ECLI:NL:RBMNE:2017:5347

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2017
Publicatiedatum
25 oktober 2017
Zaaknummer
5866324 UE VERZ 17-146
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Overbruggingsregeling transitievergoeding voor kleine werkgevers in een arbeidsgeschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], een verkoopster, en haar werkgever, Catch Mode B.V. De zaak betreft de vraag of Catch Mode een beroep kan doen op de Overbruggingsregeling transitievergoeding voor kleine werkgevers na de opzegging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat Catch Mode niet voldoet aan de voorwaarden van de Overbruggingsregeling, omdat de waarde van de vlottende activa op 31 december 2015 niet kleiner is dan de kortlopende schulden. Catch Mode had eerder een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV, maar het UWV had vastgesteld dat Catch Mode niet aan de voorwaarden voldeed voor de Overbruggingsregeling. De kantonrechter concludeert dat Catch Mode niet kan aantonen dat de dividenduitkering aan de moedermaatschappij als een kortlopende schuld moet worden aangemerkt. Hierdoor komt Catch Mode geen beroep toe op de Overbruggingsregeling en is zij verplicht om de volledige transitievergoeding van € 10.903,-- aan [eiseres] te betalen, minus het reeds uitbetaalde bedrag van € 1.327,44. De kantonrechter wijst ook andere verzoeken van [eiseres] toe, waaronder de betaling van openstaande vakantiedagen en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 5866324 UE VERZ 17-146 MS/1270
Beschikking van 23 oktober 2017
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. C.J.M. Scheffer-Marin,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Catch Mode B.V.,
statutair gevestigd te Ankeveen,
verder ook te noemen Catch Mode,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. C.F.N.M. de Boer.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties van [eiseres] , ter griffie ingekomen op 3 april 2017;
- het verweerschrift tevens houdende zelfstandig tegenverzoek met producties van Catch Mode van 28 april 2017;
- de brief van [eiseres] van 5 mei 2017 met producties;
- de mondelinge behandeling van 11 mei 2017, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 mei 2017;
- de pleitaantekening van [eiseres] ;
- de pleitnota van Catch Mode;
- de brief van Catch Mode van 24 mei 2017 met producties;
- de brief van [eiseres] van 16 juni 2017 met productie;
- de brief van Catch Mode van 18 juli 2017;
- de brief van [eiseres] van 5 september 2017 met productie;
- de brief van Catch Mode van 15 september 2017.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] , geboren op [1961] , is sinds 5 april 1994 in dienst van Catch Mode als verkoopster. Catch Mode exploiteerde tot 1 september 2016 een kledingwinkel in Ankeveen.
2.2.
Catch Mode heeft in september 2016 bij het UWV een ontslagvergunning voor [eiseres] aangevraagd gebaseerd op bedrijfseconomische redenen. [eiseres] heeft daartegen verweer gevoerd. [eiseres] heeft daarnaast bij het UWV een verzoek ingediend als bedoeld in artikel 8 van de Regeling UWV ontslagprocedure tot verstrekking van een verklaring dat zij voldoet aan de voorwaarden voor de Overbruggingsregeling transitievergoeding voor kleine werkgevers als bedoeld in artikel 7:673d van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 24 van de Ontslagregeling (hierna: de Overbruggingsregeling).
2.3.
Het UWV heeft op 30 september 2016 de ontslagvergunning verleend.
2.4.
Het UWV heeft - eveneens op 30 september 2016 - een verklaring overbruggingsregeling transitievergoeding afgegeven, waarin zij verklaart dat Catch Mode niet aan alle voorwaarden voor toepassing van deze regeling voldoet. Meer in het bijzonder voldoet Catch Mode volgens het UWV niet aan de voorwaarde dat de onderneming een negatief eigen vermogen moet hebben aan het einde van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de arbeidsovereenkomst van de werknemer eindigt of niet wordt voortgezet en de voorwaarde dat de waarde van de vlottende activa van de onderneming kleiner moet zijn dan de schulden met een resterende looptijd van hooguit een jaar, gemeten aan het einde van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de arbeidsovereenkomst van de werknemer eindigt of niet wordt voortgezet.
2.5.
Catch Mode heeft het dienstverband met [eiseres] vervolgens bij brief van 17 oktober 2016 opgezegd per 9 februari 2017.
2.6.
[eiseres] heeft bij brieven van 20 en 25 oktober 2016 aanspraak gemaakt op uitbetaling van een transitievergoeding van € 14.026,-- bruto.
