ECLI:NL:RBMNE:2017:5330

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
24 oktober 2017
Zaaknummer
16/706097-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dreigbrieven aan GroenLinks en psychiatrische opname van verdachte

Op 25 oktober 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 52-jarige man uit Amsterdam, die twee dreigbrieven had gestuurd naar het partijkantoor van GroenLinks. De rechtbank oordeelde dat de man, die lijdt aan schizofrenie en chronische psychose, voor een jaar in een psychiatrische kliniek moet worden opgenomen. De brieven waren gericht aan Paul Rosenmöller en een psychiater die de verdachte eerder had behandeld. De verdachte was van mening dat deze personen de waarheid over hem niet vertelden, wat voortkwam uit zijn waanideeën en complotgedachten. Deskundigen concludeerden dat het gedrag van de verdachte niet aan hem kon worden toegerekend, en de rechtbank volgde dit oordeel. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, maar vanwege de risico's voor zichzelf werd hij verplicht opgenomen in een psychiatrische instelling. De rechtbank stelde vast dat er geen minder zware alternatieven beschikbaar waren, gezien het gebrek aan ziektebesef en inzicht bij de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 37, 39, 45, 57 en 284 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/706097-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te HvB Grave (Unit A+B) te Grave.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 augustus 2017 en 11 oktober 2017. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. in de periode 26 april 2017 tot en met 1 mei 2017 heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden;
2. in de periode 28 april 2017 tot en met 8 mei 2017 heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vraag of het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend.
De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 oktober 2017 [2] ;
- de brief van 26 april 2017, gericht aan [slachtoffer 1] [3] ;
- de melding d.d. 1 mei 2017 bij de Politie Midden Nederland dat er bij het Landelijk Bureau van [naam] een brief met zorgwekkende inhoud was bezorgd [4]
- de brief van 7 mei 2017, gericht aan [slachtoffer 1] [5] ;
- het proces-verbaal van bevindingen bezorging 2e en 3e brief; [6]
Bewijsoverweging
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hijin
of omstreeksde periode van 26 april 2017 tot en met 1 mei 2017 te
Utrecht en/of teAmsterdam,
althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en / ofdoor
bedreiging met geweld
of enige andere feitelijkheidgericht tegen een of meer
arts
(en
)en
/ofpatiënt
(en
)van een huisartsenpraktijk en
/of een of meer
kind
(eren
)op een kinderdagverblijf wederrechtelijk te dwingen iets te doen,
niet te doen of te dulden,
een brief heeft geschreven, geadresseerd aan [naam] en gericht aan [slachtoffer 1]
met daarin (onder andere)
metde volgende tekst(en):
- " Als jij hun niet opdraagt om de waarheid te vertellen dan doe ik het
volgende. S' morgensvroeg wachten bij de huisarts en elke patiënt die
binnenkomst sla en hak ik dood met een bijl. Maar eerst natuurlijk de artsen
(huis-). Daarna ga ik naar het kinderdagverblijf en daar sla ik met die bijl
heupen kapot zodat zij niets meer van hun leven kunnen maken zoals mijn leven
verwoest is", en
/of
- " Dus jij gaat [slachtoffer 2] zeggen dat zij in de rechtzaal de waarheid mot
vertellen want anders gaan er doden vallen dan
danhet liefst kinderen", en
/of
- " Ik waarschuw je [slachtoffer 1] . Jij gaat [slachtoffer 2] bevelen om de waarheid te zeggen
want ik wil schadevergoeding en als je [slachtoffer 2] niet beveelt de waarheid te
zeggen dan gaan er doden vallen", en
/of
- " ANDERS JONGE MIJN WRAAK ZAL ZEKER ZOET ZIJN en ik ken genoeg
kinderdagverblijven om daar met een bijl wraak te nemen",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in ofomstreeks de periode van 28 april 2017 tot en met 8 mei 2017 te
Utrecht en/of teAmsterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en / ofdoor
bedreiging met geweld
of enige andere feitelijkheidgericht tegen een
of meer
arts
(en) en/of patiënt(en)van een huisartsenpraktijk en
/of een of meer
kind
(eren
)op een kinderdagverblijf en
/ofbejaarde
(n
)wederrechtelijk te
dwingen iets te doen
, niet te doen of te dulden,
een brief heeft geschreven, geadresseerd aan [naam] en gericht aan [slachtoffer 1]
