ECLI:NL:RBMNE:2017:506

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2017
Publicatiedatum
6 februari 2017
Zaaknummer
16/660319-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op tankstation met bedreiging en diefstal

Op 6 februari 2017 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige man uit Soest, die zich schuldig heeft gemaakt aan een overval op een tankstation in Baarn in 2016. De verdachte bedreigde een medewerker van het tankstation met een nepwapen en wist 135 euro te stelen. De rechtbank veroordeelt de man tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten, het strafblad van de verdachte en het reclasseringsadvies. De rechtbank legt ook bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor verslavingsproblematiek. De verdachte moet meewerken aan urinecontroles zolang de reclassering dit nodig acht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De rechtbank acht de verdachte strafbaar en legt een gevangenisstraf op die in overeenstemming is met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die als gevolg van de overval schade heeft geleden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/660319-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 6 februari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI Flevoland – HvB Almere Binnen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2017. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. A.R. Jaarsma, advocaat te Vinkeveen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich op 28 oktober 2016 schuldig heeft gemaakt aan afpersing en/of diefstal.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen te verklaren en baseert zich op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte bekent het feit en de verdediging vraagt geen vrijspraak op enig deel van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Proces-verbaal van aangifte [2]
Proces-verbaal van verhoor verdachte [3]
Proces-verbaal van bevindingen [4]
Proces-verbaal van bevindingen [5]
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting
Bewijsoverweging
Het eerste deel van de tenlastelegging (de afpersing) vermeldt als plaats waar het strafbare feit is gepleegd “Soest”, terwijl het tweede deel van de tenlastelegging (de gekwalificeerde diefstal) als pleegplaats vermeldt “de gemeente Soest, althans in het arrondissement Midden-Nederland”. Uit de bewijsmiddelen en uit hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard volgt dat verdachte ervan heeft blijk gegeven heel goed te begrijpen waarvoor hij terechtstond: de overval op een tankstation gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] .
De rechtbank stelt vast dat door de officier van justitie is verzuimd aan de als eerste tenlastegelegde afpersing toe te voegen: “althans in het arrondissement Midden-Nederland”. Van wezenlijke betekenis voor het in de tenlastelegging gemaakte verwijt is dit verzuim echter niet, mede gelet op het feit dat het telkens hetzelfde feitencomplex betreft. Daarom zal de rechtbank de aanhaling er inlezen. Naar het oordeel van de rechtbank is de verdachte hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 28 oktober 2016 in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 135 euro, toebehorende aan [tankstation] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- voorzien van gezichtsbedekking (een sjaal voor zijn neus en mond) en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, het tankstation heeft betreden en
- tegen die [slachtoffer] heeft geroepen; "Dit is een overval" en "Ik wil geld”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- achter de balie, alwaar die [slachtoffer] op dat moment stond, is gelopen,
en
op 28 oktober 2016 in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sigaretten, toebehorende aan [tankstation] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- voorzien van gezichtsbedekking (een sjaal voor zijn neus en mond) en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, het tankstation heeft betreden en
- tegen die [slachtoffer] heeft geroepen; "Dit is een overval" en "Ik wil geld”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- achter de balie, alwaar die [slachtoffer] op dat moment stond, is gelopen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als een voortgezette handeling van
afpersing
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en met gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit een lagere gevangenisstraf op te leggen dan is gevorderd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich onder invloed van alcohol en drugs met geweldsdreiging schuldig gemaakt aan afpersing en diefstal, welk feit, naast materiële schade, vooral een enorme impact heeft gehad op het slachtoffer. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat een overval als deze ook in de sociale omgeving gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. Verdachte heeft gebruik gemaakt van een echt gelijkend vuurwapen, zodat sprake is van een overval onder dreiging van vuurwapengeweld. De rechtbank acht dit zeer kwalijk en neemt bij de bepaling van de strafmaat de oriëntatiepunten voor straftoemeting, zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in aanmerking. Deze oriëntatiepunten vermelden als uitgangspunt voor een overval op een benzinestation onder bedreiging een onvoorwaardelijke gevangenisstaf van 2 jaar.
Wat betreft de persoon van de verdachte houdt de rechtbank rekening met een over hem uitgebracht reclasseringsadvies van 26 december 2016.
Hieraan ontleent de rechtbank dat er bij verdachte, naast recreatief drugsgebruik, sprake is van alcoholgebruik waarvoor een (ambulante) behandeling wenselijk wordt geacht, en dat ondersteuning bij de terugkeer in de maatschappij geïndiceerd is ter voorkoming van de verwezenlijking van het op zichzelf als laag ingeschatte recidiverisico.
