5.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor de feiten 1 tot en met 6
Feit 1
Aangever [slachtoffer 1] heeft als volgt verklaard. Op 31 juli 2015 werd hij gebeld door een onbekende man over zijn auto, een Volkswagen type Golf met het kenteken [kenteken] , die hij op Marktplaats te koop had staan. Er is een afspraak gemaakt voor de volgende ochtend 1 augustus 2015. De man, [voornaam van verdachte] genaamd, kwam op het afgesproken tijdstip bij de woning van aangever te [woonplaats] . Zij hebben samen een rondje in de auto gereden en spraken af dat de man de auto voor € 13.700,- mocht hebben. Hij liet [voornaam van verdachte] op zijn – […] – computer bij de Rabobank inloggen om het geld over te maken. [voornaam van verdachte] voerde het rekeningnummer [rekeningnummer] van aangever in en verzond de opdracht. Aangever was gerustgesteld en vertrouwde erop dat het goed was gegaan. Daarna zijn zij samen naar het postkantoor gereden en hebben zij de auto op naam van [voornaam van verdachte] overgeschreven. [voornaam van verdachte] is met de Volkswagen weggereden. Op 3 augustus 2015 bleek aangever echter dat het geld niet op de rekening van aangever was bijgeschreven. Toen aangever [voornaam van verdachte] opbelde, zei [voornaam van verdachte] dat het geld van zijn rekening was afgeschreven. Toen het geld op 5 augustus 2015 nog steeds niet op de rekening van aangever stond, heeft hij [voornaam van verdachte] opnieuw opgebeld, waarna [voornaam van verdachte] zei dat hij zijn bank zou bellen en daarna aangever terug zou bellen. [voornaam van verdachte] belde echter niet terug en toen aangever hem probeerde te bellen, stond de telefoon van [voornaam van verdachte] uit.
Uit een proces-verbaal van bevindingen van de politie blijkt dat de status van de betaling van € 13.700,- vanaf het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van verdachte naar het rekeningnummer van [slachtoffer 1] op 1 augustus 2015 is: “uitgesteld”.
Getuige [getuige 1] , eigenaar van [bedrijfsnaam 3] te [vestigingsplaats] , heeft verklaard dat op 4 augustus 2015 verdachte bij zijn bedrijf kwam en hem vertelde dat hij vanwege financiële problemen zijn auto, een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] , moest verkopen. Zij zijn een koopsom overeengekomen van € 3.500,- waarbij verdachte er dan een Ford Focus voor € 1.300,- bij mocht hebben.
Feit 2
Aangever [slachtoffer 2] heeft het volgende verklaard. Hij had zijn auto, een BMW 325i, kenteken [kenteken] , op Marktplaats en op Autoscout gezet. Op 19 juni 2015 heeft hij telefonisch een afspraak gemaakt met een potentiële koper en op dezelfde dag heeft de man samen met aangever een proefrit gemaakt. Later die dag ontving aangever van de man een sms waarin stond dat hij de auto graag wilde kopen voor € 18.000,-. Aangever heeft daarop gezegd dat hij de auto weg wilde doen voor € 18.500,-. De man verklaarde dat hij daarmee akkoord ging en afgesproken werd om op 22 juni 2015 de financiën en de overschrijving te regelen. Die dag belde de man bij aangever aan en vertelde hem dat hij als ZZP-er in de ICT branche in Zwolle werkte. Hij liet aangever daarvan een pasje zien. Hij vertelde verder dat hij nog in Zwolle woonde, maar dat hij naar de [adres] in [woonplaats] zou verhuizen. Aangever had van tevoren een koopovereenkomst uitgeprint. De man heeft daarop de volgende gegevens ingevuld: “ [verdachte] , [adres] , [postcode] te [woonplaats] . […] . Bankrekeningnummer [rekeningnummer] ”. Ook overhandigde de man hem een identiteitskaart waar aangever een kopie van mocht maken. Op de identiteitskaart stonden de gegevens van [verdachte] , geboren op [1972] te [geboorteplaats] .