2.7.
Catch Mode heeft aan [eiseres] een transitievergoeding betaald van € 1.327,44. Dit is de transitievergoeding die Catch Mode verschuldigd zou zijn indien zij onder de Overbruggingsregeling zou vallen.
2.8.
[eiseres] heeft Catch Mode bij brief van 6 maart 2017 meegedeeld dat het uitbetaalde bedrag van € 1.327,44 niet juist is en dat zij recht heeft op een transitievergoeding van € 10.903,--. Zij maakt aanspraak op uitbetaling van het verschil van € 9.575,56 bruto.
2.9.
Catch Mode heeft [eiseres] vervolgens bij brief van 14 maart 2017 meegedeeld dat zij op grond van de definitieve jaarcijfers per 31 december 2015 een beroep kan doen op de Overbruggingsregeling.
2.10.
[eiseres] heeft bij brief van 17 maart 2017 onder verwijzing naar de verklaring van het UWV betwist dat Catch Mode een beroep op de Overbruggingsregeling toekomt. Zij heeft tevens aanspraak gemaakt op uitbetaling van nog openstaande en niet genoten vakantiedagen.

3.Het verzoek en het tegenverzoek

Het verzoek van [eiseres]
3.1.
[eiseres] verzoekt:
A. Catch Mode te veroordelen om aan haar te voldoen (het restant van) de verschuldigde transitievergoeding ad € 9.575,56 bruto;
B. Catch Mode te veroordelen tot betaling van de openstaande doch niet genoten 28,6 vakantie-uren ad € 416,14 bruto;
C. aan haar een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie te verstrekken, waarin het bedrag en betaling van sub A en sub B is verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,-- per dag met een maximum van € 10.000,-- voor elke dag na betekening van de beschikking dat Catch Mode niet voldoet aan de beschikking;
D. Catch Mode te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten
ad € 250,--;
E. Catch Mode te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging over het onder A en B genoemde bedrag vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd tot aan de dag der algehele voldoening;
F. Catch Mode te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over het onder A en B genoemde bedrag vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening;
G. Catch Mode te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, vermeerderd met nakosten.
3.2.
Catch Mode voert verweer. Zij verzoekt primair afwijzing van het verzochte en verzoekt subsidiair, voor zover het restant van de transitievergoeding wordt toegewezen, dat zij het restant van de transitievergoeding in termijnen mag voldoen, daarbij de wettelijke rente te matigen tot nihil en de overige verzoeken af te wijzen, alle kosten rechtens.
Het zelfstandig tegenverzoek van Catch Mode
3.3.
Catch Mode verzoekt voor recht te verklaren dat zij voldoet aan alle voorwaarden om een beroep te kunnen doen op de Overbruggingsregeling en dat [eiseres] enkel recht heeft op de transitievergoeding zoals die reeds aan haar is voldaan, alle kosten rechtens.

4.De beoordeling

Het verzoek van [eiseres]
4.1.
heeft haar verzoek tot betaling van de volledige transitievergoeding tijdig ingediend. Het is ontvangen binnen drie maanden nadat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd. Dit geldt ook voor het zelfstandig tegenverzoek van Catch Mode.
4.2.
[eiseres] vordert de betaling van de volledige transitievergoeding van € 10.903,-- minus het reeds uitbetaalde bedrag van € 1.327,44, derhalve betaling van € 9.575,56 bruto. Zij stelt dat Catch Mode niet aan de voorwaarden voldoet van de Overbruggingsregeling.
4.3.
Catch Mode stelt zich op het standpunt dat zij op grond van de definitieve jaarcijfers over 2015 aan alle voorwaarden van de Overbruggingsregeling voldoet. Zij heeft toegelicht dat de verklaring van het UWV van 30 september 2016 dat zij niet aan alle voorwaarden van de Overbruggingsregeling voldeed, was gebaseerd op de voorlopige cijfers waarin alleen de bankmutaties waren opgenomen.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. De Overbruggingsregeling, zoals deze per 1 juli 2016 geldt, komt er op neer dat, in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, een werkgever met 25 werknemers of minder bij de berekening van de transitievergoeding voor wat betreft de duur van de arbeidsovereenkomst de maanden die gelegen zijn vóór 1 mei 2013 buiten beschouwing kan laten. De regeling geldt tot 1 januari 2020. In artikel 24 lid 2 van de Ontslagregeling zijn nadere voorwaarden gesteld aan de toepassing van artikel 7:673d BW. Voor de toepassing is vereist dat:
a. het netto resultaat van de onderneming van de werkgever over het boekjaar, bedoeld in het derde lid, en de twee daaraan voorafgaande boekjaren kleiner is geweest dan nul;
b. de waarde van het eigen vermogen van de onderneming van de werkgever, als bedoeld in het Besluit modellen jaarrekening, negatief was aan het einde van het boekjaar, bedoeld in het derde lid, en
c. binnen de onderneming van de werkgever aan het einde van het boekjaar, bedoeld in het derde lid, de waarde van de vlottende activa kleiner is dan de schulden met een resterende looptijd van ten hoogste een jaar.
