2.3.In het vonnis van 9 december 2015 heeft de rechtbank de volgende feiten vastgesteld:
“2.1.
De heer [erflater] , (hierna te noemen: [erflater] ), is op [2007] overleden. [eiser sub 2] en [eiser sub 1] (eisers sub 2 en 3) zijn de kinderen van [erflater] en mevrouw [A] (de - ten tijde van voornoemd overlijden - van tafel en bed gescheiden echtgenote van [erflater] ).
2.2.
[erflater] heeft bij leven een onderneming opgezet in Thailand voor de productie van muskietennetten, in eerste instantie onder de naam [bedrijf 3] Ltd. De operationele activiteiten van deze onderneming waren ondergebracht in [bedrijf 1] Ltd. Omstreeks 2004-2005 is vervolgens door [erflater] de productie van met chemicaliën geïmpregneerde muskietennetten opgezet. Tot de onderneming van [erflater] behoorden tevens [bedrijf 2] Ltd, gevestigd te Hong Kong en [bedrijf 3] Incorporated, gevestigd te Mauritius. [erflater] was van al deze vennootschappen (indirect) bestuurder en enig aandeelhouder.
2.3
[gedaagde sub 1] is vanaf 1993 zakelijk adviseur en (in een later stadium) ook de belastingadviseur van [erflater] geweest. [gedaagde sub 1] is sinds 1 januari 2010 maat van de op laatstgenoemde datum opgerichte maatschap [gedaagde sub 2] (gedaagde sub 2) (productie 12 bij dagvaarding). De andere maten van deze maatschap zijn gedaagden sub 3 en 4.
2.4.1.
In 2006 heeft [erflater] – in het vooruitzicht van zijn verwachte overlijden vanwege ziekte – een aantal schenkingen onder bewind gedaan.
2.4.2
Bij notariële akte van 6 april 2006 (productie 1 bij dagvaarding) heeft [erflater] een schenking onder bewind gedaan (tezamen en voor gelijke delen) aan de erven [eisers] (op dat moment 20 jaar oud ( [eiser sub 1] ) en 17 jaar oud ( [eiser sub 2] )) van een bedrag van € 650.000,-- . In deze akte staat verder:
“Terzake van deze schenking zijn partijen overeengekomen als volgt:
(…)
2. het geschonkene is bestemd voor de financiering van de aankoop van het appartementsrecht (…), bestemd voor bewoning door mevrouw (…) [A] (…), hierna te noemen: de woning.
(…)
4. hetgeen de begiftigden van de schenker verkrijgen uit hoofde van de onderhavige schenking en de woning die daarvoor in de plaats treedt staat onder bewind. Tot bewindvoerder wordt bij deze met ingang van heden benoemd: (…) [gedaagde sub 1] voornoemd.
Ten aanzien van dit bewind gelden de volgende bepalingen:
a. het bewind vangt aan op heden en eindigt bij het overlijden van mevrouw (…) [A] of zoveel eerder als de jongste begiftigde de dertig-jarige leeftijd heeft bereikt;
(…)
e. de bewindvoerder heeft het beheer over het onder bewind gestelde vermogen en is bevoegd tot beschikking en tot het aangaan van overeenkomsten tot beschikking over het onderbewindgestelde vermogen, doch uitsluitend wanneer een zodanige handeling voortvloeit uit een goed beheer;
voor alle overige beschikkingshandelingen heeft de bewindvoerder de medewerking van de rechthebbenden nodig;
(…)
g. onverminderd de verplichting tot het doen van rekening en verantwoording aan het einde van het bewind zal de bewindvoerder tenminste éénmaal per jaar rekening en verantwoording afleggen aan de rechthebbenden;
(…)”.
2.4.3.
