Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2]
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 januari 2016, met producties 1 t/m 22;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties 1 t/m 16;
- de brief van [gedaagde sub 1] van 10 maart 2016;
- de brief van [eiser sub 1] c.s. van 10 maart 2016;
- de brief van [eiser sub 1] c.s. van 22 maart 2016;
- het tussenvonnis van 23 maart 2016, waarin een comparitie is gelast;
- de brief van [gedaagde sub 1] van 23 maart 2016;
- de brief van [eiser sub 1] c.s. van 1 april 2016;
- de fax van [gedaagde sub 1] van 4 april 2016;
- de rolbeslissing van 6 april 2016, waarin is bepaald dat de comparitie van partijen geen doorgang vindt en dat schriftelijk wordt voortgeprocedeerd;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende wijziging van eis, tevens antwoord in reconventie, tevens verzoek tot het gelasten van een descente, met producties 23 t/m 34;
- het bezwaar eisvermeerdering en bezwaar tot het gelasten van een descente, alsmede de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie, met producties 16 en 17;
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens houdende antwoord bezwaar eisvermeerdering, met producties 35 t/m 41;
- het B7 formulier van [gedaagde sub 1] op de rol van 24 augustus 2016;
- het B16 formulier van [eiser sub 1] c.s. op de rol van 24 augustus 2016;
- het B11 formulier van [gedaagde sub 1] op de rol van 24 augustus 2016;
- de brief van [eiser sub 1] c.s. van 24 augustus 2016, waarin is verzocht om pleidooi;
- de brief van [gedaagde sub 1] van 25 augustus 2016;
- de rolbeslissing van 5 oktober 2016, waarin de eiswijziging van [eiser sub 1] c.s. is toegestaan, het verzoek om een descente is afgewezen en het verzoek om pleidooi is toegewezen;
- de akte schorsing rechtsgeding in conventie, tevens in reconventie ex artikel 225 lid 2 onder 2 Rv en tot hervatting ex artikel 227 Rv van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ;
- het B16 formulier van [gedaagde sub 1] op de rol van 26 oktober 2016;
- het B7 formulier van [eiser sub 1] c.s. van 3 november 2016;
- de antwoordakte, tevens houdende wijziging van eis van [eiser sub 1] c.s., met productie 42;
- de pleidooien van 24 november 2016 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnotities van beide zijden.
2.De feiten
met haar– na overlijden van haar zus –
een ernstige discussieover de koopprijs van het perceel heeft plaatsgevonden. Mevrouw [E] was het niet eens met de in haar ogen lage koopprijs en was hierdoor ook
zeer boos op [gedaagde sub 1].”
3.Het geschil en de beoordeling in het incident
4.Het geschil in de hoofdzaak
in conventie
5.De beoordeling in de hoofzaak
in conventie
aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid” (zoals door de notaris in zijn proces-verbaal is genoemd) wel degelijk tot een bewezenverklaring kan worden gekomen.
NJ1998, 512 en HR 30 mei 2008,
NJ2008, 311, LJN BC5012). Mogelijk ingrijpende gevolgen van de executie die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, staan op zichzelf niet in de weg aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad, maar moeten wel worden meegewogen bij de belangenafweging (vgl. HR 28 mei 1993,
NJ1993, 468).
- dat hij met [A] een woning illegaal/onrechtmatig heeft gesloopt,
- dat zij binnen zes maanden weer een vergunning hebben gekregen voor de bouw van een “megalomane woning”,
- dat “de heren” de boete lachend betalen en vrolijk verder gaan met het irriteren “(en in onze ogen terroriseren)” van de buren,
- dat er alleen aan het eigenbelang van de heren wordt gedacht,
- wanneer de gemeente de “grote graaiers” eens gaat tegenwerken in plaats van alles toe te staan zoals zij dat wensen.
2.712,00 (6,0 punten × tarief € 452,00)