Uitspraak
Verstekvonnis van 25 oktober 2017
[gedaagde] ,
De overwegingen van de kantonrechter
€ 9.803,82
€ 4.650,00
€ 300,00(1 punt x tarief € 300,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen DEFAM B.V. en een gedaagde partij over een doorlopend kredietovereenkomst die in 1995 was gesloten. De eisende partij vorderde betaling van de hoofdsom van € 10.728,28 en een bedrag aan rente van € 13.903,14. Gedurende de looptijd van de overeenkomst heeft de gedaagde partij geen aflossingen gedaan op de hoofdsom, en de rente bleef oplopen. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van misbruik van bevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 3:13 BW, omdat de eisende partij een betalingsregeling had aangeboden, maar vervolgens lang heeft gewacht met het instellen van een vordering. De kantonrechter stelde vast dat de eisende partij niet binnen een redelijke termijn na het stoppen van de betalingen van de gedaagde partij een gerechtelijke procedure had gestart. Hierdoor werd de vordering tot betaling van de hoofdsom toegewezen, maar de gevorderde contractuele rente werd afgewezen. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 871,05 werden begroot, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.