De man is bij aangever achter de computer gaan zitten en heeft ingelogd op de site van de Rabobank. Aangever doet nooit aan internetbankieren en is hier niet mee bekend. De man had de overboekingspagina openstaan en aangever moest zijn gegevens geven, wat hij deed. De man heeft toen een ander scherm geopend, waarop hij wilde laten zien dat het geld voor de auto was afgeschreven van zijn rekening. Toen hij dat scherm opende, bracht hij zijn linker duim naar het scherm van de computer en schermde daarmee een klein gedeelte, halverwege linksboven, af, waardoor aangever dat gedeelte van de site niet kon zien. Aangever zag het bedrag van € 18.500,- en hij zag dat daar een ‘minnetje’ voor stond, wat hij herkende als dat het bedrag van de rekening is afgeschreven. Toen hij de man vroeg waarom hij zijn duim op het scherm hield, zei de man: “dat is privé, daar staan privégegevens”. Aangever heeft ingelogd om te kijken of het bedrag al op zijn rekening was bijgeschreven, maar dat bleek niet het geval. Toen hij dit tegen de man zei, reageerde hij daarop heel heftig. Hij zei: “hoe kan dat nou, je hebt het toch gezien”. De man maakte aangever herhaaldelijk duidelijk dat het geld echt was overgemaakt. Hij bleef dit herhalen en zeggen dat de auto nu van hem was en dat zij naar het postkantoor moesten gaan. Toen aangever de Rabobank belde, kreeg hij te horen dat zij over de transactie geen informatie konden geven via de telefoon. Ook kreeg aangever te horen dat er een landelijke storing binnen de Rabobank was geweest. Door de manier waarop de man praatte en op hem overkwam en door de informatie van de bank, voelde aangever zich onder druk gezet om mee te werken aan de overschrijving van de auto. Hij is toen met de man naar het postkantoor gegaan en heeft de overschrijving geregeld. De auto stond toen op naam van [verdachte] , [1972] . Thuis gekomen vroeg de man de sleutel en aangever heeft hem die gegeven. Rond 14.30 uur belde de buurvrouw aan en vertelde dat ze net had gezien dat de BMW was weggereden. Aangever is op 23 juni 2015 nog aan de [adres] te [woonplaats] geweest, maar daar bleek iemand anders te wonen.
Uit een rekeningafschrift over de maand juni 2015 betreffende het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van verdachte blijkt dat het saldo op 29 mei 2015 credit
€ 0,12 was en op 30 juni 2015 debet € 1,68. In deze periode heeft er op geen enkel moment geld op de rekening gestaan.
De status van de betaling van € 18.500,- vanaf voornoemde rekening van verdachte naar de rekening van aangever [slachtoffer 2] ( [rekeningnummer] ) op 22 juni 2015 is: “afgekeurd”.
Uit een proces-verbaal van bevindingen van de politie volgt dat de BMW 325i op 23 juni 2015 door verdachte was ingeruild bij [bedrijfsnaam 4] te [vestigingsplaats] . Verdachte kreeg van de eigenaar van het autobedrijf, [A] , € 1.000,- cash en een Opel Antara. Verdachte had [A] verteld dat hij een leaseauto van zijn baas had gekregen en dat hij die wilde verkopen.
