In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort. Eiseres had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen van € 62,55, omdat zij geen geldige parkeervergunning of parkeerkaartje kon tonen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat zou zijn ingediend. Eiseres stelde echter dat zij tijdig bezwaar had gemaakt, zowel telefonisch als schriftelijk, maar dat het bezwaar naar een verkeerd postadres was gestuurd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar bezwaar inderdaad niet op de juiste wijze had ingediend, maar oordeelt dat verweerder onvoldoende zorg heeft gedragen voor duidelijke instructies aan het ingehuurde bedrijf dat verantwoordelijk was voor de invordering van de parkeerbelasting. Hierdoor heeft eiseres om verschoonbare redenen de bezwaartermijn overschreden. De rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar en draagt verweerder op om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder verplicht om het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,- te vergoeden.