ECLI:NL:RBMNE:2017:5059

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2017
Publicatiedatum
9 oktober 2017
Zaaknummer
C/16/310673 / HA ZA 11-1502
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door omvallen van torenkraan en deskundigenonderzoek naar oorzaak

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, ging het om de aansprakelijkheid van Transmate Recycling B.V. voor de schade die is ontstaan door het omvallen van een torenkraan op 18 januari 2007, gebruikt door BAM Materieel B.V. De rechtbank had eerder een deskundigenonderzoek gelast om de oorzaak van het omvallen vast te stellen. Het deskundigenbericht concludeerde dat de fundamentankers niet voldeden aan de eisen, maar dat dit niet de doorslaggevende oorzaak was voor het omvallen van de kraan. De rechtbank oordeelde dat de kraan zelf niet was ontworpen om bestand te zijn tegen de windbelasting die op het moment van het ongeval aanwezig was. BAM stelde dat Transmate aansprakelijk was voor de schade, maar de rechtbank wees deze vordering af. De rechtbank concludeerde dat de gebreken in de fundamentankers niet als de doorslaggevende oorzaak konden worden aangemerkt en dat BAM haar vorderingen onvoldoende had onderbouwd. De rechtbank veroordeelde BAM in de proceskosten van Transmate en Terex Cranes Germany GmbH, die ook betrokken was in de vrijwaringszaken. De uitspraak benadrukt de rol van deskundigen in aansprakelijkheidskwesties en de noodzaak voor partijen om hun vorderingen goed te onderbouwen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
Vonnis van 4 oktober 2017
in de
hoofdzaakmet zaaknummer / rolnummer: C/16/310673 / HA ZA 11-1502
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAM MATERIEEL B.V.,
gevestigd te Lelystad,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.O. Berlage te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRANSMATE RECYCLING B.V.,
gevestigd te Veghel,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. G.C. Endedijk te Amsterdam,
2. de vennootschap naar Duits recht
TEREX CRANES GERMANY GMBH,
voorheen genaamd Terex Demag GmbH,
gevestigd te Zweibrücken, Duitsland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten.
en in de
vrijwaringszaakmet zaaknummer/rolnummer C/16/323515 / HA ZA 12-687
de vennootschap naar Duits recht
TEREX CRANES GERMANY GMBH,
voorheen genaamd Terex Demag GmbH,
gevestigd te Zweibrücken, Duitsland,
eiseres in vrijwaring,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAM UTILITEITSBOUW B.V.,
gevestigd te Bunnik,
advocaat mr. J.O. Berlage te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAM WONINGBOUW B.V.,
gevestigd te Bunnik,
advocaat mr. J.O. Berlage te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRANSMATE RECYCLING B.V.,
gevestigd te Veghel,
advocaat mr. G.C. Endedijk te Amsterdam,
gedaagden in vrijwaring,
en in de
vrijwaringszaakmet zaaknummer/rolnummer C/16/324565 / HA ZA 12-785
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRANSMATE RECYCLING B.V.,
gevestigd te Veghel,
eiseres in vrijwaring,
advocaat mr. G.C. Endedijk te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
TEREX CRANES GERMANY GMBH,
voorheen genaamd Terex Demag GmbH,
gevestigd te Zweibrücken, Duitsland,
gedaagde in vrijwaring,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten.
Partijen zullen hierna BAM, Transmate, Terex, BAM Utiliteitsbouw en BAM Woningbouw genoemd worden.

1.De procedure

in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 augustus 2015
  • het deskundigenbericht
  • de conclusie na deskundigenbericht van BAM
  • de antwoordconclusie na deskundigenbericht van Transmate.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
in de vrijwaringszaak met zaaknummer 323515
1.3.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in vrijwaring
- de conclusie van antwoord van Transmate
- de verwijzing naar de parkeerrol in afwachting van de hoofdzaak.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.
in de vrijwaringszaak met zaaknummer 324565
1.5.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in vrijwaring
- de akte overlegging producties van Transmate
- de conclusie van antwoord van Terex
- de verwijzing naar de parkeerrol in afwachting van de hoofdzaak.
1.6.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in de hoofdzaak

in conventie
Het deskundigenonderzoek
2.1.
