ECLI:NL:RBMNE:2017:5049

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
6 oktober 2017
Zaaknummer
C/16/420191 / HA ZA 16-557
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwrecht en de gevolgen van het niet volgen van afgesproken procedures bij houtrotherstel

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, staat de vraag centraal of de gedaagden, twee besloten vennootschappen, aansprakelijk zijn voor de kosten van houtrotherstel die door de eiseres, een schilderbedrijf, zijn gemaakt. De eiseres had een opdracht gekregen van de gedaagde sub 2 om schilderwerk uit te voeren aan een complex van 86 woningen, waarbij een stelpost van € 5.000 was opgenomen voor houtrotherstel. De eiseres vorderde betaling van € 21.656,02, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, omdat de kosten voor houtrotherstel de stelpost overschreden. De rechtbank moest beoordelen of de eiseres de kosten voor houtrotherstel in rekening mocht brengen, gezien de afspraken die waren gemaakt over de stelpost en de procedure die gevolgd moest worden voor het uitvoeren van extra werkzaamheden.

De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet de afgesproken procedure had gevolgd, maar dat de gedaagden niet hadden aangetoond dat zij hierdoor in hun belangen waren geschaad. De rechtbank concludeerde dat de stelpost niet als een maximumbedrag kon worden beschouwd en dat de eiseres recht had op betaling van de meerkosten, omdat de gedaagden niet voldoende bewijs hadden geleverd dat de kosten niet gerechtvaardigd waren. De rechtbank wees de vordering van de eiseres toe, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag aan de eiseres, evenals de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/420191 / HA ZA 16-557
Vonnis van 11 oktober 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.G.M. Stassen in Enschede,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. D.N. Reynders in Utrecht.
Eiseres zal hierna [eiseres] genoemd worden. Gedaagden zullen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden, en samen ook wel [gedaagde sub 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 oktober 2016;
  • het proces-verbaal van de comparitie van 16 februari 2017 en de ‘beknopte aantekeningen mondelinge behandeling’ van mr. Stassen;
  • de brief van 3 maart 2017 van mr. J.J. Bijkerk namens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
In deze zaak gaat het om het volgende. [gedaagde sub 1] is eigenaar van een complex van 86 woningen aan [straatnaam] in [woonplaats] . [gedaagde sub 2] beheert die woningen in opdracht van [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 2] heeft namens [gedaagde sub 1] aan [eiseres] opdracht gegeven om de woningen te schilderen. In de aanneemsom van € 76.482,49 (exclusief btw) was een stelpost van € 5.000 opgenomen voor houtrotherstel. [eiseres] is in maart 2015 begonnen met het werk.
2.2.
[eiseres] vordert nu, samengevat en na vermindering van eis, betaling van € 21.656,02 met € 1.089,07 aan buitengerechtelijke incassokosten, rente en verdere kosten.
2.3.
[eiseres] heeft in totaal € 25.147,19 in rekening gebracht voor houtrotherstel: € 1.728,52 volgens een opgave van 28 mei 2015, € 17.418,01 volgens een opgave van 28 september 2015 en € 6.000,66 volgens een opgave van 9 oktober 2015. Daarvan was € 5.000 al begrepen in de aanneemsom (de stelpost). Het restant is € 20.147,19, en inclusief btw € 21.356,02. Daar komt de laatste termijnbetaling bij van € 4.751,44 en de stelpost van € 5.300 (beide inclusief btw). Het totaal is dan de oorspronkelijke hoofdsom van € 31.407,46. Daarvan is na dagvaarding € 9.751,44 betaald, kennelijk de laatste termijnbetaling en de stelpost (maar die laatste zonder btw). [eiseres] heeft daarom de hoofdsom verminderd tot € 21.656,02.
2.4.
