ECLI:NL:RBMNE:2017:5309

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
16.659171-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van beroving en bewezenverklaring van mishandeling in jeugdzaak met overschrijding van redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1998, die werd beschuldigd van het medeplegen van beroving en mishandeling. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 21 april 2017 en 3 oktober 2017. De officier van justitie, mr. I.M.F. Graumans, heeft vrijspraak gevorderd voor de beroving, terwijl de verdediging ook vrijspraak heeft bepleit voor de beroving en zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor de mishandeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de beroving, waardoor de verdachte van dit feit is vrijgesproken. Echter, de rechtbank heeft de mishandeling van slachtoffer 3 bewezen verklaard, op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdachte heeft op 25 mei 2014 in Hilversum slachtoffer 3 tegen het hoofd gestompt, wat pijn heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, aangezien de verdachte op 10 november 2014 door de politie is verhoord en de zaak pas bijna 2,5 jaar later ter terechtzitting is gebracht. Gezien het tijdsverloop en de positieve ontwikkeling van de verdachte, heeft de rechtbank besloten om geen straf of maatregel op te leggen, maar heeft zij artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toegepast, wat betekent dat de verdachte schuldig wordt verklaard zonder strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.659171-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek met gesloten deuren op de terechtzittingen van 21 april 2017 en 3 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en mr. J.D. van der Heijden, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 in Hilversum al dan niet samen met anderen door geweld en bedreiging met geweld een telefoon, geld, drie pakjes sigaretten, oortjes van een Iphone 5 en een portemonnee met een hoeveelheid geld heeft weggenomen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .
Feit 2 primair: op 25 mei 2014 in Hilversum al dan niet samen met anderen door geweld en bedreiging met geweld een (gouden) ketting en een horloge heeft weggenomen van
[slachtoffer 3] ;
Feit 2 subsidiair: op 25 mei 2014 in Hilversum [slachtoffer 3] opzettelijk heeft mishandeld door hem tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan/stompen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte wegens gebrek aan bewijs vrij te spreken van de aan hem onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie acht de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft een bewezenverklaring van de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is om vast te kunnen stellen dat verdachte een aandeel heeft gehad in de beroving van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 2 primair, bewezenverklaring feit 2 subsidiair
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 25 mei 2014 in [plaatsnaam] liep. Er kwam een groepje personen aanlopen. [2] Een blanke jongen uit deze groep gaf hem een klap met zijn vuist. De klap kwam op de zijkant van zijn hoofd terecht en dit deed pijn. [3]
[slachtoffer 3] heeft op een foto van de camerabeelden de jongen met de witte jas herkend als de jongen die hem had geslagen. [4]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en getuigen [getuige 1] en
[getuige 2] herkennen op foto’s van de camerabeelden de jongen met de witte jas als [verdachte] . [5]
Feit 2 primair
Uit het dossier blijkt dat op het moment dat verdachte [slachtoffer 3] de klap gaf, [slachtoffer 3] door een andere jongen van de groep werd beroofd van zijn ketting en/of horloge. Verdachte heeft verklaard dat hij zich van de klap en de beroving niets kan herinneren, omdat hij die avond veel had gedronken. [slachtoffer 3] verklaart hierover dat hij dacht dat de jongen die hem sloeg erg dronken was en hij het idee had dat deze jongen niet eens door had wat er precies aan de hand was. Bewijs dat verdachte wist dat [slachtoffer 3] werd beroofd toen hij hem een klap gaf ontbreekt. Aldus kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de beroving van [slachtoffer 3] en zal hij van het onder feit 2 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Feit 2 subsidiair
De rechtbank acht op grond van voornoemd bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 25 mei 2014 in [plaatsnaam] [slachtoffer 3] tegen het hoofd heeft gestompt, waardoor die [slachtoffer 3] pijn heeft ondervonden. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde mishandeling.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2.
