Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 april 2017 in de zaak tussen
Nederlandse Omroep Stichting, te Hilversum, eiseres
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder
Universiteit van Amsterdam (UvA) h.o.d.n. Allard Pierson Museum, te Amsterdam, gemachtigde: mr. P.L. Loeb.
Procesverloop
Overwegingen
4.1. Document 2: verweerder heeft de integrale weigering tot openbaarmaking van dit document gehandhaafd onder aanvulling van de motivering. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat dit document een advies aan de minister betreft ten behoeve van een gesprek met de Oekraïense minister van Buitenlandse Zaken. Het is opgesteld ten behoeve van intern beraad en bevat persoonlijke beleidsopvattingen over het aan de orde stellen van bepaalde zaken. De minister kon hiervan ook afwijken. Het document geeft ook inzicht in de voorbereiding van het gesprek met de Oekraïense minister en het is mogelijk dat niet alle bespreekpunten in het gesprek ook daadwerkelijk aan de orde zijn gekomen. Openbaarmaking is nadelig voor een soepel verloop van internationale contacten en voor een efficiënte gegevensuitwisseling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende gemotiveerd waarom de weigeringsgronden van artikelen 10, tweede lid, onder a en g en 11, eerste lid, van de Wob zich tegen openbaarmaking verzetten. Het feit dat het om mogelijke bespreekpunten en een concept-woordvoering gaat, opgesteld in de voorbereidende fase van een gesprek, maakt dat artikel 11, eerste lid, van de Wob zich tegen openbaarmaking verzet. Dat niet vaststond dat de inhoud ook daadwerkelijk op die manier besproken zou worden is, anders dan eiseres stelt in zijn zienswijze, wel een relevante toevoeging aan de motivering.
4.2. Document 132: verweerder heeft de e-mailberichten alsnog openbaar gemaakt en de bijlage bij dit bericht opnieuw integraal geweigerd. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat het een conceptovereenkomst betreft voor de verlenging van de Krimtentoonstelling en geen definitieve versie. De status van “concept” van het document is voor een willekeurige derde niet eenduidig af te leiden uit het document. Openbaarmaking van dit concept kan de belangen van het APM in de relatie met de Oekraïne en de uitlenende musea alsook de belangen in de lopende gerechtelijke procedure schaden. Genoemde partijen zouden mogelijk met een onjuiste uitleg of duiding van de inhoud kunnen worden geconfronteerd. Eiseres voert in de zienswijze aan dat onaannemelijk is dat de conceptovereenkomst er op geen enkele wijze blijk van geeft dat het geen definitieve versie betreft. Verweerder had dit eenvoudig kunnen oplossen door het document alsnog als concept aan te duiden. Verder stelt eiseres dat als sprake is van een concept ervan uitgegaan moet worden dat er ook een definitieve versie is gevolgd. Die heeft eiseres niet ontvangen van verweerder. Het bestreden besluit dient dus vernietigd te worden, omdat een onder het Wob-verzoek vallend document zonder opgaaf van redenen is geweigerd.
4.3. Naar aanleiding van een vraag hierover van de rechtbank heeft verweerder de rechtbank bericht dat geen definitieve versie van de conceptovereenkomst is aangetroffen en dat navraag bij het APM heeft uitgewezen dat het niet tot een definitieve overeenkomst is gekomen. De rechtbank ziet geen reden om aan deze toelichting van verweerder te twijfelen. Eiseres heeft niet gesteld en dus ook niet aannemelijk gemaakt dat het document toch bij verweerder berust. Dit betekent dat er van uit moet worden gegaan dat document 132 een conceptversie is van een overeenkomst die uiteindelijk niet tot een definitieve overeenkomst heeft geleid. De rechtbank stelt verder vast dat uit het document zelf inderdaad niet eenduidig valt af te leiden dat het een conceptversie betreft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat de belangen genoemd in artikel 10, tweede lid, onder a en g, van de Wob zwaarder dienen te wegen dan het belang van openbaarmaking.