Het bedrag dat nog open staat heeft betrekking op de meerkosten van houtrotherstel. Volgens [gedaagde sub 2] kan [eiseres] die kosten niet in rekening brengen (althans niet meer dan € 5.000) omdat de stelpost een maximum was. Daar is [eiseres] het niet mee eens. De vraag is dus wat partijen daarover zijn overeengekomen. Daarvoor is het nuttig om naar de schriftelijke opdracht en naar de overgelegde correspondentie te kijken.
2.5.
In oktober 2014 heeft [gedaagde sub 2] [eiseres] en drie anderen uitgenodigd om een prijsopgave te doen.
Op 17 november 2014 heeft [gedaagde sub 2] in een Nota van inlichtingen het volgende geschreven:
Vraag: Verf Technisch advies: Hoe moeten wij eventueel omgaan met aanwezig houtrot? (zie ook [naam adviesbureau] ).
Antwoord: Door aanbieder dient het aanwezig houtrot zo goed mogelijk opgenomen / ingeschat te worden en dient aangeboden worden als stelpost.
Op 24 november 2014 heeft [eiseres] aan [gedaagde sub 2] een prijsopgave gemaild. In die offerte werd houtrotherstel niet genoemd.
Op 17 december 2014 heeft [gedaagde sub 2] aan [eiseres] gevraagd of in de offerte een stelpost voor houtrotherstel was opgenomen. [eiseres] heeft daarop geantwoord:
Kleine reparaties zijn meegenomen in de aanbieding en zitten in de eenheidsprijs. Deelvervanging is door ons niet waargenomen en derhalve ook niet opgenomen. Indien tijdens de uitvoering mocht blijken dat dit wel het geval is, zal dit op huisnummer niveau worden bijgehouden en geregistreerd, verrekking hiervan volgens eenheidsprijzen (zie bijlage).
[gedaagde sub 2] heeft [eiseres] de opdracht verstrekt in een mail van 11 maart 2015, die onder meer de volgende tekst bevatte:
Houtrot /prikboek
Voor het herstellen van het eventueel aanwezige houtrot is een stelpost opgenomen van € 5.000,- excl. btw. Zoals besproken dienen alle geconstateerde houtrot verschijnselen inzichtelijk gemaakt te worden aan de hand van een “prikboek”. 2 dagen voor het herstellen hiervan ontvang ik een melding van het aangetroffen houtrot. Melding dient voorzien te zijn van het huisnummer en code herstel methode. Ik heb geen recente tekeningen van de gevel aanzichten van de verschillende typen woningen. Deze dienen dus door jullie aan de hand van beeldmateriaal inzichtelijk gemaakt te worden.
De opdrachtbon van 11 maart 2015 luidde als volgt:
Namens eigenaar verzoeken wij u onderstaande werkzaamheden uit te voeren:
Buitenschilderwerk 86 woningen [straatnaam] [woonplaats] conform uw offerte […] dd 24-11-2014 en zoals besproken op disndag 10 maart 2015 met een totaal bedrag van 76.482,49 ecl BTW. Voor houtrot herstel word een stelpost opgenomen van 5000,- euro. Verrekenprijzen zijn conform uw “Basis prijslijst houtrot en prefentieve maatregelen” en worden vastgelegd in een prikboek. (…)
2.6.
Het begrip ‘stelpost’ wordt wel gedefinieerd als een in de aanneemsom opgenomen bedrag ten laste waarvan bepaalde uitgaven worden gedaan. Een stelpost wordt vaak opgenomen voor onderdelen waarvoor de opdrachtgever nog geen keuze heeft gemaakt, zodat de aannemer de prijs daarvan nog niet kan bepalen. Een voorbeeld is bij nieuwbouwwoningen de keuken. In dit geval kon [eiseres] de prijs niet bepalen omdat niet bekend was hoeveel houtrot er was. Op dit punt konden de werkzaamheden mee- of tegenvallen. De vraag is dan, voor wiens risico dat is.
2.7.