Op grond van artikel 24 lid 3 aanhef en onder a van de Ontslagregeling wordt in het tweede lid, onderdelen a, b en c, bedoeld het boekjaar, voorafgaand aan het boekjaar, waarin het verzoek om toestemming of het verzoek om ontbinding wordt ingediend.
4.5.
Aangezien Catch Mode het UWV in september 2016 om toestemming heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst met [eiseres] op te zeggen, moet in deze procedure bij de beoordeling of Catch Mode voldoet aan de voorwaarden voor de toepassing van de Overbruggingsregeling worden uitgegaan van het boekjaar 2015.
4.6.
De kantonrechter stelt voorop dat de verklaring van het UWV in zijn brief van 30 september 2016 dat Catch Mode niet aan de voorwaarden voor toepassing van de Overbruggingsregeling voldoet, een niet op een rechtsgevolg gerichte verklaring betreft. Dit betekent dat het Catch Mode vrij staat om - ondanks de verklaring van het UWV - een beroep te doen op de Overbruggingsregeling. Het beroep van Catch Mode op de Overbruggingsregeling zal op basis van de door Catch Mode overgelegde definitieve jaarcijfers over 2015 worden beoordeeld.
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat Catch Mode op basis van de aan het UWV voorgelegde voorlopige jaarcijfers over 2015 niet voldeed aan de voorwaarden van de Overbruggingsregeling, maar dat zij op grond van de nadien opgemaakte definitieve jaarcijfers wel aan de voorwaarden voldoet. [eiseres] stelt zich echter op het standpunt dat de cijfers van de definitieve jaarrekening zijn gemanipuleerd om zo aan de Overbruggingsregeling te kunnen voldoen.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat weliswaar de ingediende definitieve jaarstukken uitgangspunt zijn bij de beoordeling of aan de voorwaarden van de Overbruggingsregeling is voldaan, maar dat dit niet voldoende is. Tevens is vereist dat deze jaarstukken een getrouwe weergave bieden van het netto resultaat, het eigen vermogen, de vlottende activa en de schulden met een resterende looptijd van ten hoogste een jaar (hierna ook genoemd: kortlopende schulden) als bedoeld in artikel 24 lid 2 van de Ontslagregeling. Indien dat niet het geval is, kan dit aan een geslaagd beroep op de Overbruggingsregeling in de weg staan.
4.9.
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of aan de voorwaarde van artikel 24 lid 2 onder c van de Ontslagregeling is voldaan, te weten of de waarde van de vlottende activa van Catch Mode op 31 december 2015 kleiner was dan de schulden met een resterende looptijd van ten hoogste een jaar. Volgens de definitieve balans die Catch Mode in het geding heeft gebracht, bedroeg de post vlottende activa per 31 december 2015 € 257.952,-- en de post kortlopende schulden € 357.587,--. Blijkens de toelichting op de balans bestaan deze kortlopende schulden voor een bedrag van € 319.823,-- uit schulden aan groepsmaatschappijen. Dit betreft een rekening-courant schuld van Catch Mode aan EBO Beheer B.V. (hierna: EBO), de 100% aandeelhouder van Catch Mode. De post schulden aan groepsmaatschappijen is pas in 2015 in de jaarstukken opgevoerd. [eiseres] trekt hieruit de conclusie dat deze post alleen is opgevoerd om aan de voorwaarden van de Overbruggingsregeling te kunnen voldoen.
4.10.
De kantonrechter stelt vast dat uit het rekening-courant overzicht dat Catch Mode in het geding heeft gebracht blijkt dat de rekening-courantschuld aan EBO is ontstaan doordat op 1 januari 2015 een dividenduitkering van € 425.000,-- ten gunste van EBO is geboekt.