Bij tussenvonnis van 19 augustus 2015 heeft deze rechtbank een deskundigenonderzoek gelast naar - kort gezegd - de oorzaak van het omvallen van een door BAM gebruikte torenkraan op 18 januari 2007.
2.2.
Op 16 mei 2017 heeft de door de rechtbank benoemde deskundige, de heer ir. A.M. Gresnigt (hierna: de deskundige), zijn definitieve deskundigenbericht bij de rechtbank gedeponeerd. BAM en Transmate hebben vervolgens bij hun conclusies na deskundigenbericht op het deskundigenbericht gereageerd. Terex is conform overweging 3.22 van het tussenvonnis van 19 augustus 2015 daartoe niet in de gelegenheid gesteld, aangezien ten aanzien van haar reeds (in het tussenvonnis van 9 juli 2014) een eindbeslissing was genomen. Haar is wel de mogelijkheid geboden (waarvan zij ook gebruik heeft gemaakt), om aan de deskundige verzoeken te doen en opmerkingen te maken (ook over het concept-deskundigenbericht). De daarvoor door de deskundige gemaakte kosten zijn separaat aan Terex in rekening gebracht.
2.3.
BAM is van mening dat het deskundigenbericht geen duidelijk antwoord geeft op de gestelde vragen, is gebaseerd op onjuiste gegevens en ten onrechte niet expliciet ingaat op de door partijen gemaakte opmerkingen naar aanleiding van het concept- deskundigenbericht. Volgens haar kan op basis van het deskundigenbericht wel met zekerheid worden vastgesteld dat de fundamentankers niet voldeden, zodat het onder die omstandigheden aan Transmate is om bewijs te leveren van haar stelling dat er geen sprake is van een causaal verband tussen dit gebrek en de ontstane schade. Bovendien is Transmate volgens BAM aansprakelijk voor de door haar geleden schade door het omvallen van de torenkraan, omdat uit het deskundigenrapport volgt dat het ontwerp van de kraan zelf niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen, omdat deze niet was berekend op stormwind van opzij en/of windwervelingen door omliggende gebouwen.
2.4.
Transmate is van mening dat de deskundige voldoende acht heeft geslagen op de opmerkingen van partijen op het concept-deskundigenbericht, en duidelijk antwoord heeft gegeven op de door de rechtbank gestelde vragen. Inhoudelijk kan Transmate zich met de inhoud van het eindrapport van de deskundige verenigen. Daaruit volgt volgens haar dat de problematiek met het materiaal van de fundamentankers het omvallen van de kraan niet heeft veroorzaakt. Voor zover het gaat om gebreken aan de kraan zelf geldt dat een eventuele vordering terzake, conform het tussenvonnis van de rechtbank van 9 juli 2014, is verjaard. Bovendien is het verwijt dat een kraan onder alle omstandigheden moet blijven staan te weinig specifiek, en is Transmate niet de ontwerper maar verkoper van de kraan, zodat er ook ten aanzien van het ontwerp van de kraan aan haar geen verwijt kan worden gemaakt.
Toetsingskader
2.5.
Vooropgesteld moet worden dat voor de rechter een beperkte motiveringsplicht geldt ten aanzien van zijn beslissing om de bevindingen van deskundigen al dan niet te volgen. Wel dient hij bij de beantwoording van de vraag of hij de conclusies waartoe een deskundige in zijn rapport is gekomen, in zijn beslissing zal volgen, alle terzake door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden in aanmerking te nemen en op basis van die aangevoerde stellingen in volle omvang te toetsen of aanleiding bestaat van de in het rapport geformuleerde conclusies af te wijken (Hoge Raad 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2921).
De totstandkoming van het deskundigenbericht
2.6.