met daarin (onder andere) met de volgende tekst(en):
- " In die brief dreig ik duidelijk met geweld op kinderen en bij mijn huisarts
als u [slachtoffer 2] niet opdraagt de waarheid te vertellen. En geloof me die
dreigementen zijn menes", en
/of
- " Mijn leven moest kapot gemaakt worden en dat is ze gelukt en daarom neem ik
wraak op een kinderdagverblijf middels een bijl (..)", en
/of
- " mijn leven had geen waarde dus zal ik geen waarde hechten aan het leven
van anderen o.a. kinderen en bejaarden",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
telkens: poging tot een ander door bedreiging met geweld, gericht tegen derden, wederrechtelijk dwingen iets te doen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
- een rapport van 10 juli 2017, opgemaakt door J.C. Laheij, psychiater;
- een rapport van 21 juli 2017, opgemaakt door drs. T. ’t Hoen, GZ-psycholoog.
Het rapport, opgemaakt door psychiater J.C. Laheij, houdt onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van schizofrenie en mogelijk een autismespectrumstoornis. Verdachte is chronisch psychotisch en kent meerdere episodes van decompensatie met een toename van de psychotische symptomen. Dit was ook ten tijde van het ten laste gelegde het geval. Verdachte werd toen geheel in beslag genomen en geleid door zijn psychotische belevingen en waanideeën. Er was geen sprake van keuze- of handelingsvrijheid. Geadviseerd wordt om verdachte het ten laste gelegde niet toe te rekenen.
Het rapport, opgemaakt door psycholoog drs. T. ‘t Hoen, houdt onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie en zeer waarschijnlijk ook van een autisme spectrum stoornis (ASS). Dit was ook ten tijde van het ten laste gelegde het geval. Er was bij verdachte sprake van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld in de vorm van vergaande waangedachten en complotgedachten, en de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde werden volledig aangestuurd/ingegeven door zijn ziekelijke stoornis zonder mogelijkheden om zijn gedrag te remmen. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde vanuit gedragskundig oogpunt niet toe te rekenen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er de nodige vraagtekens kunnen worden gezet bij het standpunt van de deskundigen ter zake van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Naar de mening van de verdediging is in onvoldoende mate naar voren gekomen dat de psychische problematiek bij verdachte de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde zodanig heeft beïnvloed dat hij niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan.
De verdediging heeft bepleit om verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar maar maximaal sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank is op basis van de conclusies van de eerder genoemde deskundigen van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend en zij zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.
Dat het er alle schijn van heeft dat, zoals door de verdediging is betoogd, de verdachte een bewuste keuze heeft gemaakt om te handelen zoals hij heeft gehandeld, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen enkele ondersteuning in het dossier.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte feiten, waarvoor zij verdachte ontoerekeningsvatbaar acht, gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en gedurende één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
De verdediging is van mening dat verdachte niet als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd, dat verdachte daarom niet dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat het vordering van de officier van justitie om verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis dient te worden afgewezen.
De plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis kan, aldus de verdediging, enkel indien sprake is van gevaar voor zichzelf, anderen, of de algemene veiligheid van personen en goederen, het zogenoemde gevaarscriterium. Naar de mening van de verdediging voldoet het onderhavige geval niet aan het gevaarscriterium, omdat verdachte in detentie is gestabiliseerd en het op dit moment niet vaststaat dat hij enig gevaar zou vormen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor al is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde verdachte niet kan worden toegerekend. Het standpunt van de verdediging wordt daarmee niet gevolgd.
