Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 31 mei 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 6 september 2017.
2.De feiten
3.Het geschil
- € 40.000, te vermeerderen met wettelijke handelsrente hierover vanaf 25 november 2016,
- € 1.025 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf de datum van de dagvaarding.
- € 10.833,33 exclusief BTW (de factuur van [eiser sub 2] voor februari 2015), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 10 februari 2015,
- € 10.833,33 exclusief BTW (de factuur van [eiser sub 2] voor maart 2015), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 10 april 2015
- € 9.100 (BTW over de eerste vier facturen van [eiser sub 2] ), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover, primair vanaf 10 april 2015 en subsidiair, ten aanzien van de termijn van maart 2015, vanaf 4 februari 2016,
- € 934,65 (het aan [gedaagde] toe te rekenen deel van de door [eiser sub 2] aan de leasemaatschappij betaalde leasetermijn over september 2014), te vermeerderen met de wettelijke (handels-)rente hierover vanaf de datum van de dagvaarding,
- € 1.335,21 (de aan [gedaagde] toe te rekenen, door [eiser sub 2] aan de leasemaatschappij betaalde, leasetermijn over november 2014), te vermeerderen met de wettelijke (handels-)rente hierover vanaf de datum van de dagvaarding,
- € 1.228,16 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf de datum van de dagvaarding.
- € 20.000 (de helft van € 40.000), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 25 november 2016,
- € 975 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van de dagvaarding.
4.De beoordeling
Geen dwaling van [gedaagde]
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894)