De rechtbank constateert dat de deskundige partijen in de gelegenheid heeft gesteld om op zijn concept-deskundigenbericht te reageren, en dat hij in paragraaf 2.6 van zijn definitieve deskundigenbericht heeft aangegeven dat hij deze reactie in het definitieve deskundigenbericht heeft verwerkt. Anders dan in overweging 3.17 van het tussenvonnis van 19 augustus 2015 was bepaald, heeft de deskundige echter nagelaten de opmerkingen van partijen en zijn reactie daarop expliciet in het definitieve deskundigenbericht te vermelden. Dat enkele feit is in het onderhavige geval evenwel onvoldoende om te oordelen dat het deskundigenbericht op een onzorgvuldige wijze tot stand gekomen is. Immers, uit de vermelding door beide partijen in hun conclusies na deskundigenbericht van de door hen gemaakte opmerkingen op het concept deskundigenbericht, in combinatie met de verschillen tussen de inhoud van het definitieve deskundigenbericht en het concept-deskundigenbericht is voldoende duidelijk op welke punten de deskundige de reacties van partijen heeft overgenomen dan wel afgewezen. Ook de redenen daarvoor zijn uit het definitieve deskundigenbericht af te leiden. Als het bijvoorbeeld gaat om zijn antwoord bij vraag 1 is die reden gelegen in het feit dat zijn antwoord niet geheel correspondeert met de conclusie die hij in de onderbouwing van zijn rapport heeft gegeven. In zijn antwoord op deze vraag in het concept-rapport spreekt hij immers nog van een kans op bezwijken door het optreden van een knik in een kolom van de torenkraan ten opzichte van de kans op bezwijken door het bros breken van de fundamentankers op 40-60 (productie 44 van BAM, p. 8), terwijl hij in paragraaf 8.3 van datzelfde concept-rapport de kansen begroot op 50-50 (p. 33). Gelet hierop is het terecht dat hij zijn antwoord bij vraag 1 hierop heeft aangepast in de definitieve versie van zijn deskundigenbericht.
2.7.
Het betoog van BAM dat het deskundigenbericht is gebaseerd op onjuiste gegevens berust op de stelling dat de deskundige verhoudingsgewijs veel informatie heeft geput uit het onderzoeksrapport dat de producent van de kraan (en zustermaatschappij van Terex) [bedrijfsnaam 1] GmbH terzake van het omvallen van de kraan heeft uitgebracht, hetgeen geen onafhankelijk deskundigenrapport betreft, en waarvan BAM de juistheid betwist. In het bijzonder maakt BAM bezwaar tegen het feit dat de deskundige gebruik maakt van het onderzoek van [bedrijfsnaam 1] GmbH naar fundamentankers waarvan geenszins aannemelijk is geworden dat zij representatief zijn voor de ankers die bij het ongeval betrokken waren.
De fundamentankers
2.8.
De rechtbank constateert dat de deskundige tijdens zijn onderzoek heeft gepoogd om de fundamentenankers die betrokken waren bij het betreffende ongeval te pakken te krijgen, zodat hij deze bij zijn onderzoek zou kunnen betrekken. In zijn definitieve deskundigenbericht heeft hij hierover vermeld (paragraaf 2.2, p. 5) dat hij van de heer [A] (van [bedrijfsnaam 2] die de ‘ongevalsfundamentankers’ had laten onderzoeken) bericht kreeg dat de restanten van de gebroken fundamentankers naar de locatie van BAM in Lelystad waren gebracht. Navraag door de deskundige daar leverde uiteindelijk geen resultaat op.
Dit brengt mee dat de deskundige niet kan worden verweten dat hij niet zelf onderzoek naar de betreffende fundamentankers heeft gedaan, maar zijn oordeel heeft moeten baseren op rapporten die door anderen ter zake waren uitgebracht. De mening van BAM dat de deskundige zijn oordeel daarbij te veel heeft gebaseerd op rapporten van [bedrijfsnaam 1] GmbH deelt de rechtbank niet, nu de deskundige zijn oordeel in het bijzonder ook heeft gebaseerd op de onderzoeken die zijn uitgevoerd door [bedrijfsnaam 3] (die was ingeschakeld door [bedrijfsnaam 2] ) en ook op diverse plaatsen in zijn rapport ingaat op door andere deskundigen uitgebrachte rapporten. De rechtbank verwijst in het kader onder meer naar de aan het deskundigenrapport gehechte notitie van de door de deskundige ingeschakelde derde (ir. G.M. van Uffelen). Anders dan BAM stelt hoefde de deskundige bij de beantwoording van vraag 2 geen verklaring te geven voor de verschillende uitkomsten van de andere (partij-)deskundigen, omdat de rechtbank in overweging 4.49 van het tussenvonnis van
9 juli 2014 juist oordeelde dat aan de rapporten van die deskundigen nadelen verbonden waren die het onmogelijk maakten om op basis daarvan een definitief oordeel te geven. Hij moest bij vraag 2 alleen aandacht besteden aan deze rapporten, en dat heeft hij gedaan.
