ECLI:NL:RBMNE:2017:4634

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2017
Publicatiedatum
12 september 2017
Zaaknummer
C/16/432813 / HA ZA 17-175
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over terugbetaling van leningen en misbruik van omstandigheden door gokverslaving

In deze civiele bodemprocedure vordert Tunga Holding B.V. terugbetaling van twee leningen die zijn verstrekt aan de gedaagde, een 30-jarige man uit Rotterdam, die wordt verdacht van de moord op Koen Everink. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 13 september 2017 geoordeeld dat de gedaagde moet bewijzen dat zijn standpunt over de hoogte van de leningen klopt. De gedaagde heeft 26.050 euro geleend van Koen Everink en 43.400 euro van Tunga Holding, maar stelt dat hij veel minder hoeft terug te betalen omdat hij bedragen heeft afgelost en nieuwe afspraken heeft gemaakt. De rechtbank heeft de gedaagde de mogelijkheid gegeven om deze stellingen te bewijzen.

De gedaagde erkent dat hij geld heeft geleend, maar vraagt de rechtbank om de leningsovereenkomsten te vernietigen op basis van misbruik van omstandigheden, aangezien hij gokverslaafd is. De rechtbank oordeelt dat Everink had moeten begrijpen dat de gedaagde door zijn gokverslaving en beperkte financiële middelen onder druk stond om de leningen af te sluiten. De rechtbank concludeert dat de leningsovereenkomsten met terugwerkende kracht niet meer bestaan, waardoor de gedaagde geen recht heeft op de ontvangen bedragen. De rechtbank zal nu eerst de bewijslevering van de gedaagde afwachten om te bepalen hoe hoog zijn schuld aan de erfgenamen van Everink en Tunga Holding is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/432813 / HA ZA 17-175
Vonnis van 13 september 2017
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TUNGA HOLDING B.V.,
gevestigd te Bilthoven ,
2.
[eiser 1] ,wonende te [woonplaats] , en
[eiser 2], wonende te [woonplaats] , in hun hoedanigheid van executeur-testamentair in de nalatenschap van
[erflater],
eisers,
advocaten mr. E.A. Brat en mr. P.T.P. Hendriks te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.J. Hoogendam te 's-Gravenhage.
Eisers zullen hierna afzonderlijk Tunga Holding en [eiser 1] en [eiser 2] worden genoemd. Gezamenlijk zullen zij Tunga Holding c.s. worden genoemd. Gedaagde zal [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 april 2017
  • het proces-verbaal van comparitie van 17 juli 2017.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[erflater] (hierna: [erflater] ) is begin maart 2016 overleden. [gedaagde] wordt ervan verdacht [erflater] om het leven te hebben gebracht. Op het moment waarop dit vonnis wordt gewezen, wordt [gedaagde] daarvoor strafrechtelijk vervolgd.
2.2.
Op 7 april 2015 heeft [erflater] een testament opgemaakt. Daarin zijn [eiser 1] en [eiser 2] , vrienden van [erflater] , gezamenlijk benoemd tot executeur-testamentair.
2.3.
Tot 25 juni 2009 was Tunga Holding de persoonlijke houdstermaatschappij van [erflater] . Sinds die datum is de Stichting Administratiekantoor Tunga Holding (hierna: de stichting) de eigenaar van alle aandelen in Tunga Holding. [erflater] was houder van de certificaten van de door de stichting gehouden aandelen in Tunga Holding. Als certificaathouder van die aandelen had [erflater] geen stemrecht (dat recht heeft de stichting), maar kon hij ten opzichte van de stichting wel aanspraak maken op winst van Tunga Holding. Die certificaten vallen in de nalatenschap van [erflater] .
2.4.
Na het overlijden van [erflater] zijn [eiser 1] en [eiser 2] benoemd tot statutair bestuurders van Tunga Holding. Sindsdien zijn zij gezamenlijk bevoegd Tunga Holding te vertegenwoordigen.
2.5.
[erflater] en [gedaagde] waren met elkaar bevriend. Samen hebben zij casino’s bezocht. In de periode waarin zij met elkaar omgingen was [gedaagde] gokverslaafd.