Feit 3
Aangever [slachtoffer 3] heeft als volgt verklaard. Hij had zijn auto, een Volkswagen, type Passat, voorzien van kenteken [kenteken] , op Marktplaats te koop aangeboden. Hij werd gebeld door [verdachte] die hem vertelde dat hij interesse had in zijn auto. Op 13 juli 2015 is [voornaam van verdachte] bij hem thuis in Amsterdam gekomen en heeft hij de auto bezichtigd. Overeengekomen werd dat de auto voor een bedrag van € 18.500,- zou worden verkocht. De vrouw van aangever heeft vervolgens een contract opgesteld en [voornaam van verdachte] heeft dit contract mede ondertekend. Aangever is samen met [voornaam van verdachte] naar een filiaal van de Rabobank in Amsterdam gegaan. Daar heeft [voornaam van verdachte] door middel van elektronisch bankieren een transactie verricht. Bij de [naam winkel] is de auto op naam van [voornaam van verdachte] overgeschreven. De medewerker van de [naam winkel] vroeg [voornaam van verdachte] of het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] , nog hetzelfde was, waarop [voornaam van verdachte] een andere straatnaam opgaf dan die hij in het koopcontract had genoemd. Hij gaf als reden op dat hij pas geleden naar een ander adres was verhuisd. Samen met [voornaam van verdachte] is aangever naar huis gereden en heeft hij de twee originele autosleutels aan hem overhandigd. [voornaam van verdachte] heeft de sleutels in ontvangst genomen en is met de auto weggereden. Op 14 juli 2015 zag aangever dat het afgesproken bedrag nog niet op zijn rekening was bijgeschreven. Toen hij [voornaam van verdachte] belde, vertelde hij hem dat de transactie vanwege onvoldoende saldo niet was doorgegaan. Later belde [voornaam van verdachte] hem terug en zei hem dat hij geld van zijn spaarrekening naar zijn lopende rekening had overgemaakt en de bank een spoedopdracht had gegeven om het bedrag naar aangevers rekening over te maken. Het geld stond daarna nog niet op de rekening van aangever en toen hij [voornaam van verdachte] belde, nam deze zijn telefoon niet meer op en reageerde hij evenmin op sms-berichten van aangever. Aangever is naar het adres [adres] te [woonplaats] gegaan, maar daar bleek een ander gezin te wonen.
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 3] verklaard dat verdachte hem tijdens het internetbankieren, nadat hij het rekeningnummer en het afgesproken bedrag had ingevuld, de gegevens heeft laten controleren. Voordat verdachte akkoord gaf op de transactie, vroeg hij [slachtoffer 3] of hij het goed vond dat hij, om privacy-redenen, het saldobedrag afdekte. Aangever vond dat goed en verdachte heeft op akkoord geklikt. [slachtoffer 3] dacht toen dat de betaling daardoor was gedaan. Omdat hij zelf een rekening heeft bij een andere bank heeft hij geen enkele ervaring met de Rabobank.
Uit een proces-verbaal van bevindingen van de politie blijkt dat de status van de betaling van € 18.500,- vanaf het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van verdachte naar het rekeningnummer van [slachtoffer 3] op 13 juli 2015 is: “afgekeurd”.
Uit onderzoek van de politie volgt dat deze auto op 14 juli 2015 is overgeschreven op naam van [naam vennootschap onder firma] V.O.F. te [vestigingsplaats] .[slachtoffer 4] , één van de eigenaren van de betreffende autogarage, heeft verklaard dat verdachte hem op enig moment vertelde dat hij binnenkort een Volkswagen Passat binnen zou krijgen en hem vroeg of hij interesse had.
Op 13 juli 2015 is verdachte met de Volkswagen Passat langs gekomen en zijn zij overeengekomen dat verdachte € 12.000,- voor de auto zou krijgen en daarnaast een andere auto ter waarde van ongeveer € 1.000,-.
Feit 5
Aangever [slachtoffer 5] heeft het volgende verklaard. Hij heeft een Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken] op Marktplaats te koop aangeboden. Via de mail van Marktplaats heeft hij contact gehad met een geïnteresseerde koper. Uiteindelijk kwamen zij op een verkoopprijs van € 17.000,- uit. De koper gaf hem twee mobiele telefoonnummers door. Aangever heeft via deze nummers meerdere keren contact met hem gehad. De man stuurde hem via WhatsApp ook een foto van zijn identiteitsbewijs, maar deze was nauwelijks leesbaar. Uiteindelijk spraken zij af om op 21 juli 2015 in Amsterdam Zuid bij de [naam winkel] de auto over te schrijven en de betaling te verrichten. De koper stelde zich aan hem voor als [voornaam van verdachte] . Omdat de auto bij de [naam winkel] niet kon worden overgeschreven, spraken zij af dat aangever de auto aan [voornaam van verdachte] zou meegeven en dat hij dan de auto de dag erna, op 22 juli 2015, op zijn naam zou zetten. Aangever heeft hem alle autopapieren meegegeven en [voornaam van verdachte] heeft de auto meegenomen. Nog in de auto en voordat [voornaam van verdachte] daarmee wegreed heeft hij met de telefoon van aangever € 17.000,- overgemaakt, althans, zo leek het. Hij logde in bij de Rabobank en gebruikte de randomreader om het bedrag over te maken. Aangever zag dat de overboeking van € 17.000,- was verzonden vanaf zijn – [verdachtes] – account. Aangever dacht dat alles goed zat. Later in de middag belde [voornaam van verdachte] hem om te zeggen dat het overschrijven niet door was gegaan en dat hij dat op een later moment op die dag zou gaan doen. Daarna heeft aangever nooit meer iets van hem vernomen. Aangever heeft meerdere keren gekeken of het geld op zijn rekening was bijgeschreven, maar dat is niet gebeurd.