4.4. Documenten 135 en 140: verweerder heeft de integrale weigering van deze documenten gehandhaafd onder aanvulling van de motivering in het bestreden besluit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder nu voldoende gemotiveerd dat de weigeringsgrond ‘onevenredige benadeling’ zich tegen openbaarmaking verzet. Dat verweerder niet nader heeft gemotiveerd waarom de weigeringsgrond ‘internationale betrekkingen’ zich ook tegen openbaarmaking van deze documenten verzet, is daarom niet meer relevant.
4.5. Document 167: in het aanvullende besluit van 29 september 2016 heeft verweerder, naar aanleiding van hetgeen de rechtbank in de tussenuitspraak heeft overwogen, opgemerkt dat op de inventarislijst ten onrechte is vermeld dat de overige ‘exhibit lists’ (documenten 97, 99, 101, 103 en 105) gedeeltelijk openbaar zijn gemaakt. Dit is niet het geval en in het aanvullende besluit heeft verweerder alsnog besloten deze documenten niet openbaar te maken, na het inwinnen van de zienswijze van derde-partij hierop. Verweerder heeft aan de weigering tot openbaarmaking ten grondslag gelegd dat de duiding van in- en uitgeleende objecten en hun waarde gegevens zijn die in het kader van de garantieverklaringen vertrouwelijk door bruikleengevers aan het APM zijn verstrekt. In de Ethische Code voor Musea (Ethische Code) is dit ook neergelegd. Openbaarmaking van de lijsten zou, gelet op de Ethische Code, de reputatie van het APM als zorgvuldige inlenende partij kunnen schaden. Met het oog op de tentoonstelling is de catalogus met informatie over de Krimtentoonstelling samengesteld. Meer gegevens over de objecten dan daarin staan vermeld, mogen niet openbaar worden.
4.6. Omdat verweerder heeft verwezen naar de catalogus van de tentoonstelling heeft de rechtbank verweerder verzocht duidelijk te maken in hoeverre er overlap bestaat tussen de gegevens in de catalogus en de gegevens in de exhibit lists en indien deze overlap er is, te motiveren waarom de gegevens in de exhibit lists die ook in de (openbare) catalogus staan vermeld, niet openbaar gemaakt kunnen worden. Verweerder heeft daarop gemotiveerd het verschil tussen de catalogus en de exhibit lists uiteengezet. Derde-partij heeft dit aangevuld bij brief van 11 januari 2017.
4.7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd uiteengezet dat er een groot verschil bestaat tussen de catalogus en de exhibit lists. De catalogus is een informatieve publicatie in boekvorm die achtergrondinformatie geeft over de tentoonstelling en de geschiedenis van de Krim, voorzien van beeldmateriaal. In de catalogus zijn enkele foto’s opgenomen van objecten die tentoongesteld zijn, maar in overwegende mate foto’s van objecten die geen onderdeel hebben uitgemaakt van de tentoonstelling. Bij de foto’s wordt geen detailinformatie gegeven, zoals objectnummers, bruikleennummers, bruikleengevers, gewichten, waarden, conditie e.d. waardoor de relatie met de exhibit lists, waarin al deze informatie wel staat, geheel ontbreekt. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank voldoende inzichtelijk gemaakt waarom er nauwelijks tot geen overlap bestaat tussen de catalogus en de exhibit lists, zodat daarin geen reden kan worden gevonden tot openbaarmaking van gegevens op de exhibit lists. Ook heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat openbaarmaking van de exhibit lists tot onevenredige benadeling van derde-partij zou leiden. Dat de Ethische Code geen harde norm bevat of een bijzondere op de Wob voorgaande regeling betreft die aan openbaarmaking in de weg staat, doet daar niet aan af. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat deze weigeringsgrond zich verzet tegen openbaarmaking.
4.8. Document 177: dit document betreft een exportvergunning. Verweerder heeft een Engelse vertaling van dit document openbaar gemaakt, behalve de daarin opgenomen namen, het verzekerde bedrag en het aantal objecten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, onder verwijzing naar wat eerder in het bestreden besluit is gesteld met betrekking tot de namen, bedragen en het aantal objecten, voldoende gemotiveerd waarom deze gegevens niet openbaar gemaakt mogen worden.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;