2.6.
[erflater] en [gedaagde] hadden allebei een account bij de goksite [website] . Met ingang van 13 augustus 2015 had [erflater] zijn account bij [website] door [website] laten blokkeren voor de duur van 180 dagen.
2.7.
In oktober 2015 heeft [erflater] bedragen geleend aan [gedaagde] . Ter aflossing daarvan heeft [gedaagde] € 2.250 overgemaakt naar een bankrekening van [erflater] : op
10 oktober 2015 is op die bankrekening € 750 bijgeschreven en op 5 november 2015
€ 1.500.
2.8.
Op 8 november 2015 heeft [erflater] met [gedaagde] een overeenkomst van geldlening gesloten voor een bedrag van € 27.750. Deze overeenkomst is door [erflater] en [gedaagde] vastgelegd in een contract (hierna: de leningsovereenkomst [erflater] ). Onderdeel van deze overeenkomst vormen de bedragen die [erflater] al in oktober 2015 aan [gedaagde] had geleend en nog niet door [gedaagde] waren terugbetaald. In deze overeenkomst, waarin [gedaagde] geldlener is genoemd en [erflater] geldgever, staat het volgende:
‘[…]
Geldlenerverklaart van
geldgeverper 15-11-2015 een lening van
€ 27.750,00[…] te hebben ontvangen.
[…]
Looptijd lening van 15-nov-2015 t/m 01-04-2017. […]
[…]
Over de uitstaande lening (inclusief aflossing) hoofdsom is
geldleneraan
geldgevereen jaarlijkse rente verschuldigd ter grootte van
vijfprocent (5%) per maand op het uitstaande bedrag per 01-01-2017
Geldlenerzal de volledige lening aflossen in max. dertien maanden startend op 01-12-2015 volgens een annuïtair aflosschema, met een annuïteit van min.
€ 1700,-[…] per maand. De maandelijkse aflossing geschied uiterlijk in de eerste vijf dagen van iedere maand. Op 01-04-2017 dient de volledige lening te zijn terug betaald van
€ 27.750,-[…].
Indien
Geldlenerniet in de eerste vijf dagen van iedere aflossingsmaand betaald, krijgt
Geldleneréén keer respijt om het aflossingsbedrag binnen twee weken alsnog te voldoen. Verzaakt
Geldlenergaat vanaf de in gebreke gebleven aflossingsmaand de rente tellen op het nog uitstaande bedrag totdat het volledige bedrag is terugbetaald inclusief de rente (5%)
Geldlenermag te aller tijde de lening in zijn geheel of een deel daarvan aflossen, zonder dat
geldgevereen boeterente of andere kosten in rekening zal brengen.
[…]
[…]
Indien
Geldlenerzich niet aan de afspraken in deze overeenkomst houdt, zal
Geldgeverrechtsmaatregelen nemen tegen
Geldlener. Op deze overeenkomst en de daaruit voortvloeiende of daarmee verband houdende overeenkomsten is uitsluitend Nederlands recht van toepassing. Een geschil in verband met deze overeenkomst of de daaruit voortvloeiende of daarmee verband houdende overeenkomsten zal onderworpen worden aan de exclusieve jurisdictie van het bevoegd gerecht in Utrecht (NL). […]’
2.9.
Op 9 november 2015 heeft [erflater] als onderdeel van de leningsovereenkomst [erflater] € 8.000 overgemaakt naar een bankrekening van [gedaagde] .
2.10.
Op 27 november 2015 heeft [erflater] namens Tunga Holding een overeenkomst van geldlening gesloten met [gedaagde] voor een bedrag van € 40.000. Deze overeenkomst is door [erflater] en [gedaagde] vastgelegd in een contract (hierna: de leningsovereenkomst Tunga Holding). In deze overeenkomst, waarin Tunga Holding geldgever is genoemd en [gedaagde] geldlener, staat het volgende:
‘[…]
Geldlenerverklaart van
geldgeverper 27-11-2015 een lening van € 40.000 […] te hebben ontvangen.