Bij notariële akte van 25 juli 2006 (productie 2 bij dagvaarding) heeft [erflater] opnieuw een schenking onder bewind gedaan aan de erven [eisers] (tezamen en voor gelijke delen). Dit betrof een effectendepot (nader omschreven in bijlage I bij die akte), banksaldi (vermeld in bijlage II, bestaande uit termijndepositorekeningen van: 225.000 Zwitserse francs en 200.000 US dollars, en beleggingsrekeningen: € 1.485.000,-- en 200.000 US dollars), meubelen, schilderijen, zilver, sieraden en diversen (vermeld in bijlage III), de vorderingen en auto’s (vermeld in bijlage IV, bestaande uit vorderingen van € 637.424,21 en USD 650.000,-- en al hetgeen [erflater] in privé te vorderen had van [bedrijf 3] , [bedrijf 1] , [bedrijf 3] Inc. en [bedrijf 2] , een Maserati 3200 GT en een Aston Martin V8 Volante) en 1/3de aandeel van het bloot eigendom van het effectenvermogen vermeld in bijlage V (belast met het levenslang vruchtgebruik ten behoeve van de moeder van [erflater] , geboren op 12 mei 1920 ). In deze akte staat verder:
“Terzake van deze schenking zijn partijen overeengekomen als volgt:
(…)
3. hetgeen de begiftigden van de schenker verkrijgen uit hoofde van de onderhavige schenking en de vruchten daarvan en hetgeen voor het geschonkene in de plaats treedt staat onder bewind. Tot bewindvoerder wordt bij deze met ingang van heden benoemd: (…) [gedaagde sub 1] voornoemd.
Ten aanzien van dit bewind gelden de volgende bepalingen:
a. het bewind vangt aan op heden en eindigt voor vijftig procent van het dan onder bewind staande kapitaal zodra de betreffende begiftigde de dertig-jarige leeftijd heeft bereikt en voor het restant zodra de betreffende begiftigde de vijfendertig-jarige leeftijd heeft bereikt;
(…)
e. de bewindvoerder heeft het beheer over het onderbewindgestelde vermogen en is bevoegd tot beschikking en tot het aangaan van overeenkomsten tot beschikking over het onderbewindgestelde vermogen, doch uitsluitend wanneer een zodanige handeling voortvloeit uit een goed beheer;
voor alle beschikkingshandelingen heeft de bewindvoerder de medewerking van de rechthebbende nodig;
(…)
g. onverminderd de verplichting tot het doen van rekening en verantwoording aan het einde van het bewind zal de bewindvoerder tenminste éénmaal per jaar rekening en verantwoording afleggen aan de rechthebbende;
h. de bewindvoerder is bevoegd naast zijn verschotten een loon in rekening te brengen conform het bij hem geldende tarief; (…)”
2.5
[gedaagde sub 1] is verder op 27 juli 2006 enig bestuurder geworden van de op diezelfde dag opgerichte Stichting [stichting] . Deze stichting houdt alle aandelen van de op dezelfde dag opgerichte besloten vennootschap [bedrijf 4] (hierna te noemen: [bedrijf 4] ) (productie 4 bij dagvaarding). De erven [eisers] verkregen hierbij ieder de helft van de door de stichting uitgegeven certificaten. [bedrijf 4] is enig aandeelhouder van de vennootschap [bedrijf 5] B.V. [bedrijf 4] is bestuurder van [bedrijf 5] B.V. Deze gelieerde vennootschappen zullen tezamen hierna ook worden aangeduid als [eisers] B.V. c.s. Tot deze vennootschappen behoort ook de op 26 juli 2010 opgerichte vennootschap [bedrijf 5] B.V. [bedrijf 4] is de enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap.
2.6
Bij notariële akte van 5 september 2006 (productie 5 bij dagvaarding) is bij volmacht namens [erflater] als verkoper en [gedaagde sub 1] handelend namens [bedrijf 4] als koper een koopovereenkomst gesloten waarbij [erflater] zijn aandelen in [bedrijf 3] , [bedrijf 1] , [bedrijf 3] Inc. en [bedrijf 2] heeft verkocht aan [bedrijf 4] voor de koopsom van € 1,00.
