ECLI:NL:RBMNE:2017:5094

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
11 oktober 2017
Zaaknummer
16/706007-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in ontnemingszaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 11 oktober 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde, geboren in 1971 en thans zonder BRP-adres in Nederland. De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 24.464,46. De behandeling van de vordering vond plaats op meerdere data, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de veroordeelde aanwezig waren. De officier van justitie vorderde een bedrag van € 55.886,82, gebaseerd op schadebedragen van diverse benadeelde partijen. De verdediging vroeg om niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie en stelde dat de vordering afgewezen moest worden, onder verwijzing naar eerdere vrijspraken en civiele vonnissen.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit verschillende zaken, waaronder oplichting en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft de schadebedragen van de benadeelde partijen in aanmerking genomen, maar bepaalde bedragen buiten beschouwing gelaten, zoals de schade van [benadeelde 2] en de bedragen in zaken 11 en 14. Uiteindelijk heeft de rechtbank het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 43.186,47, waarna de vorderingen van de benadeelde partijen in mindering zijn gebracht. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen tot een bedrag van € 24.464,46 en de overige vorderingen afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op de zitting van 11 oktober 2017.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/706007-14

Vonnis van de meervoudige kamer van 11 oktober 2017

in de ontnemingszaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [1971] te [geboorteplaats] ,
blijkens een uittreksel uit de Basisregistratie Personen thans zonder BRP-adres in Nederland,
laatstelijk wonende, althans verblijvende te [woonplaats] , [adres] .
hierna te noemen: [veroordeelde] .
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden op 7 september 2016, 14 december 2016, 29 maart 2017 en 27 september 2017. Bij laatstgenoemde behandeling zijn gehoord:
  • mr. J. Zeilstra, officier van justitie;
  • mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem, raadsvrouw van [veroordeelde] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken van het voorbereidend onderzoek, te weten:
- het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 11 oktober 2017 in de onderliggende strafzaak met parketnummer 16/706007-14;
- de stukken behorende tot het dossier in de strafzaak met parketnummer 16/706007-14.

MOTIVERING

Het standpunt van de officier van justitie

Bij vordering van 17 augustus 2016 is gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en aan [veroordeelde] de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van dit voordeel, geschat op een bedrag van € 55.886,82.
Het berekende bedrag van € 55.886,82 is opgebouwd uit de door na te noemen aangevers in diverse zaken gestelde schadebedragen, te weten:
  • zaak 3: [benadeelde 1] , kledingwinkel [kledingwinkel] : € 130,--
  • zaak 4: [benadeelde 2] : € 11.500,--
  • zaak 5: [benadeelde 3] , [autobedrijf 1]
: € 450,--
  • zaak 6: [benadeelde 4] , autobedrijf [autobedrijf 2] : € 150,--
  • zaak 7: [benadeelde 5] : € 5.000,--
  • zaak 8: [benadeelde 6] : € 17.588,86
  • zaak 9: [benadeelde 7] , wijnwinkel [wijnwinkel] : € 400,--
  • zaak 10: [benadeelde 8] , sushibedrijf [bedrijf 1] : € 543,50
  • zaak 11: [benadeelde 9] , kleding [bedrijf 2] € 510,--
  • zaak 12: [aangever] , Noordhollandsche
van 1816 Schadeverzekeringsmaatschappij € 7.873,46
  • zaak 13: idem € 10.991,--
  • zaak 14: [benadeelde 10] , [bedrijf 3] € 750,--
___________+
€ 55.886,82
Ter zitting van 27 september 2017 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de vordering, met dien verstande dat hij heeft gevorderd op het aan [veroordeelde] op te leggen, aan de Staat te betalen bedrag in mindering te brengen de bedragen die bij vonnis in de onderliggende stafzaak in voornoemde zaken aan de benadeelde partijen (aangevers) zullen worden toegewezen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft met betrekking tot alle aan de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten grondslag liggende zaken gevraagd de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, althans de vordering af te wijzen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij in de diverse zaken verwezen naar de door haar in de onderliggende strafzaak bepleite vrijspraak van de ten laste gelegde feiten, althans gesteld dat de genoemde bedragen reeds door [veroordeelde] zijn voldaan of dat sprake is van vermeende vorderingen ten aanzien waarvan reeds een civiel vonnis is gewezen, althans dat het civiele kwesties betreffen waar ontneming niet voor is bedoeld.

