ECLI:NL:RBMNE:2017:5331

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
24 oktober 2017
Zaaknummer
446185 / HA RK 17-205
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot vermeende partijdigheid van rechters

Op 24 oktober 2017 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van verzoekster, ingediend op 12 september 2017. Het verzoek was gericht tegen de rechters mr. drs. S.M. van Lieshout, mr. S.C. Hagedoorn en mr. A. van Dijk in een andere zaak (zaaknummer 445842 / HA RK 17-204). Verzoekster stelde dat zij niet was gehoord en dat er sprake was van partijdigheid van de rechters. Tijdens de behandeling op 10 oktober 2017 waren verzoekster en mr. drs. Van Lieshout aanwezig. De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering en de relevante Europese regelgeving.

De wrakingskamer oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van de rechters objectief gerechtvaardigd maakten. De beslissing om de behandeling van de zaak aan te houden was een processuele beslissing en niet voldoende om een wrakingsverzoek te rechtvaardigen. Verzoekster had aangevoerd dat zij recht had om gehoord te worden, maar dit werd niet als voldoende bewijs voor partijdigheid beschouwd. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te zenden. De procedure in de oorspronkelijke zaak kan voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevond voor het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 446185 / HA RK 17-205
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
24 oktober 2017
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoekster),

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • een e-mailbericht van verzoekster van 12 september 2017 11.18 uur waarin verzoekster een verzoek tot wraking heeft ingediend;
  • een e-mailbericht van verzoekster van 12 september 2017 11.24 uur met een nadere reactie;
  • een schriftelijke reactie van mr. drs. S.M. van Lieshout op het wrakingsverzoek.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 10 oktober 2017 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn verzoekster en mr. drs. Van Lieshout verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek en het verweer

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. drs. S.M. van Lieshout,
mr. S.C. Hagedoorn en mr. A. van Dijk als behandelend rechters (hierna te noemen: de rechters), in de zaak met het zaaknummer 445842 / HA RK 17-204.
2.2.
Verzoekster heeft – kort weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd aan haar wrakingsverzoek. Zij heeft aanhouding verzocht van de behandeling door de wrakingskamer van het verzoek tot wraking in de zaak met nummer 445842 / HA RK 17-204 in verband met een andere afspraak. Vervolgens is door het secretariaat van de wrakingskamer verzocht om een kopie van de afspraak waaruit blijkt dat verzoekster op het moment van de zitting verhinderd is, waarbij is meegedeeld dat, indien verzoekster dit niet of niet tijdig kan aanleveren, de zitting om 11.30 uur zal plaatsvinden. Zij kon geen bewijs van de afspraak aanleveren, omdat ze niet kon scannen. Zij heeft er echter recht op gehoord te worden. Er is sprake van partijdigheid van de rechters omdat zij niet is gehoord, aldus verzoekster.
2.3.
Mr. Van Lieshout heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie stelt hij zich op het standpunt dat het verzoek tot aanhouding van de zitting van de wrakingskamer van 12 september 2017 is afgedaan door de secretaris van de wrakingskamer en dat hij daarmee geen bemoeienis heeft gehad. Mrs. Hagedoorn en Van Dijk hebben niet gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het Openbaar Ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese hof voor de rechten van de mens ontwikkelde criteria.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten en omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.3.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat er geen feiten en/of omstandigheden zijn gesteld dan wel gebleken op grond waarvan thans geoordeeld dient te worden dat er sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van mrs. Van Lieshout, Hagedoorn en van Dijk jegens verzoekster. Vervolgens moet onderzocht worden of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de bij verzoekster bestaande vrees dat er sprake is van partijdigheid - objectief - gerechtvaardigd is.
3.5.
De rechtbank overweegt dat de beslissing om de behandeling van een zaak (op verzoek) aan te houden, een processuele beslissing is. Een als negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking. Alleen indien die beslissing om de zaak toch door te laten gaan dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechters jegens verzoekster vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij verzoekster bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Van een dergelijke onbegrijpelijkheid is in dit geval geen sprake. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die maken dat moet worden getwijfeld aan de onpartijdigheid van de rechters Van Lieshout, Hagedoorn en Van Dijk.
3.6
Opmerking verdient nog het volgende. Verzoekster heeft in haar wrakingsverzoek weliswaar aangevoerd dat er sprake is van partijdigheid bij de behandelende rechters, maar ter zitting van 10 oktober 2017 heeft zij uitdrukkelijk meegedeeld dat zij het wrakingsverzoek heeft gedaan omdat zij er recht op had om gehoord te worden. Vanwege een andere afspraak kon zij niet naar de zitting komen. Door het wrakingsverzoek zou de zitting worden uitgesteld, zodat zij toch gehoord zou kunnen worden, aldus verzoekster. Ook dit onderstreept dat van een gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bij de rechters geenszins sprake is.
3.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de gewraakte rechters, de andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Straf-, familie- en jeugdrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure met zaaknummer 445842 / HA RK 17-204 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. I.P.H.M. Severeijns en mr. K.J. Veenstra, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door
mr. T.M.M.P. Westbroek, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2017.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.