In het algemeen is de onderhoudstoestand van een gebouw voor risico van de eigenaar van dat gebouw. Als de kwaliteit van het houtwerk van de woningen in [woonplaats] tegenvalt, is dat dus in beginsel voor risico van [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 1] kon dat risico afschuiven, bijvoorbeeld door met [eiseres] een vaste aanneemsom voor het hele werk overeen te komen, inclusief houtrotherstel. Doorgaans zal een opdrachtnemer daarmee alleen instemmen als hij de werkzaamheden voldoende kan overzien, zoals [eiseres] hier met het schilderwerk gedaan heeft. Dat is hier niet gebeurd. [gedaagde sub 2] heeft daarom ook niet gevraagd overigens; zij wilde juist een stelpost voor houtrotherstel.
2.8.
[gedaagde sub 2] neemt het standpunt in dat de stelpost een maximumbedrag was. Hoe zij dat bedoelt, licht zij niet toe. Een van de mogelijkheden is, dat zij bij weinig houtrot de minderkosten zou mogen verrekenen, terwijl bij veel houtrot [eiseres] een onbepaald bedrag aan meerkosten voor eigen rekening zou moeten nemen. Dat ligt niet alleen weinig voor de hand, maar het strookt ook niet met de correspondentie waarin een paar keer gesproken wordt over verrekening achteraf van houtrotherstel. Een andere mogelijkheid is dat [eiseres] tot dat bedrag houtrot mocht herstellen en het verder maar moest laten zitten. Dat ligt ook niet voor de hand, want het is vrij algemeen bekend dat het overschilderen van houtrot alleen maar leidt tot grotere reparaties in een later stadium.
2.9.
Kortom, de stelling van [gedaagde sub 2] dat de stelpost een maximumbedrag zou zijn, is onvoldoende concreet. [gedaagde sub 2] heeft niet toegelicht hoe zo’n maximum bedoeld zou zijn, en de verschillende mogelijkheden liggen, zoals hiervoor besproken, niet voor de hand. Ook uit de stukken kan die bedoeling niet worden afgeleid. De rechtbank neemt dus aan dat de stelpost het gebruikelijke karakter had, dat wil zeggen dat zowel hogere als lagere uitgaven voor houtrotherstel met de stelpost zouden worden verrekend.
2.10.
[gedaagde sub 2] beroept zich verder op jurisprudentie die erop neerkomt dat een aannemer een stelpost zo reëel mogelijk moet begroten of de opdrachtgever uitdrukkelijk moet wijzen op de mogelijkheid van een grote overschrijding, en dat hij de opdrachtgever tijdig moet waarschuwen als een stelpost wordt overschreden. Daarnaast voert zij aan dat [eiseres] haar misleid heeft, omdat deze bij de aanbesteding had meegedeeld dat er geen houtrot was aangetroffen. Dat laatste is in zoverre juist dat [eiseres] in december 2014 geschreven heeft dat zij geen noodzaak van deelvervanging had waargenomen. Dat is echter nog geen garantie dat die noodzaak er niet is. [eiseres] laat die mogelijkheid ook uitdrukkelijk open (“Indien tijdens de uitvoering mocht blijken dat dit wel het geval is … ”). De rechtbank kan daar geen misleiding in zien.
2.11.
