4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij aangever, nadat hij een aantal weken eerder door hem in elkaar was geslagen, bij de skatebaan in [plaatsnaam] zowel met de vuist als met de vlakke hand heeft geslagen, in de richting van zijn gezicht.Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat er tussen verdachte [verdachte] en aangever bij de skatebaan een ruzie ontstond waarbij beiden op de grond lagen te ‘rollebollen’. Hij heeft zich met het gevecht bemoeid. Hij droeg die dag een rode trui.
Aangever [slachtoffer] heeft als volgt verklaard. Op zondag 28 augustus 2016 werd hij rond 18.00 uur door [voornaam van A] (de rechtbank begrijpt: [A] ) gebeld met de vraag of hij naar de skatebaan kon komen. Een uur later kwam hij daar aan en hij zag een aantal jongens zitten, onder wie [voornaam van A] en hij zag een negroïde persoon achter een muurtje staan. Aangever fietste de skatebaan op en de negroïde man kwam dreigend met een stok in zijn handen op hem afgelopen. Hij zei niets en begon in één keer uit te halen, terwijl aangever nog op zijn fiets zat. Hij sloeg drie of vier keer met volle kracht met een tak uit een boom, die een lengte had van ongeveer zeventig centimeter en een diameter van vier centimeter, en werd daarmee op zijn hoofd geraakt. Aangever lag op de grond en werd vervolgens van achteren door een andere jongen benaderd. Deze jongen ging op hem zitten en probeerde zijn handen vast te houden. De jongen die hem als eerste sloeg, begon op hem in te trappen terwijl de andere jongen hem op de grond hield en zijn handen weg hield. Ze sloegen en schopten tegen zijn hoofd. De eerste jongen haalde meerdere keren volop uit met zijn rechterbeen. Ze mikten alleen maar op zijn hoofd. Op het laatst kreeg hij van de negroïde persoon nog een harde trap tegen zijn hoofd aan, waarna het wazig werd. De persoon die hem als eerste sloeg omschrijft hij als een man met een donkere huidskleur, een breed postuur, ongeveer 1,70 meter lang, een kale kop en een baardje. Hij droeg een zwart T-shirt en een zwarte trainingsbroek (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ). De andere jongen had ook een donkere huidskleur maar was iets lichter getint, had een wat gezet postuur, was ongeveer 1,70 tot 1,80 meter lang, had donker kort haar en droeg een bril. Hij had een rood T-shirt en een zwarte joggingsbroek aan (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ). Aangever heeft meerdere kras- en schaafwonden in zijn gezicht, meerdere bulten op zijn achterhoofd, een blauwe plek onder zijn linkeroog en een open botbreuk in zijn linker duim. Zijn mond kan hij niet normaal opendoen.
Getuige [getuige 1] heeft als volgt verklaard. Op 28 augustus 2016 stond hij met [B] bij de skatebaan, waar onder anderen ook [A] en [voornaam van getuige 2] (de rechtbank begrijpt: [getuige 2] ) aanwezig waren. Daarnaast waren er ook nog drie negroïde mannen, waarvan hij er één herkende als [C] . Hij kan de negroïde mannen als volgt omschrijven: persoon 1 had een negroïde huidskleur, een groot, breed en gespierd postuur, een baardje, droeg vermoedelijk een zwart tanktop en was ongeveer 1,85 meter lang (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ). Persoon 2 en 3 hadden beiden een getinte/negroïde huidskleur en een normaal postuur. Persoon 2 of 3 droeg een rood vest (de rechtbank begrijpt dat één van deze personen medeverdachte [medeverdachte] is geweest). [getuige 1] zag dat de drie mannen in gesprek waren met [A] . Ze waren ruzie aan het maken. Hij hoorde dat ze wilden weten waar [slachtoffer] was en dat ze wilden dat hij naar de skatebaan zou komen. De drie mannen kwamen naar hem en [B] toe en zeiden dat zij weg moesten gaan. Zij zijn vervolgens naar het flatje aan de overkant van de [straatnaam] gegaan en hebben gekeken wat er ging gebeuren. Hij zag dat één van de drie mannen een tak pakte en de bladeren er afplukte. Na ongeveer vijf minuten keek hij naar de skatebaan en zag hij dat [voornaam van slachtoffer] op de grond lag en werd geschopt en geslagen door twee van de drie mannen. In ieder geval de man met het rode vest was bij het gevecht betrokken. [getuige 1] fietste hierop gelijk naar de skatebaan, maar durfde niet dichterbij te komen. De afstand tussen hem en [voornaam van slachtoffer] was op dat moment ongeveer twintig meter. De mannen gingen maar door met trappen en slaan, wat wel vijf minuten heeft geduurd. Hij zag dat [voornaam van slachtoffer] in zijn maag en rug werd geschopt en geslagen. Hij werd overal geslagen en geschopt, maar vooral tegen zijn hoofd. Na een paar seconden heeft hij de politie gebeld. De twee mannen zagen dit en zijn daarop weggerend.