De rechtbank heeft bij de beantwoording van de vraag of verdachte de maatregel van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) dient te worden opgelegd, de onder 7. besproken Pro Justitia rapporten betrokken.
In het rapport van psychiater J.C. Laheij wordt geconcludeerd tot een matig verhoogd recidive risico. Daarbij is overwogen dat de beschermende factoren (SAPROF) beperkt zijn en voornamelijk bestaan uit contacten die verdachte onderhoudt met een buurman en het contact met de GGZ. De relatie met de familie was al minder en lijkt nu nog meer onder druk te staan door de ten laste gelegde feiten. Wel toont verdachte zich vooralsnog gemotiveerd voor het aangaan van hulp om terugval te voorkomen.
In het interventieadvies wordt geconcludeerd dat er verschillende psychosociale stressoren zijn die aandacht behoeven. Verdachte is een alleenstaande chronisch psychotische man met ernstige beperkingen in zijn sociale vaardigheden en coping. Complicerend is het ontbrekende ziektebesef en -inzicht. Weliswaar staat verdachte momenteel open voor begeleiding vanuit de GGZ, maar in het verleden werd verschillende keren een BOPZ-maatregel opgelegd en bleek dwangbehandeling noodzakelijk.
Geadviseerd wordt om verdachte voor een jaar te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 Sr.
In het rapport van GZ-psycholoog drs. T. ’t Hoen wordt geconcludeerd dat verdachte op de risicohanterings- en toekomstgerichte factoren matig tot hoog scoort. Er is maar beperkt sprake van een steunsysteem en er zijn diverse problemen op sociaal-maatschappelijk gebied. Voorts is de stressbestendigheid van verdachte gering en schiet zijn coping tekort. Op de SAPROF, welk instrument een beeld geeft van de beschermende factoren voor gewelddadig gedrag, komt naar voren dat verdachte over enkele protectieve factoren beschikt.
Kortom, aldus de deskundige, zijn er veel risicofactoren, alsmede ook enkele beschermende factoren, waarbij wel dient te worden opgemerkt dat deze beschermende factoren er ook reeds waren tijdens het ten laste gelegde en het dus maar de vraag is welke beschermende waarde er precies vanuit gaat. Het recidiverisico schat onderzoeker op basis van de risicotaxatie-instrumenten in combinatie met de klinische inschatting van onderzoeker in als matig-hoog wanneer de pathologie onvoldoende behandeld wordt. De onwrikbare waangedachten spelen al zeer lange tijd een belangrijke rol in het leven van verdachte, die hier al jarenlang fors mee gepreoccupeerd is.
Het recidiverisico wordt bij verdachte voor het grootste deel bepaald door de schizofrenie, want wanneer de stress oploopt en de psychotische symptomen weer meer naar de oppervlakte komen, is het risico op onvoorspelbaar, impulsief en agressief gedrag in verhoogde mate aanwezig. Zijn geringe ziektebesef en -inzicht passend bij zijn psychiatrisch toestandsbeeld maken dat hij het belang van hulpverlening niet ziet.
Er is sprake van een verhoogd recidiverisico bij onvoldoende behandeling. Omdat er niet direct aanwijzingen zijn dat het (tot nu toe verbaal) gewelddadige gedrag van verdachte zal escaleren, wordt geadviseerd om verdachte voor een jaar te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 Sr.
De maatregel ex artikel 37 Sr kan worden opgelegd aan een dader aan wie wegens zijn psychische stoornis het begane strafbare feit niet kan worden toegerekend. De ontoerekeningsvatbare dader moet gevaarlijk zijn voor zichzelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Onder gevaarlijk zijn voor zichzelf dient ook te worden begrepen het gevaar dat de betrokkene zijn eigen lichamelijke of geestelijke integriteit in ernstige mate dreigt te zullen schaden (HR 31 augustus 1990, NJ 1990, 830).