Het oordeel van de rechtbank

De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft [veroordeelde] bij vonnis van 11 oktober 2017 veroordeeld ter zake onder meer:
Feit 1:
een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren
Feit 2 primair:
oplichting
Feit 3 primair:
oplichting
Feit 4:
medeplegen van valsheid in geschrift
en
opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift als ware het echt en onvervalst
Feit 5:
oplichting, meermalen gepleegd
De door de officier van justitie genoemde zaaknummers corresponderen als volgt met de bij voornoemd vonnis van 11 oktober 2017 bewezen verklaarde feiten:
Feit 1: zaken 3, 4, 6, 9, 10, 11 en 14
Feit 2 primair: zaak 5
Feit 3 primair: zaken 7 en 8
Feiten 4 en 5: zaken 12 en 13
Dat [veroordeelde] de in de zaken 3 tot en met 14 omschreven gedragingen heeft begaan, blijkt uit de in het vonnis van 11 oktober 2017 opgenomen bewezenverklaring van voormelde feiten en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen en -overwegingen.
Bij het schatten van het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel laat de rechtbank de door [benadeelde 2] in zaak 4 gestelde schade van € 11.500,-- buiten beschouwing. Blijkens het strafvonnis van 11 oktober 2017 en de daarin vervatte bewijsmiddelen en -overwegingen heeft [veroordeelde] niet betaald voor een door hem van [benadeelde 2] gekochte Land Rover. [benadeelde 2] heeft gesteld niet over de auto te beschikken, maar [veroordeelde] is (nadien) bij vonnis van de Afdeling privaatrecht van de Rechtbank Amsterdam van 11 juni 2014 veroordeeld tot (onder meer) afgifte aan de Land Rover aan [benadeelde 2] . Het valt buiten het bestek van de onderhavige ontnemingsprocedure om vast te stellen of daadwerkelijk afgifte van de auto heeft plaatsgevonden. Gelet echter op voornoemd vonnis van de Rechtbank Amsterdam is niet aannemelijk dat thans nog sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel.
In de zaken 11 en 14 is geen sprake van wederrechtelijk verkregen voordeel. Aangever [benadeelde 9] (zaak 11) heeft op 22 april 2015 verklaard dat [veroordeelde] na het treffen van een betalingsregeling de door hem op de markt gekochte kleding (uiteindelijk) heeft betaald. In zaak 14 is de door [veroordeelde] gekochte en niet betaalde labradoodle in beslag genomen en geretourneerd aan fokker [benadeelde 10] . De in deze zaken gestelde schadebedragen van € 510,-- en € 750,-- blijven daarom bij de schatting van het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel buiten beschouwing.
Gelet op de inhoud van het vonnis en hetgeen ter zitting van 27 september 2017 naar voren is gebracht, is voldoende aannemelijk geworden dat [veroordeelde] wederrechtelijk voordeel heeft genoten door middel van en/of uit de baten van de zaken 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12 en 13.
Bij het schatten van de omvang van de door [veroordeelde] in de zaken 3, 5, 6, 8, 9, 10, 12 en 13 wederrechtelijk verkregen voordeel gaat de rechtbank uit van de door aangevers gestelde schadebedragen, zoals aannemelijk geworden op basis van de aangiftes, de bij de aangiftes overgelegde stukken en/of de door aangevers ter onderbouwing van de door hen in de strafzaak als benadeelde partij ingediende vordering overgelegde stukken. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank uitgegaan van de exacte schadebedragen en heeft zij deze bedragen niet afgerond. De rechtbank komt aldus tot een schatting van de volgende bedragen, welke bedragen aannemelijk zijn geworden op basis van de inhoud van na te noemen bewijsmiddelen [1] :
Zaak 3: € 129,40, welk bedrag aannemelijk is geworden op basis van:
- de aangifte [2] van [benadeelde 1] , eigenaresse van kledingwinkel [kledingwinkel] ;
- een geschrift, te weten: een handgeschreven notitie, gevoegd als bijlage bij de vordering van [benadeelde 1] als benadeelde partij.
Zaak 5: € 460,25, welk bedrag aannemelijk is geworden op basis van:
- de aangifte [3] van [benadeelde 3] namens [autobedrijf 1] ;
- een geschrift, te weten: een factuur van 22 februari 2013, factuurnummer 47047, gevoegd als bijlage bij voornoemde aangifte (pagina 9).
Zaak 6: € 200,--, welk bedrag aannemelijk is geworden op basis van:
- de aangifte [4] van [benadeelde 4] , eigenaar van autobandenbedrijf [autobedrijf 2] .
Zaak 8: € 17.588,86, welk bedrag aannemelijk is geworden op basis van:
- de aangifte [5] van [benadeelde 6] ;
- geschriften, te weten: bankafschriften van rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 6] betreffende de periode 27 juli 2013 tot en met 8 oktober 2013 alsmede een overzicht van de aan [veroordeelde] overgemaakte bedragen en de voor hem betaalde rekeningen (pagina’s 82 tot en met 96).
