Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
,
1.1. Verloop van de procedure
2.2. Vaststaande feiten
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [2012] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2017 een beschikking gegeven inzake de kinderalimentatie voor het minderjarige kind van partijen, die een affectieve relatie hebben gehad. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. L. van Eck Rasmussen, verzocht de rechtbank om een bijdrage van de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Lont, van € 25,-- per maand, met ingang van 17 oktober 2016. De man voerde verweer en stelde dat hij geen draagkracht had om deze bijdrage te betalen, omdat hij onderhoudsplichtig was voor zijn nieuwe partner en diens kinderen en hij een WAJONG-uitkering ontving.
De rechtbank heeft de procedure behandeld met gesloten deuren op 16 mei 2017, waarbij beide partijen aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behoefte van het kind € 222,-- per maand bedraagt, geïndexeerd naar 2017 is dit € 234,--. De rechtbank heeft overwogen dat de man onvoldoende draagkracht heeft om de gevraagde bijdrage te betalen, maar dat hij wel onderhoudsplichtig is voor het kind. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de kinderalimentatie vastgesteld op 1 december 2016, de datum van indiening van het verzoekschrift, en heeft de bijdrage vastgesteld op € 25,-- per maand, met de overweging dat de man zijn financiële situatie niet voldoende heeft onderbouwd om een lagere bijdrage te rechtvaardigen.
De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.