De rechtbank trekt op grond van voormelde rapporten, het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting de conclusie dat verdachte tenminste een gevaar is voor zichzelf.
De rechtbank neemt de overwegingen van de deskundigen over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert dat is voldaan aan de vereisten van artikel 37 Sr en zal gelasten dat verdachte voor de termijn van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst als bedoeld in voornoemd artikel, nu verdachte gevaarlijk is voor zichzelf.
De rechtbank ziet niet een minder zwaar, passend alternatief dat genoemde risico’s kan ondervangen. Andere, reguliere behandelingen zijn geen reële optie omdat er dan te weinig zicht is op verdachte, hetgeen ook wel is gebleken. Het ontbreekt verdachte bovendien ook aan het nodige ziektebesef en -inzicht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37, 39, 45, 57 en 284 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en
ontslaat verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging;
Oplegging maatregel
- gelast
dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mrs. N.H.J.M. Veldman-Gielen en A. Blanke, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 april 2017 tot en met 1 mei 2017 te
Utrecht en/of te Amsterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en / of door
bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen een of meer
arts(en) en/of patiënt(en) van een huisartsenpraktijk en/of een of meer
kind(eren) op een kinderdagverblijf wederrechtelijk te dwingen iets te doen,
niet te doen of te dulden,
een brief heeft geschreven, geadresseerd aan [naam] en gericht aan [slachtoffer 1]
met daarin (onder andere) met de volgende tekst(en):
- " Als jij hun niet opdraagt om de waarheid te vertellen dan doe ik het
volgende. S' morgensvroeg wachten bij de huisarts en elke patiënt die
binnenkomst sla en hak ik dood met een bijl. Maar eerst natuurlijk de artsen
(huis-). Daarna ga ik naar het kinderdagverblijf en daar sla ik met die bijl
heupen kapot zodat zij niets meer van hun leven kunnen maken zoals mijn leven
verwoest is", en/of
- " Dus jij gaat [slachtoffer 2] zeggen dat zij in de rechtzaal de waarheid mot
vertellen want anders gaan er doden vallen dan dan het liefst kinderen", en/of
- " Ik waarschuw je [slachtoffer 1] . Jij gaat [slachtoffer 2] bevelen om de waarheid te zeggen
want ik wil schadevergoeding en als je [slachtoffer 2] niet beveelt de waarheid te
zeggen dan gaan er doden vallen", en/of
- " ANDERS JONGE MIJN WRAAK ZAL ZEKER ZOET ZIJN en ik ken genoeg
kinderdagverblijven om daar met een bijl wraak te nemen",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2017 tot en met 8 mei 2017 te
Utrecht en/of te Amsterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en / of door
bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen een of meer
arts(en) en/of patiënt(en) van een huisartsenpraktijk en/of een of meer
kind(eren) op een kinderdagverblijf en/of bejaarde(n) wederrechtelijk te
dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden,
een brief heeft geschreven, geadresseerd aan [naam] en gericht aan [slachtoffer 1]
met daarin (onder andere) met de volgende tekst(en):
- " In die brief dreig ik duidelijk met geweld op kinderen en bij mijn huisarts
als u [slachtoffer 2] niet opdraagt de waarheid te vertellen. En geloof me die
dreigementen zijn menes", en/of
- " Mijn leven moest kapot gemaakt worden en dat is ze gelukt en daarom neem ik
wraak op een kinderdagverblijf middels een bijl (..)", en/of
- " mijn leven had geen waarde dus zal ik geen waarde hechten aan het leven
van anderen o.a. kinderen en bejaarden",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van genummerd 2017129487 (zaaksdossier 31LETTER17), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 117. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van de zitting van 11 oktober 2017.
3.De brief van 26 april 2017, pagina 58-66.
4.Het proces-verbaal van relaas onderzoek, pagina 3.
5.De brief van 7 mei 2017, pagina 69-73.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 11 mei 2017, pagina 35-36.