[…]
Looptijd lening van 27-nov-2015 t/m 01-08-2016. […]
[…]
Over de uitstaande lening hoofdsom is
geldleneraan
geldgevereen bedrag verschuldigd van
€ 3.400,- aan rente en kosten. Op 1 augustus 2016 is
Geldlenereen totaal bedrag verschuldigd van
€ 43.400,-[…]
Op 01-08-2016 dient de volledige lening te zijn terugbetaald van
€ 43.400,-[…].
Inclusief rente en kosten[…]
De overeenkomst van borgtocht met de heer [A] maakt integraal onderdeel uit van deze Overeenkomst.
Indien
Geldlenerniet uiterlijk op 8 augustus 2016 aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan heeft
Geldgeverhet recht om alle rechtsmiddelen in te zetten om zijn vordering op te eisen. Verzaakt
Geldlenerin zijn verplichting gaat vanaf de in gebreke gebleven afbetalingsdatum (1 augustus 2016) rente (5%) zegge: 5% worden doorberekend op het nog uitstaande bedrag totdat het volledige bedrag is terug betaald inclusief de rente en evt. rechtskosten.
Geldlenermag te aller tijde de lening in zijn geheel of een deel daarvan aflossen, zonder dat
Geldgevereen boeterente of andere kosten in rekening zal brengen.
[…]
Indien
Geldlenerzich niet aan de afspraken in deze overeenkomst houdt, zal
Geldgeverrechtsmaatregelen nemen tegen geldlener. Op deze overeenkomst en de daaruit voortvloeiende of daarmee verband houdende overeenkomsten is uitsluitend Nederlands recht van toepassing. Enig geschil in verband met deze overeenkomst of de daaruit voortvloeiende of daarmee verband houdende overeenkomsten zal onderworpen worden aan de exclusieve jurisdictie van het bevoegd gerecht in Utrecht (NL). […]’
2.11.
In de leningsovereenkomst Tunga Holding is in punt 6 verwezen naar een borgtochtovereenkomst met de heer [A] , de vader van [gedaagde] . [erflater] had aan het verstrekken van de lening van € 40.000 door Tunga Holding de voorwaarde verbonden dat de vader van [gedaagde] zich borg zou stellen voor het geval [gedaagde] niet aan zijn betalingsverplichtingen zou voldoen. [erflater] heeft [gedaagde] gevraagd dit document door zijn vader en moeder te laten ondertekenen. Daarna heeft [gedaagde] dit document, voorzien van handtekeningen, aan [erflater] teruggegeven (hierna: de borgtochtovereenkomst).
2.12.
Op 2 december 2015 heeft [gedaagde] € 1.700 afgelost op de leningsovereenkomst [erflater] , door dit bedrag over te boeken naar een bankrekening van [erflater] .
2.13.
Op 30 augustus 2016 heeft een deurwaarder [gedaagde] namens [eiser 1] en [eiser 2] gesommeerd om uiterlijk binnen twee weken € 13.600 te betalen. Dit zag op de aflossing van de leningsovereenkomst [erflater] over januari tot en met augustus 2016 (8 x € 1.700 =
€ 13.600). Ook is toen aan [gedaagde] gevraagd om schriftelijk mee te delen of hij zich in de toekomst zou gaan houden aan zijn verplichtingen onder de leningsovereenkomst [erflater] . Verder is toen aan [gedaagde] meegedeeld dat hij, als er binnen twee weken geen schriftelijke reactie volgde, in verzuim zou komen en dat in dat geval het hele openstaande bedrag zou worden opgeëist of dat de leningsovereenkomst [erflater] buitengerechtelijk zou worden ontbonden. [gedaagde] heeft niets betaald naar aanleiding van deze sommatie.
2.14.
In een brief van 31 augustus 2016 heeft de advocaat van Tunga Holding c.s. [gedaagde] gesommeerd om uiterlijk 6 september 2016 € 43.400 te betalen, plus € 1.210 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft niets betaald naar aanleiding van deze sommatie.
2.15.
