Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 mei 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 28 juni 2017
- het B-16 formulier van de curator van 26 juli 2017, met productie 14
- de akte uitlating productie van [eiser] van 23 augustus 2017.
2.De feiten
€ 6.448,00
€ 16.688,32
€ 578.358,07
€ 927.000,00
bijlage 1.1, of (ii) in de toekomst zal verwerven (de “Bedrijfsinventaris”).
bijlage 1.2en (ii) alle overige vorderingen die Drukkerij Atlas rechtstreeks zal verkrijgen uit ten tijde van deze verpanding reeds tussen Drukkerij Atlas en een (toekomstig) debiteuren en/of derde bestaande rechtsverhouding.’
Nemen het volgende in aanmerking:
Nemen het volgende in aanmerking:
Nemen het volgende in aanmerking:
Nemen het volgende in aanmerking:
3.Het geschil
in conventie
primair: [eiser] veroordeelt tot betaling aan de curator van het meerdere dat zij heeft uitgewonnen boven het door haar gesecureerde deel van haar vordering, en dit bedrag vooralsnog begroot op € 96.867,89, althans een in goede justitie te betalen bedrag, maar dat rekening wordt gehouden met een redelijk bedrag aan executiekosten aan de zijde van [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van het vonnis tot de datum van algehele voldoening;
4.De beoordeling
doorgeleend aan Practicum Holding is immers niet van belang voor het antwoord op de vraag of [eiser] dat bedrag van € 373.000 als onderdeel van het bedrag van € 1,3 miljoen heeft geleend aan Atlas Holding II. Ten overvloede wordt in dit verband ook nog opgemerkt dat niet vaststaat dat de doorlening nietig is, gelet op de tekst van artikel 2:207c lid 2 BW (oud) en artikel 81 lid 1 en lid 3 van de Overgangswet Nieuw BW.
1.130,00(2,5 punten × tarief € 452,00)