ECLI:NL:RBMNE:2017:5102

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
11 oktober 2017
Zaaknummer
706776-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van hardware door werknemer uit magazijn van werkgever

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2017, is de verdachte beschuldigd van diefstal van hardware, waaronder 1100 geheugensticks en 136 harde schijven, die toebehoren aan zijn werkgever. De feiten vonden plaats tussen 4 februari 2015 en 3 juli 2015 in Almere. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 26 september 2017, waar de officier van justitie, mr. A.J.S. Visser, de vordering heeft ingediend en de verdediging werd gevoerd door mr. W.H. Boomstra en mr. A. Verbruggen namens de benadeelde partij.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. De verdachte heeft het primair ten laste gelegde feit bekend, en de rechtbank heeft op basis van verschillende bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van verhoor, geoordeeld dat het feit wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren.

De benadeelde partij heeft een vordering ingediend voor materiële schade, maar de rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet rechtstreeks was veroorzaakt door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de benadeelde partij in de kosten van de verdachte veroordeeld, tot op heden begroot op nihil. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte onder bijzondere voorwaarden geplaatst onder toezicht van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/706776-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [woonplaats] , [adres] ,
volgens opgave ter terechtzitting wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. W.H. Boomstra, advocaat te Amsterdam, alsmede van hetgeen mr. A. Verbruggen, advocaat te Amsterdam, namens de benadeelde partij [benadeelde] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 4 februari 2015 tot en met 3 juli 2015 te Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen 1100 geheugensticks Micron 16 GB, 250 geheugensticks Micron 8 GB en 136 harde schijven Sandisk SSD 960 GB, die aan [benadeelde] toebehoren, heeft gestolen.
Subsidiair is dit ten laste gelegd als verduistering uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als monteur bij [benadeelde] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gedaan, acht hij niet bewezen, zodat hij van dat onderdeel van te tenlastelegging vrijspraak heeft gevorderd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het primair ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 september 2017;
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 23 maart 2017, blad 2 t/m 4;
  • het proces-verbaal van aangifte van 8 juli 2015, p. 1 t/m 2;
  • het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 9 juli 2015, p. 148;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 4 augustus 2015, p. 254 t/m 255.
De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op tijdstippen in de periode van 4 februari 2015 tot en met 3 juli 2015 te Almere, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een aantal geheugensticks, Micron 16 GB, in totaal 1100 geheugensticks en
- een aantal geheugensticks, Micron 8 GB, in totaal 250 geheugensticks en
- een aantal harde schijven, Sandisk, SSD 960 GB, in totaal 136,
telkens toebehorende aan [benadeelde] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de zaak te lang stil heeft gelegen en de rechtbank verzocht daar in de strafoplegging rekening mee te houden. Een gevangenisstraf zou, nu verdachte op de goede weg is, ontwrichtend werken, hetgeen ook in het reclasseringsrapport wordt aangegeven. De raadsman heeft verzocht aan verdachte een taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich, gedurende een lange periode van een aantal maanden, schuldig gemaakt aan diefstal van een groot aantal geheugensticks en harde schijven uit het magazijn van zijn werkgever. Verdachte heeft deze goederen vervolgens doorverkocht aan een derde partij, waar hij een totaalbedrag van € 78.050,- voor heeft ontvangen. Verdachte heeft laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendom en enkel oog te hebben gehad voor zijn eigen financiële gewin. Hij heeft op deze manier het vertrouwen, dat door zijn werkgever in hem werd gesteld, ernstig beschaamd. Ook gedurende de periode dat hij zich schuldig maakte aan de diefstallen is er geen moment geweest dat hij op zijn schreden terugkeerde.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 14 augustus 2017 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Na het plegen van onderhavig bewezenverklaard feit is verdachte veroordeeld voor vermogensdelicten, zodat de rechtbank in de strafoplegging rekening zal houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsrapport van 25 september 2017. Uit dit rapport volgt dat verdachte gedurende jaren zijn problemen niet onder ogen heeft willen zien, waardoor onder meer schulden ontstonden die steeds groter werden. Verdachte ziet thans in dat zijn probleemhantering allesbehalve constructief is en wil hieraan werken. Er is reeds een hulpverleningstraject opgezet dat zijn vruchten afwerpt. De reclassering acht het hebben van dagbesteding, hetzij betaald werk, hetzij vrijwilligerswerk, van groot belang. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal het resocialisatietraject doorbreken, wat naar verwachting enkel recidiveverhogend zal werken, zodat geadviseerd wordt om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke taakstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: 1) een meldplicht bij de reclassering, 2) de verplichting mee te werken aan een dagbesteding en 3) meewerken aan het tot stand komen van een schuldsaneringstraject.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten voor fraude, die bij een fraudebedrag tussen de € 70.000,- en € 125.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf tot negen maanden dan wel een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf noemen. Hoewel de ernst van het bewezenverklaarde feit op zichzelf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt is de rechtbank, met de reclassering, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het resocialisatietraject van verdachte zou doorkruisen Dit acht de rechtbank niet wenselijk, nu er bij verdachte sprake is van een positieve ontwikkeling. Daarbij komt dat het bewezenverklaarde in 2015 heeft plaatsgevonden en de rechtbank acht het ook om die reden niet passend om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank beoogt daarmee verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Dit is van belang nu verdachte zich ook ná onderhavig feit schuldig heeft gemaakt aan vermogensdelicten. Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Daarnaast acht de rechtbank het passend aan verdachte een taakstraf voor de maximale duur op te leggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] (hierna: [benadeelde] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van USD 225.011,- aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Daarnaast heeft [benadeelde] USD 40.141,62 aan proceskosten gevorderd.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van rechtstreekse schade en de benadeelde partij om die reden in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De proceskosten moeten volgens de officier van justitie worden afgewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat sprake is van een onevenredige belasting van het strafgeding. Ook is er geen rechtstreekse schade, zodat de vordering moet worden afgewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de vordering ziet op goederen die bij [benadeelde] zijn weggenomen, maar niet bij [bedrijf] zijn aangetroffen en in beslag genomen en daarom niet aan [benadeelde] zijn geretourneerd. Diefstal van deze goederen is echter niet ten laste gelegd en dus ook niet bewezen verklaard, zodat geen sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezen verklaarde feit, als bedoeld in artikel 361 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal melden bij het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering op het adres Weesperzijde 70 te Amsterdam , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan een dagbesteding;
* zal meewerken aan het tot stand komen van een schuldsaneringstraject;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij
  • verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. K.G. van de Streek en A.A. Renken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 februari 2015 tot en met 3 juli 2015 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een aantal geheugensticks, Micron 16 GB, (in totaal 1100 geheugensticks) en/of
- een aantal geheugensticks, Micron 8 GB, (in totaal 250 geheugensticks) en/of
- een aantal harde schijven, Sandisk, SSD 960 GB, (in totaal 136 geheugensticks),
in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 februari 2015 tot en met 3 juli 2015 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk
- een aantal geheugensticks, Micron 16 GB, (in totaal 1100 geheugensticks) en/of
- een aantal geheugensticks, Micron, 8 GB, (in totaal 250 geheugensticks) en/of
- een aantal harde schijven, Sandisk, SSD, 960 GB, (in totaal 136 geheugensticks),
in elk geval enig goed, dat / die (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als monteur (server build technician), in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 januari 2016, genummerd 2015209289, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd p. 1 t/m 310, alsmede een los bijgevoegd ‘aanvullend dossier’. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.