rapport dat haar celmateriaal ook op een ander vuurwapen aanwezig was. Deze omstandigheden duiden op een grotere bekendheid met en betrokkenheid bij misdaad dan verdachte wil doen geloven.
De rechtbank heeft de persoonlijke belangen van verdachte als moeder van een jong kind mede in ogenschouw genomen. Dit leidt er echter niet toe dat kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Het bewezen feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd is daarvoor te ernstig.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen uit van een gevangenisstraf van 9 maanden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 september 2017.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie en is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 9 maanden noodzakelijk is. Een gedeelte van deze straf, te weten 5 maanden, zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen om aan de persoonlijke belangen van verdachte tegemoet te komen en haar ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Verdachte heeft aangegeven open te staan voor hulpverlening, onder andere wat betreft de keuze van haar sociale contacten.
Ondanks het ontbreken van een reclasseringsrapport zal de rechtbank reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke strafdeel verbinden, aangezien de rechtbank het noodzakelijk vindt dat verdachte begeleiding krijgt. Hierbij is vrienden/partner keuze een belangrijk onderwerp voor de reclassering om (tezamen en/of in overleg met jeugdbescherming) aandacht aan te besteden.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. Daarnaast is onder verdachte in beslag genomen een geldbedrag van € 10.000,-.
9.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen voorwerpen, zoals vermeld onder nummers 16, 17, 19 en 20 van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, worden onttrokken aan het verkeer. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen administratieve bescheiden, vermeld onder nummer 18 van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, worden teruggegeven aan verdachte. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen geldbedragen, zoals vermeld onder nummers 21 en 23 van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, worden verbeurdverklaard. Ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 10.000,- heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank geen beslissing neemt, aangezien dit bedrag in beslag moet blijven, maar dan ten aanzien van een andere, niet in het onderhavige onderzoek betrokken, verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de inbeslaggenomen voorwerpen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de inbeslaggenomen voorwerpen, vermeld onder nummers 16, 17, 19 en 20 van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. En met betrekking tot deze voorwerpen is het bewezen verklaarde feit begaan.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen onder nummers 18, 21 en 23 van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen die aan verdachte toebehoren, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
Met betrekking tot het inbeslaggenomen geldbedrag van € 10.000,- kan op dit moment geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van dit bedrag gelasten.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
9 maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis bij Reclassering Nederland (Vivaldiplantoen 200, 3533 JE Utrecht) in Utrecht zal melden en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal blijven melden, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij aan de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarde en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart de voorwerpen onder nummers 16, 17, 19 en 20 van de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen onder nummers 18, 21 en 23 van de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 10.000,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.M. Mol, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en J.G. van Ommeren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
zij op of omstreeks 30 november 2016 te Doorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een wapen van categorie II, te weten een pistoolmitrailleur (merk CZ, model 61, type Scorpion, kaliber 7.65 mm) en/of
- een wapen van categorie II, te weten een onderdeel pistoolmitrailleur (patroonmagazijn) en/of
- munitie van categorie III, te weten (ongeveer) éénhonderd scherpe patronen (van uiteenlopende merken (waaronder CBC) en kalibers (waaronder .32 auto/7.65 mm, .25 auto/6.35 mm) en/of
- munitie van categorie III, te weten onderdeel munitie (patroonhuls)
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
zij op of omstreeks 30 november 2016, te Doorn, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) (met een totaal van 13.840,- Euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) (met een totaal van 13.840,- Euro) voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf
en/of
een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) (met een totaal van 13.840,- Euro) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van een of meer geldbedrag(en) (met een totaal van 13.840,- Euro) gebruik heeft gemaakt terwijl zij verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 afh/onder b Wetboek van Strafrecht
art 420quater lid 1 ahf/onder a en b Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Midden Nederland in het onderzoek 09 Harp, met nummer 2016 002655 C van 31 januari 2017, doorgenummerd 1 tot en met 2450. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, doorgenummerde pagina 482, met bijlage, doorgenummerde pagina’s 483 en 485.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 851.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 852.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 853.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 854.
7.Een geschrift, te weten een Herzien rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Wet Wapens en Munitie in Utrecht op 28 september 2016, van het Nederlands Forensisch Instituut van 7 maart 2017.
8.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 2403.