2.9.
De rechtbank volgt BAM evenmin in haar stelling dat de deskundige onvoldoende duidelijke antwoorden heeft gegeven op de door de rechtbank gestelde vragen. De deskundige concludeert dat de echte oorzaak van het omvallen van de kraan de veel grotere windbelasting was dan waarop de kraan was ontworpen en berekend, alsmede dat de kraan toch wel was omgevallen, ook als de fundamentankers aan de specificaties zouden hebben voldaan (p. 9). Het materiaal van de fundamentankers voldeed weliswaar bij lange na niet aan de gespecificeerde eisen voor wat betreft de weerstand tegen bros breken maar uit zijn onderzoek blijkt dat desondanks de sterkte nog aanzienlijk was. De sterkte was zodanig dat niet met zekerheid kan worden gesteld dat het op trek zwaarst belaste fundamentanker als eerste is gebroken of de daar tegenover staande kolom. Het ontwerp van de fundamentankers kon volgens hem beter, maar dat is minder belangrijk dan de weerstand tegen bros breken van het materiaal (p. 8). Daarmee is het antwoord dat de deskundige geeft op vraag 1 (is de oorzaak van het omvallen van de torenkraan gelegen in gebreken in materiaal en/of ontwerp van de fundamentankers: nee) een correct en duidelijk antwoord in het licht van de bevindingen van zijn onderzoek.
2.10.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het deskundigenbericht op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen is en dat de inhoud daarvan overtuigend is. De rechtbank neemt het door de deskundige gegeven oordeel dan ook over en maakt het tot de hare.
2.11.
Dit betekent dat gebreken in de fundamentankers niet kunnen gelden als doorslaggevende oorzaak voor het omvallen van de kraan, in die zin dat de kraan zonder de gebreken niet zou zijn omgevallen. Transmate is gelet hierop niet aansprakelijk voor de door BAM geleden schade op basis van het bestaan van die gebreken.
Ontwerp van de kraan
2.12.
In haar conclusie na deskundigenbericht heeft BAM aangevoerd dat Transmate ook aansprakelijk is op basis van de door de deskundige vastgestelde oorzaak van het omvallen van de kraan, namelijk dat het ontwerp van de kraan zelf niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen, omdat deze niet was berekend op stormwind van opzij en/of windwervelingen door omliggende gebouwen.
2.13.
De rechtbank stelt vast dat zij in haar tussenvonnis van 9 juli 2014 heeft geoordeeld dat eventuele vorderingen van BAM zijn verjaard voor zover deze op non-conformiteit van de kraan zijn gebaseerd (r.o. 4.33). Afgezien daarvan geldt naar het oordeel van de rechtbank dat BAM haar stelling dat sprake is van non-conformiteit van de kraan, onvoldoende heeft onderbouwd.
2.14.
BAM heeft haar standpunt dat een torenkraan onder alle omstandigheden moet blijven staan, onvoldoende nader toegelicht, terwijl dat gelet op de overweging 4.30 van dat tussenvonnis en het niet-absolute karakter van veiligheid als eigenschap van een product (vgl. artikel 6:186 BW) wel van haar had mogen worden verwacht. Anders dan zij stelt, heeft de deskundige ook niet geoordeeld dat een kraan zodanig moet worden ontworpen dat deze onder alle denkbare omstandigheden voldoende veilig is. De opmerking op pagina 9 van het definitieve deskundigenbericht dat “in het ontwerp moet zijn aangetoond dat de betreffende constructie bij alle denkbare omstandigheden voldoende veilig is” ziet (gelet op de daaraan voorafgaande alinea en de daarop volgende zin) op permanente constructies als gebouwen, torens, lichtmasten en bruggen. De deskundige oordeelt dat bij tijdelijke constructies (zoals een tijdelijk opgestelde torenkraan) “veelal een iets lagere veiligheid wordt geaccepteerd dan bij permanente constructies”.