Subsidiair
op 25 mei 2014 te [plaatsnaam] , opzettelijk mishandelend [slachtoffer 3] tegen het hoofd heeft gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 3] pijn heeft ondervonden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.SCHULDIGVERKLARING ZONDER OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte en rekening houdend met het forse tijdsverloop in deze zaak te veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van twintig uur met een proeftijd van zes maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak en een geheel voorwaardelijke geldboete of voorwaardelijke werkstraf met een korte proeftijd op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op een uitgaansavond schuldig gemaakt aan een mishandeling. Hij heeft zonder reden inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer en het slachtoffer pijn gedaan. Het is algemeen bekend dat dit soort feiten gevoelens van angst en onveiligheid bij slachtoffers en in de samenleving veroorzaakt.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Verdachte is op 10 november 2014 voor dit feit door de politie verhoord. Vanaf dat moment diende hij rekening te houden met een tegen hem gerichte strafvervolging. De zaak is vervolgens eerst op 21 april 2017 en derhalve bijna 2,5 jaar later ter terechtzitting aangebracht. Verdachte was ten tijde van het delict minderjarig en dient dus als zodanig te worden berecht volgens het minderjarigenstrafrecht. Er geldt daarom een redelijke termijn van 16 maanden. Deze termijn is met 14 maanden overschreden.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 augustus 2017 volgt dat verdachte op 22 juli 2014 voor het medeplegen van een poging tot oplichting en een poging tot diefstal met braak door de kinderrechter is veroordeeld tot een leerstraf en een deels voorwaardelijk werkstraf en hij op 16 februari 2016 door het Hof voor een mishandeling is veroordeeld tot een werkstraf. Op 9 maart 2017 heeft verdachte een strafbeschikking in de vorm van een geldboete opgelegd gekregen.
Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat verdachte zich positief heeft ontwikkeld. Hij volgt een opleiding en loopt stage. Naast zijn school werkt hij in een restaurant, heeft hij zijn diploma snowboard-docent gehaald en doet hij aan voetbal. Verdachte is veranderd en richt zich op zijn toekomst.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht in dit geval op zijn plaats is en dat aan de verdachte geen straf of maatregel meer dient te worden opgelegd.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9a, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- bepaalt dat ten aanzien van het onder feit 2 subsidiair bewezen verklaarde
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. K.G. van de Streek en A.A. Renken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 oktober 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon en/of een hoeveelheid geld en/of 3 pakjes sigaretten en/of oortjes van een Iphone 5 en/of een portemonnee met onder andere een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat, hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben tegengehouden en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen op/tegen een been heeft/hebben geschopt/getrapt en/of meermalen in/tegen het gezicht en/of hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of (vervolgens)
- aan/in de zakken van die [slachtoffer 1] heeft gevoeld, althans afgetast en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "Of je geeft nu je laatste 20 euro voor je telefoon of ik geef je telefoon aan [A] en die loopt er mee weg", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 2] getuige is van het bovenstaande) een portemonnee van die [slachtoffer 2] heeft (af)gepakt.
2.
Primair
hij op of omstreeks 25 mei 2014 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (gouden) ketting en/of een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- dicht op/bij die [slachtoffer 3] ging staan en/of voornoemde ketting van de nek
van die [slachtoffer 3] stuk trok en/of
- die [slachtoffer 3] in/tegen het gezicht en/of hoofd heeft geslagen/gestompt;
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 mei 2014 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 3] in/tegen het gezicht en/of hoofd heeft geslagen/gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal […] / 14DRG14093, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd blz. PD2 tot en met blz. ZD13.107. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, blz. ZD13.6
3.Proces-verbaal van aangifte, blz. ZD13.7.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever, blz. ZD13.12.
5.Proces-verbaal van bevindingen, blz. ZD13.19, proces-verbaal van bevindingen, blz. ZD13.22, proces-verbaal van verhoor getuige, blz. ZD13.44 en proces-verbaal van verhoor getuige, blz. ZD13.49.