In een e-mail van 6 september 2016 heeft de advocaat van [gedaagde] de advocaat van Tunga Holding c.s. bericht dat hij zo spoedig mogelijk het standpunt van [gedaagde] zou meedelen over de sommaties van 30 en 31 augustus 2016. Hierna heeft de advocaat van Tunga Holding c.s. geen inhoudelijke reactie namens [gedaagde] ontvangen.
2.16.
Omdat [gedaagde] op 6 september 2016 niets aan Tunga Holding had betaald, heeft de advocaat van Tunga Holding c.s. de vader van [gedaagde] in een brief van 9 september 2016 verzocht te voldoen aan zijn betalingsverplichting op grond van de borgtochtovereenkomst. In reactie hierop heeft de vader van [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat hij niet gebonden is aan de borgtochtovereenkomst, omdat [gedaagde] de handtekeningen van hem en zijn vrouw had vervalst. Later heeft [gedaagde] verklaard dat hij inderdaad de handtekeningen van zijn ouders had vervalst.
2.17.
Door middel van een brief van 20 september 2016 van de advocaat van Tunga Holding c.s. aan de advocaat van [gedaagde] is de leningsovereenkomst [erflater] buitengerechtelijk ontbonden. Ook is [gedaagde] in die brief gesommeerd tot betaling van
€ 28.200,21. Dit bedrag bestaat uit € 26.050 (het nog openstaande bedrag onder de leningsovereenkomst [erflater] ), € 1.103,67 aan rente en € 1.046,54 aan buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft niets betaald naar aanleiding van deze sommatie.
2.18.
In het strafrechtelijk onderzoek tegen [gedaagde] heeft [eiser 1] bij de politie het volgende verklaard:
‘[…] Bizar. [erflater] ging los met gokken. Hoe vaak hij dat deed, weet ik niet. Wij zijn toen in Den Haag geweest. Maar hij ging ook naar andere casino’s. Ik weet dat hij een keer € 60.000 had uitgegeven. Er kwam dan echt een waas voor zijn ogen en was hij op meerdere tafels tegelijk aan het spelen. Ik weet niet hoe extreem het nu was. De laatste tijd ging hij veel met de tennissers naar het casino. […]’
2.19.
In het strafrechtelijk onderzoek tegen [gedaagde] heeft de heer [B] (hierna: [B] ) bij de politie het volgende verklaard:
‘[…] Ik speelde tennis op Kampong in Utrecht. [erflater] en ik zaten daar in het competitieteam. We hebben daar 15 jaar heel intensief contact met elkaar gehad. […] Ik was daarvoor wel eens bij het Holland Casino met hem geweest. En toen was het een rustig avondje voor hem. En toen hebben we daar gezeten en ik heb nog nooit zoiets meegemaakt. Ik heb een beetje op de achtergrond staan kijken, ik gok zelf helemaal niet en hij had binnen no time een paar duizend euro winst. Dat ging zo snel, we gingen van tafel naar tafel en uiteindelijk kwamen we in de duurste box, waarin je niet eens mag komen, als je niet meteen € 100,= inlegt. Nou, wat ik toen zag, dat ging zo hard, het ging echt met heel grof geld. € 100,= en nog eens € 100,=. Uiteindelijk ging hij daar met winst weg.[…]’
2.20.
In het strafrechtelijk onderzoek tegen [gedaagde] heeft [C] (hierna: [C] ) bij de politie het volgende verklaard:
‘[…] [gedaagde] was de maandag ervoor bij [erflater] geweest, want [erflater] belde mij dinsdag 1 maart 2016 op en zei toen: “Gisteren is [gedaagde] geweest en vrijdag is het allemaal geregeld met het geld.” Ik heb niet van [erflater] gehoord hoe het dan geregeld werd. Ik heb tegen [gedaagde] gezegd dat [erflater] mij dit verteld had. Waarop [gedaagde] dan wel zoiets had van ja, maar ja, dat is helemaal niet zo. En toen vertelde ook [gedaagde] van, dat [erflater] zelfs tegen hem heeft gezegd heeft van ja, eh, met dat kwijtschelden en zo. Ja, dat heeft [erflater] ook wel eens tegen mij gezegd, […].’
2.21.