2.15.
Daarbij komt dat in dit kader relevant is wat ten tijde van het ontwerp, productie en verkoop van de kraan de veiligheidsvoorschriften waren, en de kennis over de risico’s die waren verbonden aan het gebruik van een kraan in de buurt van gebouwen. Vast staat dat de onderhavige kraan is geproduceerd in 2002, en aan BAM is verkocht in 2004. Zoals de rechtbank in overweging 4.58 e.v. van het vonnis van 9 juli 2014 heeft overwogen waren er geen Europese of Nederlandse normen die instructies geven voor of beperkingen opleggen aan het plaatsen van een torenkraan in de omgevingssfeer van een gebouw, in verband met de invloed die kan uitgaan van turbulente windvelden. De Arbeidsinspectie en TNO hebben geconcludeerd dat ook ten tijde van het ongeval met de torenkraan kennis over de invloed van afwijkend giekgedrag bij de aanwezigheid van een gebouw in de buurt van een torenkraan ontbrak (r.o. 4.59 en 4.60). De rechtbank heeft vervolgens (in r.o. 4.62 van dat vonnis) geconcludeerd dat niet geoordeeld kan worden dat het bijzondere risico van het omvallen van een torenkraan wegens plaatsing daarvan in de buurt van een hoog gebouw destijds al zodanig bekend was althans behoorde te zijn, dat daarvoor een waarschuwingsplicht gold.
2.16.
Het deskundigenbericht brengt in deze conclusie geen verandering. De deskundige constateert dat er bij de productie van de kraan op is gerekend dat de berekeningen voor het in de vaanstand zetten van de torenkraan voldoende waren om te voorkomen dat de kraan ontoelaatbaar zou worden belast door wind van opzij (p. 9). Hij wijst er weliswaar op dat er regels zijn van de vereniging voor kraanproducenten (Fédération Européenne de la Manutention (FEM) 1.005 (p. 37/38)) waarin meer aandacht wordt besteed aan stormwind van opzij, maar ten eerste dateren deze regels uit november 2003, dus na de bouw van de kraan, en ten tweede zien deze regels blijkens de geciteerde Annex 2 (p. 38) specifiek op de situatie dat de kraan zich bevindt tussen ”in dienst”-modus en “buiten dienst”-modus. Die situatie is tijdelijk van aard. Deze regel impliceert daarom geen ontwerpeis voor de situatie dat een torenkraan die volledig buiten dienst is (dus zonder een kraanmachinist die kan ingrijpen), gedurende lange tijd wordt geconfronteerd met wind van opzij.
2.17.
Hetzelfde geldt voor “Recommendation R406: Prévention du risque de renversement des grues à tour sous l’effet du vent” uit 2004, waarop de deskundige wijst op pagina 9 van zijn rapport. In die aanbeveling, die dateert van na de bouw van de onderhavige torenkraan, wordt alleen in algemene zin gewaarschuwd voor de effecten van wervelingen in een gebouwde omgeving en worden gebruiksinstructies gegeven, maar worden geen concrete ontwerpeisen aan de kraan gesteld (p. 39/40).
2.18.
Ten slotte is in dezen van belang dat de deskundige concludeert dat (voor zover hem bekend) het beschreven ongecontroleerde draaien van de kraan niet eerder is geconstateerd dan bij de betreffende kraan ten tijde van het ongeval (p. 10).
2.19.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet geoordeeld kan worden dat de kraan niet de eigenschappen bezat die BAM op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Dit betekent dat de vorderingen evenmin toewijsbaar zijn voor zover zij op deze grond zijn ingesteld.
Conclusie
2.20.
De conclusie van het voorgaande is dat de tegen Transmate ingestelde vorderingen moeten worden afgewezen. BAM zal als de in het ongelijk gestelde partij in de door Transmate gemaakte proceskosten worden veroordeeld.
2.21.
De kosten aan de zijde van Transmate worden begroot op:
- griffierecht € 3.529,00
- deskundigen 31.611,25
- salaris advocaat
2.486,00(5,5 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 37.626,25
2.22.