Het reëel begroten van de stelpost is in deze zaak niet aan de orde, omdat niet [eiseres] de stelpost heeft opgenomen maar [gedaagde sub 2] . Dat [eiseres] bij grote overschrijding moest waarschuwen, kan wel worden aangenomen. Daarnaast hebben partijen voor houtrotherstel een bepaalde procedure afgesproken, die erop neerkomt dat [eiseres] voor ieder houtrotherstel vooraf toestemming van [gedaagde sub 2] nodig had. Die procedure is niet gevolgd. Het is echter de vraag of [gedaagde sub 2] daar nu rechten aan kan ontlenen. [gedaagde sub 2] betwist niet dat er lekkende goten bleken te zijn, en dat zij die zelf heeft laten repareren, zodat zij met de mogelijkheid van houtrot rekening kon houden. Evenmin betwist zij dat zij eind mei 2015 een overzicht van houtrotherstel gekregen heeft met een totaal van € 1.728,52 voor vijf woningen. In die zin was zij dus wel degelijk gewaarschuwd. Uit niets blijkt dat [gedaagde sub 2] [eiseres] op enig moment tijdens de werkzaamheden gewezen heeft op de afgesproken procedure. [gedaagde sub 2] stelt wel dat zij [eiseres] herhaaldelijk gewezen heeft op het maximumbudget van € 5.000, maar zij legt daarbij niet uit welke consequenties [eiseres] daaraan moest verbinden (zie ook 2.8). Zij stelt ook dat zij niet de kans heeft gehad om het werk te beperken of te vereenvoudigen, maar zij legt niet uit welke beperking of vereenvoudiging zij dan voor ogen had gehad. Om al die redenen ziet de rechtbank geen reden om consequenties te verbinden aan het feit dat [eiseres] de afgesproken procedure niet gevolgd heeft.
2.12.
De omvang van de werkzaamheden wordt niet serieus betwist. [gedaagde sub 2] zegt alleen dat zij het niet kan controleren omdat [eiseres] de afgesproken procedure niet gevolgd heeft. Maar dat wil niet zeggen dat de opgave van [eiseres] niet juist is. Daarvoor ziet de rechtbank geen aanwijzing. [gedaagde sub 2] wist in ieder geval vanaf de opgave van 28 mei 2015 dat er houtrot was en dat er hersteld werd. Zij heeft kennelijk geen initiatief genomen om tussentijds te vragen of te gaan kijken wat er gebeurde. [eiseres] heeft achteraf opgegeven wat zij gedaan heeft en waar, met foto’s van voor en na. [gedaagde sub 2] gaat daar niet op in en noemt geen enkele aanwijzing dat de opgave niet klopt. Op dit punt is het verweer onvoldoende concreet. Voor verdere bewijslevering aan de zijde van [gedaagde sub 2] is daarom geen plaats.
2.13.
Een laatste verweer betreft de kleine reparaties. Volgens de mail van [eiseres] van 17 december 2014 waren die in de aanneemsom begrepen, maar in de opgaven zijn ze kennelijk wel gedeclareerd. De kleine reparaties waren echter in de offerte begrepen, toen die nog geen stelpost bevatte. Als men dan een deel van de aanneemsom kwalificeert als stelpost voor houtrotherstel, ligt het voor de hand dat die kleine houtrotreparaties – die in de aanneemsom begrepen waren – onder die stelpost komen te vallen. Dat wil zeggen dat de vaste aanneemsom voor schilderwerk inclusief kleine reparaties gesplitst is in een vaste aanneemsom voor (alleen) schilderwerk en een stelpost voor houtrotherstel. [gedaagde sub 2] heeft niet toegelicht dat daarover iets anders afgesproken zou zijn. Ook dit verweer gaat daarom niet op.
2.14.
De hoofdsom zal daarom worden toegewezen, evenals de daarover gevorderde rente. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben zich niet verzet tegen een hoofdelijke veroordeling, zodat op die manier beslist zal worden.
2.15.
Op de buitengerechtelijke incassokosten is het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten van toepassing. Daarvoor is vereist dat er incassokosten gemaakt zijn. Een enkele brief is daarvoor echter voldoende, en die is verstuurd. Het gevorderde bedrag van € 1.089,07 komt overeen met het tarief in het Besluit. Dit zal daarom worden toegewezen.
2.16.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 87,33
- griffierecht 1.929,00
- salaris advocaat
1.158,00(2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 3.174,33

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiseres] € 22.745,09 te betalen, met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek over € 31.407,46 vanaf 7 april 2016 tot de dag van betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 3.174,33;
3.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat of, als zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis voldoen en het vonnis vervolgens betekend wordt, op € 199,00 aan salaris advocaat plus de explootkosten van betekening;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2017. [1]

Voetnoten

1.type: nig (4123)