Naar aanleiding van een verklaring van [gedaagde] bij de politie heeft de politie nader onderzoek gedaan. Dit heeft geresulteerd in een proces-verbaal van bevindingen van
24 april 2017. In dit proces-verbaal is over de periode van 27 november 2015 tot en met
2 december 2015 per uur beschreven of, en zo ja, waar de masten van de netwerkproviders van [erflater] en [gedaagde] door hun telefoons werden aangestraald. Ook is hierin vermeld door middel van welke elektronische apparaten [gedaagde] in die periode op [website] heeft gespeeld en welke bedragen hij daarvoor aan [website] heeft betaald. Verder is in dit proces-verbaal vermeld welke telefonische contacten (bellen en appen) [erflater] en [gedaagde] in de genoemde periode met elkaar hebben gehad en waar [erflater] en [gedaagde] op verschillende tijdstippen in die periode vermoedelijk waren.

3.Het geschil

3.1.
Tunga Holding c.s. vordert samengevat - dat de rechtbank [gedaagde] veroordeelt, in een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, om:
binnen 10 dagen na betekening van het te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 1] en [eiser 2] € 26.050 te betalen, te vermeerderen met (i) de overeengekomen rente van 5% over dit bedrag vanaf 15 november 2015 tot het moment van de ontbinding bij brief van 20 september 2016 en met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) over € 27.153,67 vanaf 20 september 2016 tot aan de dag van volledige voldoening, dan wel (ii) de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) over € 26.050 vanaf 20 september 2016 tot de dag van volledige voldoening;
binnen 10 dagen na betekening van het te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 1] en [eiser 2] € 1.046,54 te betalen als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) vanaf de dag van dagvaarding (6 februari 2017) dan wel vanaf de dag van het te wijzen vonnis, tot aan de dag van volledige voldoening;
binnen 10 dagen na betekening van het te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Tunga Holding € 43.400 te betalen, te vermeerderen met de overeengekomen vertragingsrente van 5% vanaf 1 augustus 2016, dan wel de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) vanaf 1 augustus 2016, dan wel de wettelijke rente (artikel 6:119 BW), tot aan de dag van volledige voldoening;
binnen 10 dagen na betekening van het vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Tunga Holding € 1.209 te betalen als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) vanaf de dag van dagvaarding dan wel de dag van het te wijzen vonnis, tot aan de dag van volledige voldoening;
de kosten van deze procedure en de nakosten te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) vanaf de derde dag, althans een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na betekening van het te wijzen vonnis, tot aan de dag van volledige voldoening.
3.2.
Aan de vordering tot betaling van € 26.050 legt Tunga Holding c.s. ten grondslag de ongedaanmakingsverplichting van [gedaagde] die is ontstaan door de ontbinding van de leningsovereenkomst [erflater] (artikel 6:271 BW). Aan de vordering tot betaling van
€ 43.400 legt Tunga Holding c.s. ten grondslag de verplichting tot nakoming van [gedaagde] van de leningsovereenkomst Tunga Holding (artikel 3:296 BW), dan wel de verplichting van [gedaagde] tot het betalen van schadevergoeding wegens wanprestatie ten aanzien van de leningsovereenkomst Tunga Holding (artikel 6:74 BW).
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Tunga Holding, [eiser 1] en [eiser 2] in hun vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, voor zover deze niet door hem worden erkend, met veroordeling van Tunga Holding, [eiser 1] en [eiser 2] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat hij voor de leningsovereenkomst [erflater] nog € 13.850 verschuldigd is en voor de leningsovereenkomst Tunga Holding nog € 10.000. Alleen voor het geval de rechtbank dit standpunt niet honoreert beroept [gedaagde] zich op vernietiging van beide leningsovereenkomsten wegens misbruik van omstandigheden. Indien en voor zover de rechtbank laatstgenoemd verweer verwerpt, beroept [gedaagde] zich op vernietiging van de leningsovereenkomst Tunga Holding op grond van artikel 3:40 lid 2 BW in combinatie met de artikelen 7:57 BW en verder en artikel 7:73 lid 1 BW. In verband daarmee neemt [gedaagde] het standpunt in dat sprake is van een kredietovereenkomst met een consument (in de zin van artikel 7:57 BW) en dat niet is voldaan aan de daarvoor geldende wettelijke vereisten.