De door Transmate gevorderde veroordeling van BAM tot het betalen van de in de incidenten en vrijwaringszaken gemaakte kosten is niet toewijsbaar. Het is de keuze van Transmate geweest om vrijwaringsincidenten op te werpen en vrijwaringszaken te starten. Op de kosten in het vrijwaringsincident is al beslist in het vonnis van 14 maart 2012. Voor het doorschuiven van de door Transmate gemaakte kosten in de door haar gestarte vrijwaringszaak bestaat geen grondslag, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011: BQ6079.
2.23.
Zoals in overwegingen 4.20 en 4.21 van het tussenvonnis van 9 juli 2014 is bepaald, worden de door BAM ingestelde vorderingen tegen Terex afgewezen, en wordt BAM veroordeeld in de door Terex gemaakte kosten voor een bedrag van € 5.337,--. Deze eindbeslissing zal in het dictum tot uitdrukking gebracht worden. De door Terex gevorderde veroordeling in de nakosten is eveneens toewijsbaar en wel op de hierna in het dictum vermelde wijze.
2.24.
Voor de door Terex in de vrijwaringsincidenten en door haar gestarte vrijwaringszaak gemaakte kosten geldt hetzelfde als onder 2.22 is overwogen.
in reconventie
2.25.
Zoals in overwegingen 5.4 en 5.5 van het tussenvonnis van 9 juli 2014 is bepaald worden de reconventionele vorderingen van Terex afgewezen, en wordt Terex veroordeeld in de door BAM gemaakte kosten voor een bedrag van € 1.808,--. Deze eindbeslissing zal in het dictum tot uitdrukking gebracht worden. De door BAM gevorderde veroordeling in de nakosten is eveneens toewijsbaar en wel op de hierna in het dictum vermelde wijze.

3.De beoordeling in de vrijwaringszaken

3.1.
Nu de vorderingen die BAM in de hoofdzaak tegen Transmate en Terex heeft ingesteld worden afgewezen, dient dat tevens te gelden voor de vorderingen tot vrijwaring die Transmate en Terex in de vrijwaringszaken hebben ingesteld. Zij zullen in die vrijwaringszaken als de in het ongelijk gestelde partij in de door de gedaagde(n) in vrijwaring gemaakte proceskosten worden veroordeeld.
3.2.
De kosten in de vrijwaringszaak met zaaknummer 323515 worden begroot als volgt:
Transmate:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat
452,00(1 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 1.027,00
BAM Utiliteitsbouw en BAM Woningbouw:
- griffierecht € 3.621,00
- salaris advocaat
0,00(0 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 3.621,00
3.3.
De kosten in de vrijwaringszaak met zaaknummer 324565 worden aan de zijde van Terex begroot op:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat
452,00(1 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 1.027,00
3.4.
De door Terex gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar op de wijze als in het dictum is vermeld.
4. De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt BAM in de proceskosten, aan de zijde van Transmate tot op heden begroot op € 37.626,25, en aan de zijde van Terex tot op heden begroot op € 5.337,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over laatstgenoemd bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt BAM, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Terex volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis aan de zijde van Terex ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
in reconventie
4.4.
wijst de vorderingen af,
4.5.
veroordeelt Terex in de proceskosten, aan de zijde van BAM tot op heden begroot op € 1.808,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.6.
veroordeelt Terex, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door BAM volledig aan het onder 4.5 bepaalde voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening.
in de vrijwaringszaak met zaaknummer 323515
4.7.
wijst de vorderingen af,
4.8.
veroordeelt Terex in de proceskosten, tot op heden begroot op € 1.027,00, aan de zijde van Transmate, en op € 3.621,00 aan de zijde van BAM Utiliteitsbouw en BAM Woningbouw,
4.9.
verklaart de veroordeling in de kosten van Transmate uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak met zaaknummer 324565
4.10.
wijst de vordering af,
4.11.
veroordeelt Transmate in de proceskosten, aan de zijde van Terex tot op heden begroot op € 1.027,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.12.
veroordeelt Transmate, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Terex volledig aan het onder 4.11 bepaalde voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom, mr. L.M.G. de Weerd en mr. F.C. Burgers, bijgestaan door mr. W.A. Visser als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2017. [1]

Voetnoten

1.type: WV/4208