Catch Mode heeft ter comparitie toegelicht dat EBO in het verleden een bedrag van € 362.000,-- als agioreserve in Catch Mode heeft gestort in rekening courant. Catch Mode heeft dit bedrag vervolgens teruggeleend aan EBO. In 2014 heeft EBO besloten om met de winkel te stoppen en heeft zij in dit kader het door haar gestorte bedrag van € 362.000,-- teruggevraagd als dividenduitkering. Uiteindelijk heeft de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) van Catch Mode in 2015 besloten tot een dividenduitkering van € 425.000,--, waaronder de agioreserve van € 362.000,--. Dit bedrag is niet aan EBO uitbetaald, maar ter verrekening opgenomen in de rekening-courant. De post ‘schulden aan groepsmaatschappijen’ van € 391.823,-- betreft een tegenboeking die hiermee verband houdt, omdat door de dividenduitkering een schuld van Catch Mode aan EBO in rekening courant is ontstaan.
4.11.
Tussen partijen is in geschil of de aanspraak van EBO op uitbetaling van de dividenduitkering die ter verrekening in de rekening courant is opgenomen, als een schuld met een resterende looptijd van hooguit een jaar moet worden aangemerkt, of als een langlopende schuld.
4.12.
Catch Mode stelt zich op het standpunt dat deze schuld als een kortlopende schuld dient te worden aangemerkt. Zij voert hiertoe aan dat EBO en Catch Mode geen afspraken hebben gemaakt over een aflossingstermijn, zodat de hoofdregel van artikel 6:38 BW geldt dat, indien geen tijd voor de nakoming is bepaald, de verbintenis terstond kan worden nagekomen en terstond nakoming kan worden gevorderd. De rekening-courantschuld is daarom direct opeisbaar en in de jaarrekening van Catch Mode terecht geclassificeerd onder de kortlopende schulden, aldus Catch Mode. Catch Mode wijst er daarbij op dat schulden (inclusief schulden zonder betalingstermijn) volgens RJ Richtlijn 254 paragraaf 3 dienen te worden gerubriceerd onder de kortlopende schulden als deze binnen 12 maanden na balansdatum
kunnenworden opgeëist en onder de langlopende schulden indien dit niet het geval is. Het is daarbij niet relevant of de schulden ook daadwerkelijk worden opgeëist. Catch Mode merkt ten slotte op dat de winkel van Catch Mode is gesloten en dat het de bedoeling is om de BV uiteindelijk te liquideren. Er is daarom voor Catch Mode geen lange termijn horizon meer.
4.13.
[eiseres] stelt zich onder verwijzing naar een tweetal rapportages van 14 juni 2017 en 4 september 2017 van de register accountant [register accountant] (hierna: [register accountant] ) van Visser & Visser Accountants B.V. op het standpunt dat door Catch Mode niet, althans onvoldoende is aangetoond dat de dividenduitkering kan worden aangemerkt als een schuld met een resterende looptijd van hooguit een jaar. Zij stelt dat uit de rekening-courant overeenkomst zou moeten blijken of de rekening-courant schuld inderdaad onmiddellijk opeisbaar is. Catch Mode heeft deze overeenkomst echter niet in het geding gebracht. Volgens [eiseres] kan - onder meer - uit het AVA-besluit worden afgeleid dat de dividendschuld niet onmiddellijk opeisbaar is.
4.14.
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een langdurige rekening-courant verhouding tussen Catch Mode en EBO. Deze rekening-courant verhouding bestond blijkens de door Catch Mode overgelegde stukken in ieder geval al in 2012 en loopt nog steeds door. Het saldo van deze rekening-courantverhouding was voor Catch Mode in de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2015 positief, maar was op 31 december 2015 als gevolg van de dividenduitkering aan EBO voor het eerst negatief. Van een tussentijdse afrekening door Catch Mode en EBO van het saldo op de rekening-courant is kennelijk - want het tegendeel is gesteld noch gebleken - geen sprake. Voor de dividenduitkering aan EBO, die is gegoten in de vorm van een aanspraak van EBO in de rekening-courantverhouding, geldt dat deze uitkering is gedaan met het oog op de bedrijfsbeëindiging van Catch Mode. Het ligt gelet op de reden van de dividenduitkering en de keuze om deze uitkering ter verrekening in de rekening-courant te boeken, niet voor de hand dat dit bedrag onmiddellijk opeisbaar zou zijn, maar eerder dat dit bedrag tot de beëindiging van het bedrijf beschikbaar zou zijn in de rekening-courant verhouding ter afwikkeling van het bedrijf van Catch Mode. Dit laatste kan ook worden afgeleid uit het feit dat het bestuur van Catch Mode blijkens de notulen van de AVA van juni 2015 met betrekking tot het besluit om in verband met de beëindiging van de onderneming een bedrag van € 425.000,-- als dividend uit te keren, heeft verklaard dat zij van oordeel is dat er geen sprake van is dat de vennootschap na het doen van de voorgestelde uitkering niet kan voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden en dat dit ook niet is te voorzien. Catch Mode heeft niet gesteld dat zij ten tijde van het AVA-besluit aan haar opeisbare schulden had kunnen voldoen indien EBO het bedrag van € 425.000,-- toen onmiddellijk had opgeëist. Dit alles wijst er op dat dit bedrag niet onmiddellijk opeisbaar was.
