ECLI:NL:RBMNE:2017:5101

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
11 oktober 2017
Zaaknummer
659739-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en diefstal met geweld in Lelystad

Op 10 oktober 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 juni 2017 in Lelystad een poging tot afpersing en diefstal heeft gepleegd. De verdachte heeft geprobeerd een kassière van een winkel onder bedreiging met een mes te dwingen geld af te geven. Tijdens de zitting op 26 september 2017 heeft de officier van justitie, mr. J. Zeilstra, de vordering gedaan, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.N. de Bruijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. De rechtbank heeft de verklaringen van de kassière en getuigen als bewijs gebruikt, evenals camerabeelden van de winkel. De verdachte heeft de feiten bekend, maar zijn verdediging stelde dat er geen sprake was van een serieuze poging tot afpersing omdat de kassière niet in staat was om geld af te geven. De rechtbank oordeelde echter dat de poging tot afpersing wettig en overtuigend bewezen was, ondanks de verdediging van de raadsvrouw. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie en een stoornis in cocaïnegebruik. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 71 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank heeft bijzondere aandacht besteed aan de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en de noodzaak voor hem om in een beschermde omgeving te blijven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659739-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1987] te [geboorteplaats]
BRP-adres: [postcode] [woonplaats] , [adres]
volgens opgave ter terechtzitting wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J. Zeilstra en van hetgeen verdachte en mr. M.N. de Bruijn, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. Primair
op 28 juni 2017 te Lelystad heeft gepoogd om door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer] en/of [naam winkel] door tegen die [slachtoffer] meerdere malen te zeggen: “doe al je geld in deze tas” en/of dat zij het geld uit de kassa moest geven en door een (keuken)mes te pakken en deze dreigend in haar richting te houden.
Subsidiair is dit ten laste gelegd als bedreiging.
2.
op 28 juni 2017 te Lelystad een (keuken)mes, toebehorende aan [naam winkel] , heef gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde en daartoe aangevoerd dat sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging nu aangeefster een pinkassa bediende en de actie van verdachte nooit zou kunnen leiden tot afgifte van enig goed of geld. De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd voor het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen voor feit 1
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 28 juni 2017 als kassière werkte bij de [naam winkel] aan [straatnaam] [nummeraanduiding] - [nummeraanduiding] in [vestigingsplaats] . Op enig moment stond er een man aan haar kassa – een pinkassa – met een [naam winkel] tasje in zijn hand. Hij zei tegen haar: “Doe al je geld in deze tas”. Aangeefster zag dat de man een mes uit zijn jas pakte en daarmee naar haar wees. Het mes omschrijft zij als een keukenmes. Zij heeft geen goederen aan de man gegeven. [2]
Door de politie zijn de camerabeelden van de [naam winkel] bekeken. Verbalisant herkende verdachte op de beelden. Hij zag dat verdachte om 17.56.27 uur een lege, nieuwe plastic tas op de band legt en vervolgens een klein mes – met het formaat van een aardappelschilmesje – uit de binnenzak van zijn jas pakt en dit ter hoogte van zijn rechterheup/borst houdt. Om 17.57.10 uur loopt een mannelijk personeelslid naar de achterzijde van de kassa. Verdachte staat rustig te wachten met het mes nog steeds in dezelfde houding. De kassière loopt rustig weg en helpt een aantal klanten bij een andere kassa. Verdachte blijft ondertussen op dezelfde plaats staan wachten. Om 17.58.43 uur legt verdachte het mes voor het mannelijk personeelslid op de band en loopt samen met hem in de richting van de kantoorruimte van de winkel. [3]
Door getuige [getuige] is verklaard dat zij achter de informatiebalie stond toen zij werd gebeld door aangeefster. Zij is naar haar toegegaan en zag dat er een man met een mes tegenover aangeefster stond. Hij zei: “Stop geld in deze tas”. Hij heeft dat een aantal keren gezegd. Zij zag dat de man in zijn ene hand een mes vasthield en in de andere hand een plastic tas. De man hield het mes op aangeefster gericht. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij langs de kassa’s is gelopen om te kijken bij wie hij het beste een overval kon plegen. Hij pakte een [naam winkel] tas en zei tegen de vrouw: “Vul die tas met heel veel geld en geef het aan mij terug”. Hij deed zijn jas open en haalde een mes uit zijn binnenzak en liet dat haar zien. Hij richtte het mes op de vrouw. Hij had geld nodig om een kamer te huren en drugs te kopen. [5]
Bewijsoverweging voor feit 1
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot afpersing wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging. Verdachte stond bij een pinkassa, waar geen geld aanwezig was. In de kassalades van de overige kassa’s was echter wel geld aanwezig, zodat niet is uit te sluiten dat het handelen van verdachte zou resulteren in een voltooide afpersing.