Zaak 9: € 400,--, welk bedrag aannemelijk is geworden op basis van:
- de aangifte [6] van [benadeelde 7] , eigenaar van wijnwinkel [wijnwinkel] ;
  • een geschrift, te weten: een factuur van 24 maart 2014, factuurnummer 20140029, gevoegd als bijlage bij voornoemde aangifte (pagina 122);
  • de verklaring van [veroordeelde]
Zaak 10: € 543,50, welk bedrag aannemelijk is geworden op basis van:
- de aangifte [8] van [benadeelde 8] , eigenaar van sushibedrijf [bedrijf 1] ;
- een geschrift, te weten: een factuur van 3 mei 2014, factuurnummer 99207, gevoegd als bijlage bij voornoemde aangifte (pagina 132).
Zaak 12: € 7.873,46, welk bedrag aannemelijk is geworden op basis van:
- de aangifte [9] van [aangever] namens N.V. Noordhollandsche van 1816 Schadeverzekeringsmaatschappij;
  • een geschrift, te weten: een (vals opgemaakte) factuur van 30 december 2013 van [hoveniersbedrijf] , factuurnummer 2014170, gevoegd als bijlage bij voornoemde aangifte (pagina 158);
  • een geschrift, te weten: een (vals opgemaakt) Schade-aangifteformulier van 19 juni 2014, gevoegd als bijlage bij voornoemde aangifte (pagina’s 156 en 157).
Zaak 13: € 10.991,--, welk bedrag aannemelijk is geworden op basis van:
- de aangifte [10] van [aangever] namens N.V. Noordhollandsche van 1816 Schadeverzekeringsmaatschappij;
- een geschrift, te weten: een Expertiserapport van 16 januari 2014 van [bedrijf 4] bv, betreffende schadenummer 1400678, gevoegd als bijlage bij proces-verbaal van bevindingen PL0900-2014170951-8 (pagina’s 223 tot en met 225).
Met betrekking tot het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel uit zaak 7 overweegt de rechtbank het volgende. Aangeefster [benadeelde 5] heeft gesteld € 5.000,-- schade te hebben. In het strafvonnis van 11 oktober 2017 is bewezen verklaard dat [veroordeelde] [benadeelde 5] heeft opgelicht en haar heeft bewogen tot afgifte van een auto, een Suzuki Liana, en tot afgifte van geldbedragen en/of betaling van schulden. De werkelijke waarde van de auto op het moment dat [benadeelde 5] deze aan [veroordeelde] heeft afgegeven is onbekend, maar uit de tot het dossier behorende bewijsmiddelen blijkt dat [veroordeelde] de auto heeft verkocht voor € 1.600,-- [11] welk bedrag [benadeelde 5] nimmer heeft ontvangen.
Gelet op de bewezenverklaring in het strafvonnis van 11 oktober 2017, hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot (de verkoop van) de auto en de omstandigheid dat geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangeefster, acht de rechtbank het redelijk het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel uit de ontvangst van de auto en van geldbedragen van [benadeelde 5] en de betaling door [benadeelde 5] van zijn, [veroordeelde] ’s, rekeningen en schulden, te schatten op € 5.000,--.
De rechtbank schat aldus het door [veroordeelde] uit de zaken 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12 en 13 wederrechtelijk verkregen voordeel op:
  • zaak 3: [benadeelde 1] , kledingwinkel [kledingwinkel] : € 129,40
  • zaak 5: [benadeelde 3] , [autobedrijf 1]
: € 460,25
  • zaak 6: [benadeelde 4] , autobedrijf [autobedrijf 2] : € 200,--
  • zaak 7: [benadeelde 5] : € 5.000,--
  • zaak 8: [benadeelde 6] : € 17.588,86
  • zaak 9: [benadeelde 7] , wijnwinkel [wijnwinkel] : € 400,--
  • zaak 10: [benadeelde 8] , sushibedrijf [bedrijf 1] : € 543,50
- zaak 12: [aangever] , Noordhollandsche
van 1816 Schadeverzekeringsmaatschappij € 7.873,46
- zaak 13: idem € 10.991,--
___________+
€ 43.186,47
Op de voet van het bepaalde in artikel 36e, achtste lid, van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank de in het strafvonnis van 11 oktober 2017 aan de benadeelde partijen in voornoemde zaken toegewezen vorderingen op het geschatte bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering brengen, te weten:
  • zaak 3: [benadeelde 1] , kledingwinkel [kledingwinkel] : € 129,40
  • zaak 5: [benadeelde 3] , [autobedrijf 1]
: € 460,25
  • zaak 8: [benadeelde 6] : € 17.588,86
  • zaak 10: [benadeelde 8] , sushibedrijf [bedrijf 1] : € 543,50
___________+
€ 18.722,01
De rechtbank schat aldus het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel op:
€ 43.186,47
€ 18.722,01
__________ -/-
€ 24.464,46
Aan [veroordeelde] zal de verplichting worden opgelegd om het bedrag van € 24.464,46 ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te voldoen. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
De rechtbank acht geen redenen aanwezig om voornoemd bedrag te matigen, nu niet gebleken is dat de financiële situatie van [veroordeelde] betaling van dit bedrag thans, dan wel in de toekomst, niet toe zou laten.

BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat, vast op € 24.464,46;
- legt aan [veroordeelde] de verplichting op om ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te voldoen een bedrag van € 24.464,46;
- wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2017.
Mr. Horst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Na te noemen bewijsmiddelen zijn opgenomen in het dossier in de onderliggende strafzaak met parketnummer 16/706007-14. Wanneer wordt verwezen naar processen-verbaal, betreffen dit in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
2.Proces-verbaal aangifte, nummer PL14NB 2012049118-1 (pagina’s 26 en 27)
3.Proces-verbaal aangifte, nummer PL1631 2013031266-1 (pagina’s 3 tot en met 6)
4.Proces-verbaal aangifte, nummer PL2323 2013015741-1 (pagina’s 58 tot en met 60)
5.Proces-verbaal aangifte, nummer PL10FR-2013112589-1 (pagina’s 76 tot en met 79)
6.Proces-verbaal aangifte, nummer PL0900-2014125559-1 (pagina’s 103 tot en met 106)
7.Proces-verbaal verhoor [veroordeelde] , nummer PL0900-2014170951-12 (pagina 45)
8.Proces-verbaal aangifte, nummer PL0900-2014151112-1 (pagina’s 129 en 130)
9.Proces-verbaal aangifte, nummer PL0900-2014170951-1 (pagina’s 149 en 150)
10.Proces-verbaal aangifte, nummer PL0900-2014306239-1 (pagina’s 243 en 244)
11.Een geschrift, te weten: een aankoopnota van Ideaal auto’s te Naarden van 27 september 2013 (pagina 100)