Uit de eveneens over hem uitgebrachte rapporten van 16 en 18 januari 2017 naar aanleiding van een psychiatrisch en psychologisch onderzoek, leidt de rechtbank af dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is en dat er geen sprake is van een ziekelijke storing of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens
Tenslotte overweegt de rechtbank dat de verdachte blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie eenmaal eerder is veroordeeld wegens een vermogensdelict. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lagere of andersoortige straf dan hierna wordt opgelegd.
9.
Het beslag
Onttrekking aan het verkeer
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen: kleding en schoeisel, zoals nader omschreven, met goednr. PL0900-2016335394-1822312, en een vuurwapen, met goednr. PL0900-2016335394-1822313.
9.1
De eis van de officier van justitie
Gevorderd is onttrekking aan het verkeer van het (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp).
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Het op een vuurwapen gelijkend voorwerp komt voor onttrekking aan het verkeer in aanmerking, nu het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Gelet op hetgeen hierover ter terechtzitting door de officier van justitie is meegedeeld gaat de rechtbank er vanuit dat de teruggave van de kleding en het schoeisel van verdachte, voor zover dit nog niet heeft plaatsgevonden, zal worden geregeld. Een last tot teruggave kan daarom achterwege blijven.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De behandeling van de vordering van [slachtoffer] , levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 2.097,24 (tweeduizend en zevenennegentig euro en vierentwintig eurocent), te weten € 1.750,- aan immateriële schade en € 347,24 aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 oktober 2016 tot de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 8,95 aan reiskosten, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36b, 36c, 36f, 56 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Het bewezen verklaarde levert op:
Voortgezette handeling van afpersing
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
8 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich binnen zeven dagen na zijn invrijheidstelling meldt bij Reclassering Inforsa op het adres Noordse Bosje 43 te Hilversum. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van Reclassering Inforsa blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt.
5. zich ambulant moet laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek bij Forensische verslavingszorg De Jellinek en / of Forensische ambulante zorg (FAZ), of een vergelijkbare instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
6. zich verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, en waarbij de veroordeelde zich dan zal houden aan de regels die door of namens de leiding van de kliniek zullen worden gegeven;
7. zich verplicht tot deelname aan urinecontroles, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan Reclassering Inforsa om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslag
Onttrekt aan het verkeer:
- een echt gelijkend vuurwapen (mitrailleur), met goednr. PL0900-2016335394-1822313.
Vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.750,- (zegge zeventienhonderd en vijftig euro) aan immateriële schade en € 347,24 (zegge driehonderd en zevenenveertig euro en vierentwintig eurocent) aan materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 28 oktober 2016 tot aan de gehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag met wettelijke rente aan [slachtoffer] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 8,95 aan reiskosten, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] € 2.097,24 (zegge tweeduizend en zevenennegentig euro en vierentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2016 tot aan de gehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 30 dagen. De toepassing hiervan heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. N.H.J.M. Veldman-Gielen en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van J.D. Koteris, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 februari 2017.
BIJLAGE : De tenlastelegging
hij op of omstreeks 28 oktober 2016 te Soest, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 135 euro, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- voorzien van gezichtsbedekking (een sjaal voor zijn neus en mond) en een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, het tankstation heeft betreden en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft geroepen; "Dit is een overval" en/of "Ik wil geld, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- achter de balie, alwaar die [slachtoffer] op dat moment stond, is gelopen,
en/of
hij op of omstreeks 28 oktober 2016 te gemeente Soest, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/ of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- voorzien van gezichtsbedekking (een sjaal voor zijn neus en mond) en een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, het tankstation heeft betreden en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft geroepen; "Dit is een overval" en/of "Ik wil geld, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- achter de balie, alwaar die [slachtoffer] op dat moment stond, is gelopen;

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 2016335394 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PL0900-2016335394-1, blz. 38 en 39
3.blz. 21 en 22 van het zaaks-dossier met proces-verbaalnummer: 2016335394
4.PL0900-2016335394-3, blz. 30
5.PL0900-2016335394-9, blz. 37