Bewijsmiddelen voor feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit feit bekend en door de raadsvrouw is geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 september 2017;
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 29 juni 2017, p. 20 tweede alinea;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 29 juni 2017, p. 50.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. Primair
op 28 juni 2017 te [vestigingsplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer] en/of [naam winkel] (filiaal [straatnaam] [nummeraanduiding] - [nummeraanduiding] ),
- die [slachtoffer] meerdere malen de woorden heeft toegevoegd "doe al je geld in deze tas", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- een (keuken)mes heeft gepakt en dat vervolgens dreigend in de richting van die [slachtoffer] heeft gehouden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 28 juni 2017 te [vestigingsplaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (keuken)mes, toebehorende aan [naam winkel] (filiaal [straatnaam] [nummeraanduiding] - [nummeraanduiding] ).
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair of 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot afpersing.
Ten aanzien van feit 2:
diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is door C.J.F. Kemperman, psychiater, een rapport van 14 september 2017 opgemaakt. Het rapport houdt onder meer het volgende in.
Verdachte is een verstandelijk beperkte man met schizofrenie en een stoornis in cocaïnegebruik, die in remissie is. Deze stoornissen waren ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig en hebben het handelen van verdachte beïnvloed. Verdachte’s zelfcontrole was namelijk verminderd en daarnaast heeft hij beperkt empathisch vermogen, is er sprake van impulsiviteit en van een gestoorde realiteitstoetsing. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het ontbreken van een goede dagbesteding, van een steunend netwerk en van een geschikte begeleide woonplek kunnen van belang zijn voor de kans op recidive. De psychiater adviseert de huidige behandeling en begeleiding bij [naam instelling] , waar verdachte thans verblijft, voort te zetten.
De rechtbank is, gelet op de conclusie van de deskundige, van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 71 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 100 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing door een kassière van de [naam winkel] , onder bedreiging met een uit diezelfde [naam winkel] gestolen (keuken)mes, te dwingen tot afgifte van geld. Verdachte heeft niet alleen geen respect gehad voor andermans goederen en eigendom, maar ook de betreffende kassière en het overige personeel schrik aangejaagd, wat de rechtbank hem kwalijk neemt.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 14 augustus 2017 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 20 september 2017. Er is volgens de reclassering sprake is van een delictpatroon van met name vermogensdelicten. Verdachte is sinds zijn zeventiende in beeld bij de geestelijke gezondheidszorg vanwege chronische psychiatrische problemen en heeft inmiddels talloze opnames en behandelingen binnen de GGZ ondergaan. Sinds februari 2016 woont verdachte bij de [naam instelling] en sinds zes weken krijgt hij zijn antipsychoticum door middel van een depot toegediend waardoor er geen sprake meer is van op de voorgrond tredende negatieve wanen, hallucinaties of middelengebruik. Verdachte zal langdurig zorgafhankelijk zijn en gebaat zijn bij een steunende omgeving, die veiligheid, structuur en voorspelbaarheid biedt. De [naam instelling] voorziet verdachte van een beschermde therapeutische woonvorm met permanent toezicht, kan dit voor langere tijd bieden en verdachte is daar inmiddels goed ingebed. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal tot gevolg hebben dat verdachte uit deze omgeving wordt gehaald waardoor de kans op decompensatie, resulterend in psychotisch gedrag, fors toeneemt. Geadviseerd wordt om, bij wijze van een stok achter de deur, aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Bijzondere voorwaarden acht de reclassering niet geïndiceerd. Daarnaast adviseert de reclassering een taakstraf op te leggen. Deze taakstraf kan op het terrein van [naam instelling] en onder begeleiding worden verricht.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank zal bepalen dat het onvoorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf gelijk is aan de duur van het voorarrest, zodat verdachte bij de [naam instelling] kan blijven wonen, wat zij van belang acht. Met het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf van na te melden duur passend. De rechtbank heeft in de strafoplegging rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45, 57, 310 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
33 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
14 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
40 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Renken, voorzitter, mrs. K.G. van de Streek en M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [naam winkel] (filiaal [straatnaam] [nummeraanduiding] - [nummeraanduiding] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal (dreigend) de woorden heeft toegevoegd "doe al je geld in deze tas" en/of dat zij, die [slachtoffer] het geld uit de kassa moest geven, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- een (keuken)mes heeft gepakt en/of dat (vervolgens) (dreigend) in de richting van die [slachtoffer] heeft gehouden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (keuken)mes gepakt en/of dat (vervolgens) in de richting van die [slachtoffer] gehouden;
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (keuken)mes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel] (filiaal [straatnaam] [nummeraanduiding] - [nummeraanduiding] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 juni 2017, genummerd 2017197558, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd p. 1 t/m 53. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 22 t/m 23.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40 t/m 41.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 38, 39.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 19, 20.