4.15.
Catch Mode heeft geen stukken overgelegd waaruit de onmiddellijke opeisbaarheid van het saldo van de rekening-courant kan worden afgeleid. De enkele stelling van Catch Mode dat zij met EBO geen afspraken heeft gemaakt over een aflossingstermijn en dat op grond van artikel 6:38 BW terstond nakoming kan worden gevorderd, is in dit verband (gelet op de betwisting door [eiseres] ) onvoldoende. Evenmin kan uit het enkele feit dat de dividendschuld in rekening-courant is geboekt, worden afgeleid dat de totale schuld onmiddellijk opeisbaar is. Een klein gedeelte van de dividendschuld is in de rekening-courant verhouding weliswaar verrekend met vorderingen van Catch Mode op EBO, maar dit geldt niet voor het grootste deel van de schuld. Per 31 december 2015 bedroeg het saldo van de rekening-courant immers nog -/- € 319.822,73 (uitgaande van een positief beginsaldo per 1 januari 2015 van € 111.048,32) en per 31 december 2016 was dit nog -/- € 281.388,70. Voor wat betreft de rekening-courant overeenkomst zelf geldt dat deze naar haar aard weliswaar opzegbaar is, maar dat het in de gegeven omstandigheden - te weten een situatie waarin de onderneming van Catch Mode wordt beëindigd en moet worden afgewikkeld - niet voor de hand ligt dat deze onmiddellijk opzegbaar zou zijn.
4.16.
Gezien het voorgaande luidt de conclusie dat Catch Mode niet heeft aangetoond dat de (gehele) dividenduitkering van € 425.000,-- is aan te merken als een kortlopende schuld met een looptijd van hooguit een jaar. Daarom is ook niet komen vast te staan dat de post ‘schulden aan groepsmaatschappijen’ van € 391.823,-- een kortlopende schuld is en dat de jaarstukken op dit punt een getrouwe weergave bieden van de kortlopende schulden per 31 december 2015. Wanneer deze post niet wordt meegerekend, bedragen de kortlopende schulden per 31 december 2015 € 37.764,--. Dit is minder dan de waarde van de vlottende activa per 31 december 2015 van € 257.952,--. Dat betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 24 lid 2 onder c van de Ontslagregeling, te weten dat de waarde van de vlottende activa op 31 december 2015 kleiner dient te zijn dan de schulden met een resterende looptijd van ten hoogste een jaar. Catch Mode komt daarom geen beroep toe op de Overbruggingsregeling. Tussen partijen is niet in geschil dat de hoogte van de aan [eiseres] verschuldigde transitievergoeding, wanneer geen beroep kan worden gedaan op de Overbruggingsregeling, € 10.903,-- bedraagt. Evenmin is in geschil dat Catch Mode reeds een bedrag van € 1.327,44 aan [eiseres] heeft voldaan. Het verzoek van [eiseres] sub A om Catch Mode te veroordelen tot betaling van het restant van de verschuldigde transitievergoeding van € 9.575,56 bruto, zal daarom worden toegewezen.
4.17.
Ten aanzien van het verzoek van Catch Mode om dit bedrag in termijnen te mogen voldoen, merkt de kantonrechter op dat het enkele feit dat Catch Mode stelt dat zij dit bedrag niet ineens kan betalen, niet aan de veroordeling in de weg staat en dat Catch Mode zich voor een eventuele betalingsregeling dient te wenden tot de gemachtigde van [eiseres] . Het is niet aan de kantonrechter om hierover te beslissen.