3.5.
Over de leningsovereenkomst [erflater] betoogt [gedaagde] dat op het bedrag van
€ 27.750 een bedrag van in totaal € 13.900 is afgelost, inclusief de overboeking van € 1.700 per bank op 2 december 2015. Ter onderbouwing van de aflossing met € 12.200 (€ 13.900 min € 1.700) voert [gedaagde] het volgende aan.
Op 9 november 2015 heeft [erflater] € 8.000 naar hem overgemaakt, als onderdeel van de leningsovereenkomst [erflater] . In de dagen daarna hebben [erflater] en [gedaagde] dat bedrag samen vergokt in een tenniscentrum in de omgeving van Bilthoven. [erflater] en [gedaagde] hebben toen afgesproken dat zij allebei de helft van het verlies zouden dragen. Hierdoor werd de schuld van [gedaagde] € 4.000 lager.
[gedaagde] heeft een vordering van € 1.700 op [erflater] verrekend met zijn schuld aan [erflater] . Tijdens het tennistoernooi in Kitzbühel (Oostenrijk) begin augustus 2015 hebben [gedaagde] en [erflater] een casino bezocht. Daar hebben zij samen gegokt. Op een gegeven moment bleek dat [erflater] geen grote bedragen meer kon pinnen. [gedaagde] heeft toen € 1.700 aan [erflater] geleend. Na het sluiten van de leningsovereenkomst heeft [gedaagde] [erflater] aan het openstaande bedrag van € 1.700 herinnerd, waarop is afgesproken dat dit bedrag in mindering werd gebracht op de leningsovereenkomst [erflater] .
Medio december 2015 heeft [gedaagde] € 6.500 in contanten aan [erflater] gegeven. Dat gebeurde tijdens een diner met [erflater] in een Indisch restaurant in de buurt van Bilthoven. [gedaagde] had € 5.500 gespaard in verband met door hem ontvangen contante betalingen. Dit spaargeld bestond uit lesgeld en vergoedingen voor zijn deelname aan tenniswedstrijden in buitenlandse tenniscompetities en Nederlandse tennistoernooien. Daarnaast hadden twee mannen hem in Almere aangesproken en hem verteld dat hij tegen [erflater] moest zeggen dat hij zijn zaken moest laten vallen. Die mannen hebben hem toen € 1.000 gegeven. Dit bedrag maakte deel uit van het bedrag van € 6.500.
3.6.
Over de leningsovereenkomst Tunga Holding betoogt [gedaagde] het volgende. [erflater] heeft [gedaagde] door middel van deze lening de kans willen geven om te proberen eerdere verliezen terug te winnen. Nadat [gedaagde] het bedrag van € 40.000 van Tunga Holding had ontvangen, zijn [gedaagde] en [erflater] op verschillende momenten in de periode van 27 november 2015 tot ongeveer half december 2015 samen geweest. Door middel van de telefoon van [gedaagde] hebben zij in die periode samen gegokt op online pokeraccounts van [gedaagde] . [erflater] heeft daarbij gespeeld als een echte gokker en samen hebben zij het hele bedrag van € 40.000 vergokt. Hierna hebben zij afgesproken dat [erflater] € 30.000 van het verlies op zich zou nemen en dat € 10.000 van het verlies voor rekening van [gedaagde] zou komen. Hierdoor heeft [gedaagde] € 30.000 afgelost.
3.7.
Over beide leningsovereenkomsten voert [gedaagde] het volgende aan. In de derde week van januari 2016, tijdens de Australian Open, hebben [gedaagde] en [erflater] kort gesproken over de terugbetaling van de geldleningen. Zij hebben toen afgesproken dat
[gedaagde] vanaf 1 april 2016 zijn resterende schulden van de geldleningen gedurende ongeveer twee jaar zou afbetalen, door vanaf 1 april 2016 elke maand een bedrag van € 800 tot € 1200 aan [erflater] te betalen. Hiermee zijn de afspraken in de leningsovereenkomst [erflater] en de leningsovereenkomst Tunga Holding vervallen.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bewijsopdracht voor [gedaagde]

4.1.