2.7
[erflater] heeft bij testament van 31 juli 2007 (productie 7 bij dagvaarding) – dus circa twee weken voor zijn overlijden – over zijn nalatenschap beschikt. In dit testament staat onder meer het volgende:
“(…)
3. Legaten
Ik legateer, vrij van rechten en kosten, af te geven binnen zes maanden na mijn overlijden, zonder bijberekening van rente, aan:
a. mevrouw (…) [A] , zulks ter uitvoering van een dringende verplichting van moraal en fatsoen om haar ook na mijn dood te verzorgen, een levenslange geïndexeerde jaarlijkse uitkering waarvan het bedrag en de voorwaarden (inclusief eventuele indexering) overeenkomen met het gestelde in het thans aanwezige convenant, te betalen in driemaandelijkse termijnen bij vooruitbetaling voor het eerst per de datum van mijn overlijden;
(…)
4. Erfstelling
Ik benoem mijn beide de kinderen (…) tezamen en voor gelijke delen, tot mijn enige erfgenamen.
(…)
6. Bewind
Ik stel hetgeen een kind van mij uit mijn nalatenschap verkrijgt, zowel aan kapitaal als aan vruchten, onder bewind en benoem (…) [gedaagde sub 1] (…) tot bewindvoerder (...).
Ten aanzien van dit bewind gelden de volgende bepalingen:
a. het bewind vangt aan bij mijn overlijden en eindigt voor vijftig procent van het dan onder bewind gestelde kapitaal zodra de rechthebbende de dertig jarige leeftijd heeft bereikt en voor het restant zodra de rechthebbende de zesendertig jarige leeftijd heeft bereikt;
(…)
d. de bewindvoerder heeft het beheer over het onder bewind gestelde vermogen en is bevoegd tot beschikking en tot het aangaan van overeenkomsten tot beschikking over het onder bewind gestelde vermogen;
de bewindvoerder is bevoegd op kosten van het onder bewind gestelde vermogen deskundigen te raadplegen;
(…)
f. de bewindvoerder is verplicht uit de vruchten van het onder bewind gestelde vermogen, na aftrek van het bewindvoerdersloon en de overige op het bewind vallende kosten, bedragen ter beschikking te stellen voor het levensonderhoud, de studie en de opvoeding van de rechthebbende;
(…)
g. onverminderd de verplichting tot het doen van rekening en verantwoording aan het einde van het bewind alsmede bij tussentijds defungeren zal de bewindvoerder tenminste eenmaal per jaar rekening en verantwoording afleggen aan de betreffende rechthebbende, dan wel ingeval van minderjarigheid van de rechthebbende aan de bevoegde kantonrechter.
h. de bewindvoerder is bevoegd naast diens verschotten een loon in rekening te brengen volgens het bij deze gebruikelijke tarief.
(…)
10. Executeursbenoeming
Ik benoem genoemde (…) [gedaagde sub 1] tot mijn executeur.
De executeur heeft tot taak mijn uitvaart te verzorgen en om de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap (waaronder ook begrepen legaten, successierechten en taxatie- en boedelkosten) te voldoen.
(…)”.
2.8
Uit de notariële akte “aanvaarding nalatenschap en afgifte legaat” van 3 september 2007 (productie 8 bij dagvaarding) blijkt dat de erven [eisers] de nalatenschap van [erflater] hebben aanvaard en dat [A] het legaat heeft aanvaard. In deze akte staat verder:
“De periodieke uitkering die aan de legataris toekomt bedraagt thans op jaarbasis (…) € 78.740,00).
(…) [gedaagde sub 1] verklaarde als executeur en bewindvoerder een bedrag ad (…) (€ 1.500.000,00) te hebben afgezonderd ter securering van deze periodieke uitkering, te weten: (…)”.
Hierna volgt een opsomming van een aantal banksaldi (voor een bedrag van € 919.750,00 aan U.S. dollars, € 350.000,--, € 28.450,--) en aan effecten (€ 200.000,00 en € 201.800,00).