4.18.
Voor de sub B verzochte veroordeling tot betaling van de openstaande doch niet genoten 28,6 vakantiedagen ad € 416,14 geldt dat [eiseres] in haar brief van 16 juni 2017 heeft verklaard dat Catch Mode de gevorderde € 416,14 bruto aan vakantie-uren inmiddels aan haar heeft uitbetaald. Dit verzoek zal daarom wegens gebrek aan belang worden afgewezen.
4.19.
Het verzoek sub C om Catch Mode te veroordelen om een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie aan [eiseres] te verstrekken waarin het bedrag en de betaling van het sub A en sub B verzochte is verwerkt, komt voor toewijzing in aanmerking. Aan deze veroordeling zal een dwangsom worden verbonden van € 100,-- per dag na betekening van deze beschikking voor elke dag dat Catch Mode niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,-- is bereikt.
4.20.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 250,-- overschrijdt het in het Besluit bepaalde tarief niet en zal worden toegewezen. Anders dan Catch Mode stelt, maakt de omstandigheid dat [eiseres] wordt bijgestaan door haar rechtsbijstandsverzekeraar niet dat zij geen aanspraak zou kunnen maken op vergoeding van de door haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten.
4.21.
De sub E verzochte wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het restant van de transitievergoeding zal worden afgewezen, aangezien dit geen loon betreft. De verzochte wettelijke verhoging over de openstaande doch niet genoten vakantiedagen van € 416,14 is toewijsbaar zoals in de beslissing is bepaald;
4.22.
De sub F verzochte wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW is eveneens toewijsbaar. Nu [eiseres] niet heeft gesteld wanneer het verzuim is ingetreden, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum van ontvangst van het verzoekschrift, te weten 3 april 2017. De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden geen aanleiding om tot matiging van de wettelijke rente over te gaan, zoals door Catch Mode is verzocht.
4.23.
Catch Mode zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- griffierecht € 223,--
- salaris gemachtigde €
600,--
Totaal € 823,--
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de in de beslissing te bepalen termijn.
4.24.
De nakosten, waarvan [eiseres] betaling vordert, zullen op de in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.
Het zelfstandig tegenverzoek van Catch Mode
4.25.
Bij de beoordeling van het verzoek van [eiseres] is vastgesteld dat Catch Mode geen beroep toekomt op de Overbruggingsregeling. Dat betekent dat het verzoek van Catch Mode om voor recht te verklaren dat zij voldoet aan alle voorwaarden om een beroep te kunnen doen op de Overbruggingsregeling en dat [eiseres] enkel recht heeft op de transitievergoeding zoals die reeds aan haar is voldaan, zal worden afgewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om hieraan een kostenveroordeling ten laste van Catch Mode te verbinden, nu niet is gebleken dat [eiseres] voor de behandeling van dit zelfstandig tegenverzoek extra kosten heeft moeten maken.

5.De beslissing

De kantonrechter:
Ten aanzien van het verzoek van [eiseres] :
5.1.
veroordeelt Catch Mode om aan [eiseres] te voldoen € 9.575,56 bruto;
5.2.
veroordeelt Catch Mode om aan [eiseres] een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie te verstrekken, waarin het bedrag en de betaling van het restant van de verschuldigde transitievergoeding van € 9.575,56 bruto en de openstaande doch niet genoten 28,6 vakantiedagen ad € 416,14 bruto is verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,-- per dag voor elke dag na betekening van deze beschikking dat Catch Mode niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,-- is bereikt;
5.3.
veroordeelt Catch Mode tot betaling van de buitengerechtelijke kosten
van € 250,--;
5.4.
veroordeelt Catch Mode tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% van het bedrag van € 416,14, zijnde € 208,07;
5.5.
veroordeelt Catch Mode tot betaling van de wettelijke rente over de bedragen van € 9.575,56 bruto en € 416,14 bruto vanaf 3 april 2017 tot de dag der voldoening;
5.6.
veroordeelt Catch Mode tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 823,--, waarin begrepen € 600,-- aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van deze beschikking tot de dag van betaling;
5.7.
veroordeelt Catch Mode, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan deze beschikking voldoet, in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op:
- € 100,-- aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking;
5.8.
wijst het meer of anders verzochte af.
Ten aanzien van het zelfstandig tegenverzoek van Catch Mode:
5.9.
wijst het verzoek van Catch Mode af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2017.