Uitspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2017
[veroordeelde] ,
OVERWEGINGEN
€ 78.050,-.
BESLISSING
€ 78.050,-.
Rechtbank Midden-Nederland
In de ontnemingszaak tegen de veroordeelde, geboren in 1971, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 26 september 2017, waarbij de officier van justitie, mr. A.J.S. Visser, de veroordeelde en zijn raadsman, mr. W.H. Boomstra, hoorden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken van het voorbereidend onderzoek, waaronder het vonnis van de meervoudige strafkamer van dezelfde rechtbank in de onderliggende strafzaak, waarin de veroordeelde was veroordeeld voor diefstal, meermalen gepleegd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt van het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 78.050,-, en dat de veroordeelde de verplichting krijgt opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. De raadsman heeft verzocht om matiging van dit bedrag, gezien de grote hoeveelheid schulden van de veroordeelde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen termen zijn voor matiging, omdat de financiële situatie van de veroordeelde onvoldoende onderbouwd is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten door de verkoop van gestolen goederen, waaronder geheugensticks en harde schijven, en heeft het bedrag van € 78.050,- als wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld. De rechtbank legt de veroordeelde de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te voldoen, zonder mogelijkheid tot matiging.