8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een drietal inbraken, twee daarvan in woningen. Uit het onderzoek ter zitting van de rechtbank is gebleken, dat verdachte zich samen met anderen ook nog aan vier andere inbraken in woningen en bedrijven en één poging daartoe heeft schuldig gemaakt. Deze vijf strafbare feiten zijn ad informandum gevoegd en vermeld op de inleidende dagvaarding. Verdachte heeft bij de politie en ter zitting bekend dat hij deze (ad informandum gevoegde) strafbare feiten heeft begaan. De rechtbank zal deze feiten meewegen in de aan verdachte op te leggen straf.
Inbraken, met name in woningen, zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij. Het is voor de slachtoffers vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Woningen zijn bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten voelen. Door zijn handelen heeft verdachte dit gevoel van veiligheid aangetast. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor financiële schade en overlast bij de slachtoffers.
Bij de bepaling van de op te leggen straf houdt de rechtbank ook rekening met het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat hij diverse keren is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder een vermogensdelict.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de door de reclassering Nederland uitgebrachte adviezen en verslagen van 24 juni 2016, 4 november 2016 en 10 februari 2017. Mw. Koenders heeft ter terechtzitting de standpunten en het advies van de reclassering toegelicht. Verdachte heeft een stoornis in het autistisch spectrum, ADHD en hechtingsproblematiek, hetgeen van invloed is op zijn gedrag, vaardigheden en denkpatronen. Verdachte beoordeelt sociale situaties niet altijd goed, wat problemen kan veroorzaken op meerdere leefgebieden, zoals school, stages, werk, vrienden en de thuissituatie.
Het gebrek aan vaardigheden lijkt een direct verband te hebben met zijn delictgedrag.
De afgelopen tijd heeft verdachte echter een verandering laten zien. Hij wil schoon schip maken, neemt verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en richt zich op zijn toekomst.
Het toezicht en de begeleiding door de reclassering is het afgelopen jaar met ups en downs verlopen. Het is de afgelopen periode helder geworden dat het autisme van verdachte beperkender is dan men aanvankelijk dacht. Verdachte kan zich goed presenteren, maar kan daardoor ook makkelijk overvraagd worden. Met het FACT-team is men op zoek naar duurzame oplossingen, zoals coaching van verdachte, maar ook van diens werkgever, op de werkplek.
De reclassering adviseert de rechtbank verdachte een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, eventueel meewerken aan een begeleid/ beschermd wonen traject, het meewerken aan het vinden van een dagbesteding en/of studie en eventueel meewerken aan begeleiding door de Jan Arends organisatie.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde meerdere malen is veroordeeld. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
De verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 19 jaar oud. De rechtbank ziet aanleiding om recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdigen personen (overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht). Daarbij is gelet op de persoon van de verdachte en het advies van reclassering Nederland, zoals hierboven is uiteengezet.
De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat verdachte steeds heeft meegewerkt aan het onderzoek en openheid van zaken heeft gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, langer dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, de positieve lijn die bij verdachte te zien is teniet zou doen, hetgeen niet in het belang van verdachte en de maatschappij is.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en met name gelet op de persoon van verdachte en zijn nog jeugdige leeftijd, wijkt de rechtbank – in het voordeel van verdachte - bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest van 4 dagen, waarvan 146 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Daarbij zal de rechtbank verdachte de bijzondere voorwaarden opleggen zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte een taakstraf van 180 uren opleggen, indien verdachte deze taakstraf niet verricht, te vervangen door 90 dagen jeugddetentie.