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 5] nog verklaard dat hij in het scherm had gezien dat het bedrag was afgeschreven. Hij zag dat het bedrag was betaald, de opdracht daartoe was gegeven. De daadwerkelijke bijschrijving zou 24 uur in beslag nemen. [slachtoffer 5] heeft tijdens de betaling meerdere schermen gezien, zij hebben samen zijn gegevens erin gezet en een paar keer gecontroleerd.
Door verbalisant is de door aangever via WhatsApp ontvangen afbeelding van een identiteitskaart onderzocht. Verbalisant zag de volgende gegevens op de identiteitskaart staat:
Naam: [verdachte] ;
Voornamen: [voornaam van verdachte] (tweede naam onduidelijk);
Geboortedatum: [cijferaanduiding] (maand onduidelijk) 1972.
De status van de betaling van € 17.000,- vanaf voornoemde rekening van verdachte naar de rekening van aangever [slachtoffer 5] op 21 juli 2015 is: “afgekeurd”.
Uit onderzoek is gebleken dat verdachte de auto op 22 juli 2015 aan [B] van [bedrijfsnaam 5] te [vestigingsplaats] heeft verkochtvoor € 2.000,- waarbij aan hem ook een Volkswagen Golf ter waarde van € 13.500,- is meegegeven.
Feit 6
Voor feit 6 verwijst de rechtbank naar de hierboven genoemde bewijsmiddelen betreffende de feiten 1, 2, 3 en 5.
Bewijsoverweging voor de feiten 1 tot en met 6
De rechtbank stelt op grond van de weergegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte naar aanleiding van advertenties op Marktplaats steeds dezelfde handelwijze had voor de koop van een tweedehands auto.
Dit betekent dat verdachte zich in al deze gevallen heeft voorgedaan als een betrouwbare koper terwijl hij dat in feite niet was. Immers, hij maakte een afspraak om de betreffende auto te bezichtigen, bezichtigde die ook daadwerkelijk, maakte al dan niet een proefrit en onderhandelde over de prijs. In een aantal gevallen overhandigde verdachte zelfs een kopie van zijn identiteitsbewijs en ondertekende hij een koopovereenkomst. Ook gaf hij bij twee aangevers een onjuist adres aan [straatnaam] in [woonplaats] op.
Verdachte heeft zich verder ook bediend van listige kunstgrepen door betaling te simuleren. Bij de aangevers was hierdoor het vertrouwen gewekt dat het bedrag ook echt was betaald zodat de auto kon worden overgeschreven en aan verdachte kon worden meegegeven. Echter, het uitblijven van betaling van de koopsom in al deze vier gevallen in een tijdsbestek van anderhalve maand, ook nádat de verkopers daarover contact hadden opgenomen met verdachte die vervolgens niet thuis gaf, maakt dat de rechtbank de overtuiging heeft dat verdachte van meet af aan helemaal niet de intentie had de koopsom te betalen en ook wist dat hij dat niet kon. Hiervoor is ook van belang dat verdachte onvoldoende saldo op zijn rekening had staan en dat hij in twee gevallen het saldo op zijn betaalrekening op het beeldscherm met zijn duim had afgeschermd. Verdachte heeft met zijn bedrieglijk en misleidend handelen bij de betreffende aangevers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven willen roepen om daar vervolgens misbruik van te kunnen maken, wat hij ook heeft gedaan.
Met betrekking tot feit 2 primair overweegt de rechtbank dat met dat de overschrijving van de auto op naam van verdachte en overhandiging van de autosleutel door aangever, de afgifte van de auto aan verdachte tot stand kwam, en daarmee sprake is van een voltooide oplichting.
