ECLI:NL:RBMNE:2017:5082

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
5940965 UC UXPL 17-6079
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van gemachtigde in de proceskosten wegens voortzetting van procedure zonder opdracht van cliënt

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en de stichting Mitros. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had een vordering ingesteld, maar tijdens de comparitie op 4 oktober 2017 bleek dat de eiser met Mitros een schikking had bereikt, waardoor hij geen vordering meer had. De gemachtigde van de eiser had echter de procedure voortgezet zonder deugdelijke opdracht van zijn cliënt, ondanks herhaalde verzoeken van de eiser om de procedure in te trekken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gemachtigde in strijd heeft gehandeld met de instructies van de eiser en heeft hem op grond van artikel 245 van het Wetboek van Rechtsvordering veroordeeld in de proceskosten van Mitros. De kosten zijn begroot op € 450,-. De kantonrechter heeft het gevorderde afgewezen en de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 5940965 UC EXPL 17-6079 SW/1581
Vonnis van 11 oktober 2017
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. [gemachtigde van eiser] ,
tegen:
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
Stichting Mitros,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Mitros,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. F.J. Ringnalda.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 september 2017, waarin een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 4 oktober 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 27 september 2017 heeft de kantonrechter een comparitie bepaald en [eiser] en zijn gemachtigde mr. [gemachtigde van eiser] gelast te verschijnen.
Bij faxbericht van 2 oktober 2017 heeft mr. [gemachtigde van eiser] de kantonrechter bericht niet te zullen verschijnen en verzocht de zaak zonder zitting af te doen omdat het alleen nog gaat om een kostenveroordeling die nodig is door de halsstarrige houding van Mitros.
2.2.
[eiser] is ter comparitie op 4 oktober 2017 wel verschenen. Hij heeft verklaard het tussenvonnis van 27 september 2017 niet van mr. [gemachtigde van eiser] te hebben gekregen maar van Mitros en niet door mr. [gemachtigde van eiser] op de hoogte te zijn gesteld van de zitting, maar door Mitros. Ter zitting heeft [eiser] voorts de lezing van Mitros bevestigd, dat hij met Mitros een schikking heeft bereikt en dat de zaak met de betaling door Mitros van € 1.300,- voor hem was opgelost. Volgens [eiser] is de afspraak niet gemaakt dat Mitros op de derdengeldenrekening van mr. [gemachtigde van eiser] zou betalen. Hij heeft gezegd geen vordering meer op Mitros te hebben. De reden waarom de zaak is doorgelopen is volgens [eiser] omdat mr. [gemachtigde van eiser] de zaak niet introk, ondanks dat hij hem daar herhaaldelijk om had verzocht.
2.3.
Zoals besproken en toegelicht ter comparitie wordt de vordering van [eiser] afgewezen, omdat hij afspraken ter finale kwijting heeft gemaakt met Mitros, die door Mitros zijn nagekomen. [eiser] heeft aldus geen vordering meer op Mitros, zodat deze moet worden afgewezen.
2.4.
Omdat [eiser] in het ongelijk wordt gesteld – hij heeft immers geen vordering meer op Mitros – dient hij in beginsel te worden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter ziet echter aanleiding om toepassing te geven aan artikel 245 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) en zal mr. [gemachtigde van eiser] veroordelen in de kosten aan de zijde van Mitros. Op grond van artikel 245 Rv kan een gemachtigde van een partij zelf worden veroordeeld in de proceskosten indien de procespartij niet rechtsgeldig in de procedure is verschenen, omdat deze partij aan de gemachtigde geen opdracht heeft gegeven om namens hem op te treden. Naar het oordeel van de kantonrechter dient artikel 245 Rv zo te worden gelezen dat dit artikel ook van toepassing is op de situatie dat de gemachtigde de procedure voortzet zonder daartoe opdracht te hebben van zijn cliënt (en dat zelfs doet in strijd met de uitdrukkelijke wens en instructie van zijn cliënt om de procedure te beëindigen).
2.5.
Nadat de dagvaarding namens [eiser] aan Mitros was betekend, [eiser] en Mitros onderling afspraken hadden gemaakt en Mitros € 1.300,- aan [eiser] had betaald, heeft [eiser] aan mr. [gemachtigde van eiser] de opdracht gegeven om de zaak in te trekken. Mitros had op dat moment nog geen conclusie van antwoord genomen en nog geen proceskosten gemaakt. Mr. [gemachtigde van eiser] heeft de zaak echter niet ingetrokken, maar heeft de procedure voortgezet en een conclusie van repliek genomen, daarin stellende dat met Mitros was overeengekomen dat het bedrag had moeten worden betaald op zijn derdengeldenrekening zodat niet bevrijdend was betaald. Dat er zou moeten worden betaald aan [eiser] via de derdengeldenrekening van mr. [gemachtigde van eiser] is echter, zoals hiervoor is overwogen, niet afgesproken tussen partijen, zodat moet worden geconcludeerd dat de reeds opgestarte procedure ten onrechte is voortgezet door mr. [gemachtigde van eiser] , in strijd met de door zijn cliënt meermaals gegeven opdracht om de zaak te staken. [eiser] heeft ter zitting desgevraagd verklaard ook zelf geen afspraak te hebben met mr. [gemachtigde van eiser] dat op diens derdengeldenrekening zou moeten worden betaald. Overigens, indien dat laatste anders was, regardeert dat Mitros in haar verhouding tot [eiser] niet en kon dat niet verhinderen dat zij conform de afspraak bevrijdend aan [eiser] betaalde.
Indien mr. [gemachtigde van eiser] had gehandeld conform de wens van zijn cliënt en de dagvaarding had ingetrokken dan wel om royement had verzocht, dan had Mitros in het geheel geen proceskosten hoeven maken. Het voorkomen van die proceskosten lag mede ten grondslag aan de regeling die partijen hebben getroffen.
Mitros heeft bij conclusie van dupliek verzocht om mr. [gemachtigde van eiser] op de voet van artikel 245 Rv in de proceskosten te veroordelen. De zitting van 4 oktober 2017 diende er tevens toe mr. [gemachtigde van eiser] gelegenheid te geven een toelichting te geven op zijn handelwijze en om hem te horen op de mogelijke toepassing van artikel 245 Rv. Mr. [gemachtigde van eiser] is, ondanks daartoe te zijn gelast, niet ter zitting verschenen. Hij heeft de gelegenheid die hem was geboden uitleg te geven over de gang van zaken en om, afhankelijk van het verhandelde ter zitting, te worden gehoord op toepassing van artikel 245 Rv niet te baat genomen. De kantonrechter ziet geen aanleiding hem die gelegenheid nogmaals te geven.
2.6.
Omdat mr. [gemachtigde van eiser] in de procedure is opgetreden voor [eiser] zonder (deugdelijke) opdracht daartoe, zal de kantonrechter mr. [gemachtigde van eiser] op grond van artikel 245 Rv veroordelen in de proceskosten. Onder deze omstandigheden kan niet worden aanvaard dat [eiser] deze kosten zou dienen te dragen.
2.7.
De kosten aan de zijde van Mitros worden begroot op € 450,- (3 punten × tarief € 150,-) aan salaris gemachtigde.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst het gevorderde af;
3.2.
veroordeelt mr. [gemachtigde van eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Mitros, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 450,- aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Willems, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2017.