2.9
[gedaagde sub 1] heeft op 24 juni 2008 aangifte successierecht gedaan (productie 9 bij dagvaarding). De schulden van [eisers] (als bedoeld in artikel 4:7 lid 1 onder a BW) bedroegen € 25.963,-- (huishoudelijke schulden). Verder blijkt hieruit dat het zuiver saldo (na aftrek van de uitvaartkosten) van de nalatenschap van [erflater] € 1.338.792,-- bedraagt. Na aftrek van successierecht bedraagt het netto legaat van [A] € 1.093.960,-- en resteert uit de nalatenschap voor de erven [eisers] ieder € 63.628,--.
2.1
In de notariële akte van 11 mei 2009, met als aanhef “correctie securering gelden in verband met afgifte legaat” (productie 13 bij dagvaarding), staat ten aanzien van de onder 2.8 genoemde notariële akte van 3 september 2007 onder meer:
“(…) [gedaagde sub 1] verklaarde dat in afwijking van het in voormelde akte bepaalde alleen de effecten waard tweehonderd éénduizend achthonderd euro (€ 201.800,00) zijn gesecureerd en dat de banksaldi zijn aangewend voor betaling van tot de nalatenschap behorende schulden.
Partijen zijn overeengekomen dat het resterende bedrag van één miljoen tweehonderd achtennegentigduizend tweehonderd euro (€ 1.298.000) alsnog zal worden gesecureerd uit de verkoopopbrengst van de woning [bedrijf 5] te [woonplaats] op naam staande van de beide de kinderen van [erflater] .(…)”.
2.11
Op 22 mei 2012 hebben de erven [eisers] een verzoek ingediend bij de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Hilversum, strekkende tot ontslag [gedaagde sub 1] als bewindvoerder. In dit geding heeft [gedaagde sub 1] bij brief van 28 juni 2012 de kantonrechter verzocht hem ontslag te verlenen.
Bij beschikking van 13 juli 2012 (productie 10 bij dagvaarding) heeft de kantonrechter [gedaagde sub 1] wegens gewichtige redenen zoals bedoeld in artikel 4:164 lid 2 BW met onmiddellijke ingang ontslag verleend als bewindvoerder en per datum van de beschikking [bewindvoerder] als bewindvoerder benoemd.
2.12
De erven [eisers] zijn vanaf 2012 voor zichzelf en namens [bedrijf 4] en [bedrijf 5] B.V. een tweetal procedures gestart tegen [gedaagde sub 1] bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam . Bij beschikking van 28 augustus 2012 heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 5] B.V. over de periode vanaf 5 september 2006. Het door onderzoeker [onderzoeker] opgestelde rapport heeft vanaf 26 augustus 2013 ter inzage gelegen voor belanghebbenden.
2.13
Bij brief van 15 februari 2013 heeft de advocaat van de erven [eisers] [gedaagde sub 1] aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden schade.
2.14
Op 25 oktober 2013 hebben de erven [eisers] de Ondernemingskamer op de voet van artikel 2:355 BW verzocht vast te stellen dat zich vanaf 5 september 2006 bij beide voornoemde vennootschappen wanbeleid heeft voorgedaan waarvoor [gedaagde sub 1] als bestuurder verantwoordelijk is.
2.15
Bij beschikking van 1 mei 2014 heeft de Ondernemingskamer (productie 11 bij dagvaarding; ECLI:NL: GHAMS:2014:1560) vastgesteld dat uit het verslag van het onderzoek in deze zaak blijkt van wanbeleid van [bedrijf 4] in de periode vanaf 5 september 2006 tot 25 juli 2012, en van [bedrijf 5] B.V. in de periode vanaf 26 juli 2010 tot 25 juli 2012 en vastgesteld dat [gedaagde sub 1] hiervoor verantwoordelijk is.
2.16
Op 7 oktober 2014 hebben de erven [eisers] tezamen met bewindvoerder [bewindvoerder] de rechtbank Amsterdam verzocht om het bewind op de voet van artikel 4:178 lid 2 BW op te heffen. Bij (uitvoerbaar bij voorraad verklaarde) beschikking van 8 januari 2015 (productie 1 bij conclusie van repliek) heeft de rechtbank het bewind opgeheven, zoals ingesteld bij de schenkingsakten van 6 april 2006 en 25 juli 2006 en het testament van [erflater] ”