Met betrekking tot feit 6 is van belang dat verdachte’s handelwijze de rechtbank tot het oordeel leidt dat hij er een gewoonte van heeft gemaakt om goederen af te nemen zonder daarvoor te betalen.
De rechtbank acht derhalve de onder 1, 2 primair, 3, 5 en 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen voor feit 7
Aangever [aangever] , die aangifte heeft gedaan namens de eigenaar van het pand [bedrijfsnaam 1] , heeft als volgt verklaard. Op 11 februari 2017 werd hij gebeld door de servicemeldkamer met de mededeling dat er lood van het dak van het pand [adres] te [vestigingsplaats] was weggehaald. Het lood op een aan hem door de politie getoonde foto herkende hij als het daklood dat op het bedrijfspand aan de [adres] ligt.
Op 11 februari 2017 om 6.24 uur kregen verbalisanten de opdracht om naar [straatnaam] te [woonplaats] te gaan, waar een melder breekgeluiden hoorde. Eén van de verbalisanten vond in een hoek van de panden aan [straatnaam] naast een papiercontainer een stapel lood.
De andere verbalisant zag verdachte op het dak van een, naar de rechtbank begrijpt, naastgelegen appartementencomplex staan.
De beller, getuige [getuige 2] , heeft verklaard dat hij op 11 februari 2017 omstreeks 6.15 uur lag te slapen in zijn woning aan [straatnaam] te [woonplaats] en wakker werd van een bonkend geluid. Hij keek via het raampje in zijn voordeur naar [straatnaam] en zag aan de overzijde van de parkeerplaats op het dak van het gebouw twee mannen lopen. Eén van de mannen klom via de brandtrap het dak van het flatgebouw van [getuige 2] op en werd daar door politieagenten vanaf gehaald. [getuige 2] keek de man toen recht in het gezicht en herkende hem als degene die hij over het dak had zien lopen en daarna via de brandtrap zijn flatgebouw op was geklommen.
Verbalisanten zijn even later het platte dak tussen [straatnaam] en [straatnaam] , waar verdachte eerder op had gestaan, opgeklommen. Zij troffen daar een paar werkhandschoenen en een combinatietang aan. Het dak was bedekt met een laagje verse sneeuw waar schoenafdrukken in stonden. De werkhandschoenen en de combinatietang waren niet bedekt met een laagje sneeuw. Gezien de locatie waar het lood was aangetroffen – zo’n 200 meter vanaf de plek waar verdachte is aangetroffen – is ook het platte dak tussen [straatnaam] en [straatnaam] beklommen en onderzocht. Ook dit dak was bedekt met een laagje verse sneeuw waar schoenafdrukken in stonden, afkomstig van één paar schoenen. Verbalisant heeft de schoenafdrukken gevolgd en zag dat deze ophielden bij de dakrand. Precies onder die locatie lag het lood. Kennelijk is het lood vanaf het platte dak naar beneden gegooid. Verbalisant heeft hierop de schoenafdrukken verder gevolgd en zag dat hij uitkwam bij een dakrand waar het lood verwijderd was. Het weggenomen lood bevond zich oorspronkelijk aan de panden aan [straatnaam] . Nadat verdachte was ingesloten, heeft verbalisant een onderzoek ingesteld naar de schoenen van verdachte. Hij zag dat het profiel van de schoenen van verdachte overeenkwam met de schoenafdrukken in de verse sneeuw op het platte dak.
Bewijsoverweging voor feit 7
Op grond van de genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het onder 7 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Dat niet is gezien dat verdachte wegnemingshandelingen heeft verricht en dat verdachte is aangetroffen op een plek die zo’n 200 meter verwijderd is van de plaats waar het lood is aangetroffen, doet hier niet aan af. Op het dak, waar het lood is weggenomen, zijn immers de schoenafdrukken van verdachte aangetroffen en de getuige heeft gezien dat verdachte zich vanaf dit dak naar het andere dak heeft verplaatst Voor het ten laste gelegde bestanddeel ‘in vereniging’ bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.