Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
NJ2000, 430 en de daarin omschreven gezichtspunten. Deze wijzen volgens [eiser] alle in de richting van doorbreking van de verjaringstermijn.
4.De beoordeling
NJ2007, 285).
NJ1993, 686 – [achternaam] /De Schelde I) op het standpunt gesteld dat [bedrijfsnaam 1/bedrijfsnaam 4] en/of [bedrijfsnaam 2/bedrijfsnaam 3] ingevolge artikel 7:658 BW aansprakelijk zijn, ook al bestaat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd in (de gevolgen van) de verwezenlijking van een onbekend gevaar (mesothelioom) waartegen zij [eiser] nog niet hoefde te beschermen, en wel omdat zij zijn tekortgeschoten in hun verplichting veiligheidsmaatregelen te nemen die waren vereist met het oog op de bekende gevaren (van asbestose en longkanker) waartegen zij hem al wél moesten beschermen en dit verzuim de kans dat [eiser] een tot een mesothelioom leidende asbestvezel zou binnen krijgen in aanmerkelijke mate heeft verhoogd. De kantonrechter volgt [eiser] in dit standpunt niet en overweegt daartoe het volgende.
NJ1990, 716 ( [achternaam] / [bedrijfsnaam X] ) heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat wanneer een werkgever zijn werknemer te werk stelt bij een derde om werkzaamheden ter uitvoering van diens bedrijf te verrichten en daarbij de zorg voor de veiligheid van de werknemer aan de derde overlaat, hij voor een tekort schieten van de derde in die zorg als voor eigen tekort schieten aansprakelijk is; dit ongeacht het kader waarin de tewerkstelling plaatsvond dan wel de mate van zeggenschap die hij over de werknemer heeft behouden.