Getuige [getuige 2] heeft het volgende verklaard. Er kwamen drie jongens in een auto naar de skatebaan toe. Eén van hen, een negroïde persoon (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ), begon [voornaam van A] te slaan. [voornaam van A] moest van deze jongen [voornaam van slachtoffer] bellen. Intussen kwamen er ook nog twee andere jongens bij staan. Eén jongen was stevig, ongeveer 1,70 meter lang, had weinig haar, bijna kalend, droeg een trainingsbroek en teenslippers en had een bril op (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ). De andere jongen was dun en droeg een donkerblauw trainingspak van het merk Adidas. De dunne jongen trok een tak uit de boom en gaf deze aan de negroïde man. De tak was ongeveer één meter lang en ongeveer twee centimeter dik. De negroïde man stuurde [voornaam van getuige 1] en [B] vervolgens weg. Het duurde nogal lang voordat [voornaam van slachtoffer] kwam. Toen hij er via de [straatnaam] aankwam en de skatebaan op fietste, kwamen alle drie de jongens tevoorschijn. [getuige 2] zat op een verhoging op een afstand van ongeveer vier meter en zag dat de negroïde persoon als eerste begon te slaan. [voornaam van slachtoffer] was van zijn fiets af omdat deze op de grond viel. De stevige jongen kwam er vervolgens ook bij. Zij zag dat de negroïde persoon en de stevige jongen [voornaam van slachtoffer] op de grond hadden gelegd. De stevige jongen ging op [voornaam van slachtoffer] zitten en ook op zijn handen, waardoor [voornaam van slachtoffer] niets meer kon doen en zich niet kon verweren. Toen begon die negroïde persoon met een tak te slaan. Niet normaal slaan, maar hij sloeg met zijn hele gewicht, met alles wat hij in zich had, in het gezicht van [voornaam van slachtoffer] . Hij sloeg heel erg vaak. Hij hield de stok met twee handen vast en hij sprong ook tijdens het slaan. [voornaam van slachtoffer] was aan het huilen op de grond en de jongens bleven doorgaan met slaan. Opeens huilde en bewoog [voornaam van slachtoffer] niet meer en gingen de jongens van hem af. Zij is weggegaan en zag nog net dat de jongens weer naar [voornaam van slachtoffer] gingen. De negroïde persoon had van tevoren gezegd dat hij het wel wilde filmen. Het was van tevoren al bedacht dat [voornaam van slachtoffer] geslagen zou worden.
Bewijsoverwegingen
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank overweegt allereerst dat er in de verklaringen van aangever en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] weliswaar verschillen zijn aan te wijzen, maar dat dit de verklaringen niet onbetrouwbaar maakt, nu zij in de kern met elkaar overeenkomen en het bovendien in dergelijke zaken niet ongebruikelijk is dat verklaringen op punten onderling van elkaar verschillen.
De rechtbank overweegt verder dat het jegens aangever gebruikte geweld, waarbij verdachten aangever hard en vaak, met zowel een tak als met de handen/vuisten, hebben geslagen en hem hebben geschopt, met name in het gezicht en tegen het hoofd, geschikt is om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat er eerder een conflict is geweest tussen verdachte [verdachte] en aangever. De verdachten hebben kennelijk wraak willen nemen en zijn daartoe samen met nog een andere persoon naar de skatebaan in [plaatsnaam] gegaan. Daar hebben zij [A] , een ‘drugsklant’ van aangever die zijn drugs bij de skatebaan van aangever ontving, zo blijkt uit het dossier (p. 51), onder druk gezet om aangever te benaderen en hem naar de skatebaan te laten komen. De derde, onbekende, dader heeft, voordat aangever arriveerde, een tak geprepareerd en deze aan verdachte gegeven. Toen aangever na ongeveer een uur arriveerde, heeft verdachte er samen met zijn medeverdachte direct volop op los geslagen en geschopt, met name in het gezicht van aangever, en hij heeft hem met de tak ook meermalen en met kracht in diens gezicht geslagen. De rechtbank overweegt dat deze omstandigheden blijk geven van een vooropgezet plan om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat verdachte vóór de uitvoering van zijn daad heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Dat verdachte in een gemoedsopwelling heeft gehandeld, is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.