ECLI:NL:RBMNE:2017:5103

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
11 oktober 2017
Zaaknummer
706776-15 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

In de ontnemingszaak tegen de veroordeelde, geboren in 1971, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 26 september 2017, waarbij de officier van justitie, mr. A.J.S. Visser, de veroordeelde en zijn raadsman, mr. W.H. Boomstra, hoorden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken van het voorbereidend onderzoek, waaronder het vonnis van de meervoudige strafkamer van dezelfde rechtbank in de onderliggende strafzaak, waarin de veroordeelde was veroordeeld voor diefstal, meermalen gepleegd.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt van het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 78.050,-, en dat de veroordeelde de verplichting krijgt opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. De raadsman heeft verzocht om matiging van dit bedrag, gezien de grote hoeveelheid schulden van de veroordeelde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen termen zijn voor matiging, omdat de financiële situatie van de veroordeelde onvoldoende onderbouwd is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten door de verkoop van gestolen goederen, waaronder geheugensticks en harde schijven, en heeft het bedrag van € 78.050,- als wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld. De rechtbank legt de veroordeelde de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te voldoen, zonder mogelijkheid tot matiging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16/706776-15

Vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2017

in de ontnemingszaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [1971] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
volgens opgave ter terechtzitting wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2017, waarbij mr. A.J.S. Visser, officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman mr. W.H. Boomstra, advocaat te Amsterdam, zijn gehoord.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken van het voorbereidend onderzoek, te weten:
- het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 10 oktober 2017 in de onderliggende strafzaak met parketnummer 16/6706776-15;
- de stukken behorende tot het dossier in die strafzaak.

OVERWEGINGEN

De meervoudige strafkamer van deze rechtbank heeft veroordeelde in de onderliggende strafzaak met voornoemd parketnummer bij vonnis van 10 oktober 2017 veroordeeld ter zake:
diefstal, meermalen gepleegd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e vijfde lid van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en dat zij aan veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van dit voordeel. Dit voordeel wordt door de officier van justitie geschat op
€ 78.050,-.
De raadsman heeft zich, voor wat betreft het vast te stellen bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Gelet op de grote hoeveelheid schulden die veroordeelde heeft, heeft de raadsman verzocht het bedrag dat veroordeelde aan de Staat dient te betalen, te matigen.
Dat veroordeelde het bewezenverklaarde heeft begaan, blijkt uit voormeld vonnis en uit de in dat vonnis opgenomen bewijsmiddelen. De rechtbank ontleent aan de inhoud van die bewijsmiddelen het oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde feit en andere strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft genoten als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Uit deze bewijsmiddelen volgt namelijk dat veroordeelde de door hem weggenomen goederen – geheugensticks en harde schijven – op verschillende momenten heeft doorverkocht aan een derde partij en daar in totaal € 78.050,- voor heeft ontvangen.
De rechtbank schat aldus het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 78.050,-.
De rechtbank zal aan veroordeelde de verplichting opleggen om ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel voornoemd bedrag van € 78.050,- aan de Staat te voldoen.
De rechtbank acht geen termen aanwezig voornoemd bedrag te matigen, nu de financiële onmogelijkheid om voornoemd bedrag te voldoen niet dan wel onvoldoende is onderbouwd en evenmin gebleken is dat de financiële situatie van veroordeelde betaling van dit bedrag thans, dan wel in de toekomst, niet toe zou laten.

BESLISSING

De rechtbank stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat, vast op
€ 78.050,-.
De rechtbank legt aan veroordeelde de verplichting op om ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te voldoen een bedrag van
€ 78.050,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. K.G. van de Streek en A.A. Renken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2017.