Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
[bedrijf 1] B.V. is een financieringsmaatschappij gehouden door dezelfde eigenaar van [bedrijf 2] . [bedrijf 1] leent deze gelden uit aan de [bedrijf 2] groep.”
4. Verpanding van de bestaande en toekomstige debiteuren van tot de Groep[behorende – invoeging rechter]
vennootschappen van [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. ten behoeve van leninggever.”
stil pandrecht zal verlenen op alle bestaande en toekomstige vorderingen van pandgever.”, zoals vermeld in onderdeel C onder “Overeenkomst tot stille verpanding”. Ter uitvoering van die verplichting heeft in onderdeel D “Vestiging pandrechten” iedere pandgever afzonderlijk aan [gedaagde] in stil pand gegeven:
“alle vorderingen (waaronder begrepen eventuele andere rechten van de pandgever die thans reeds bestaan of zullen voortvloeien uit een thans reeds bestaande rechtsverhouding, …”. Daarvan zijn de vorderingen die op 11 maart 2016 bestonden, voor elke pandgever afzonderlijk vermeld op een staat die aan de pandakte is gehecht. Volgens vermelding in de pandakte is tevens een kopie van de geldleningsovereenkomst aan de pandakte gehecht.
Ter nakoming van de sub C bedoelde verplichting tot pandverlening zal de pandgever bovendien stil pandrecht vestigen op alle vorderingen waaronder begrepen eventuele andere rechten ingevolge de uitoefening door de schuldenaar van diens bedrijf, die voor de schuldenaar zullen ontstaan, voor zover deze niet reeds ingevolge het hierboven sub D vermelde zijn verpand.
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie
.. de pandgever … stil pandrecht [zal] vestigen” op nieuwe vorderingen, en (ii) dat “
... de pandgever zich [verbindt] telkens … mede te werken aan verpanding van die vorderingen”. Zonder medewerking van (één van) [eiseres sub 1] c.s. als pandgever(s) kan dus niet worden aangenomen dat een nieuwe verpanding heeft plaatsgevonden. [gedaagde] beroept zich voor de uitvoering van die nieuwe verpandingen op debiteurenlijsten die zij van [eiseres sub 1] c.s. stelt te hebben ontvangen en die zij vervolgens bij de Belastingdienst heeft laten registreren. [eiseres sub 1] c.s. hebben echter gemotiveerd betwist dat zij bekend waren met het verstrekken van die debiteurenlijsten aan [gedaagde] , en zij hebben ook gesteld dat die lijsten, blijkens de erop vermelde namen, niet zijn verstrekt door personen die bevoegd waren om voor hen op te treden. [gedaagde] heeft daartegenover niets naders gesteld of overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat het verstrekken van die nieuwe debiteurenlijsten wél bij (één van) [eiseres sub 1] c.s. bekend was en dat die lijsten door een bevoegde persoon waren overgelegd, en zij heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat die lijsten bedoeld waren om als een nadere akte van verpanding te dienen. Van de vereiste medewerking van [eiseres sub 1] c.s. is dan ten aanzien van die debiteurenlijsten geen sprake, zodat die lijsten reeds om die reden niet als een nadere verpanding kunnen gelden.
– 816,00
6.De beoordeling in reconventie
– 408,00