Het startpunt van de beoordeling in deze zaak ligt bij de door [erflater] en [gedaagde] schriftelijk vastgelegde overeenkomsten van geldlening. [gedaagde] erkent deze overeenkomsten te hebben gesloten, maar hij zegt dat hij daarna veel meer heeft afgelost dan het bedrag van € 1.700 dat hij op 2 december 2015 per bank heeft overgemaakt. Ook zegt [gedaagde] dat hij met [erflater] na het sluiten van de twee leningsovereenkomsten nieuwe afspraken heeft gemaakt. Tunga Holding, [eiser 1] en [eiser 2] betwisten deze aflossingen en nieuwe afspraken. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rust op [gedaagde] de bewijslast van de door hem gestelde aflossingen en nieuwe afspraken.
4.2.
Gelet op wat [gedaagde] in deze procedure heeft aangevoerd, kan bij de huidige stand van zaken niet worden aangenomen dat de door hem genoemde aflossingen hebben plaatsgevonden en dat er nieuwe afspraken zijn gemaakt. Aan [gedaagde] zal een bewijsopdracht worden verstrekt. Dit wordt hieronder toegelicht.
4.3.
Van belang is dat er geen enkel stuk is waaruit het bestaan van de door [gedaagde] gestelde aflossingen en nieuwe afspraken blijkt. Uit zijn betoog volgt dat er geen aanvullende contracten zijn opgesteld en dat er ook geen e-mails of WhatsApp-berichten zijn waaruit het bestaan van de aflossingen en/of nieuwe, afwijkende afspraken kan worden afgeleid. [erflater] was een zakenman. Tussen vrienden kunnen minder zakelijke regels gelden, maar ook al was [erflater] bevriend met [gedaagde] , hij heeft wel de voorwaarden voor de leningsovereenkomst [erflater] en de leningsovereenkomst Tunga Holding in door [erflater] en [gedaagde] ondertekende contracten gezet. Dat [erflater] belangrijke, afwijkende afspraken op schrift zou hebben gesteld, ligt daarom wel voor de hand.
4.4.
[gedaagde] zegt dat hij in januari 2016, tijdens de Australian Open, een nieuwe afspraak met [erflater] heeft gemaakt, die tot gevolg heeft gehad dat de afspraken in de leningsovereenkomst [erflater] en de leningsovereenkomst Tunga Holding zijn vervallen en dat [gedaagde] pas vanaf april 2016 maandelijks ongeveer € 1.000 moest gaan aflossen. Dit is echter lastig te rijmen met de verklaring die [C] bij de politie heeft afgelegd, namelijk dat [erflater] hem op dinsdag 1 maart 2016 had gebeld en tegen hem had gezegd: ‘Gisteren is [gedaagde] geweest en vrijdag is het allemaal geregeld met het geld.’
4.5.
[gedaagde] voert ook nog aan dat het gebruikelijk was dat [erflater] door tennissers in cash werd terugbetaald. [gedaagde] heeft echter aflossingen verricht door op 10 oktober 2015, 5 november 2015 en 2 december 2015 bedragen over te maken naar een bankrekening van [erflater] . Van een tussen [erflater] en [gedaagde] bestaand gebruik om leningen contant terug te betalen was dus geen sprake.
4.6.
Wat betreft de leningsovereenkomst Tunga Holding kan op dit moment niet worden aangenomen dat [gedaagde] € 30.000 heeft afgelost door terugbetaling of verrekening, of dat [erflater] dat bedrag (of enig ander bedrag) heeft kwijtgescholden. De redenen hiervoor zijn de volgende.
4.7.
In de conclusie van antwoord is namens [gedaagde] het standpunt ingenomen dat de nieuwe afspraak die [erflater] met [gedaagde] had gemaakt over de verdeling € 30.000/€ 10.000 (zie 3.6), moet worden gezien als verrekening/kwijtschelding van de leningsovereenkomst Tunga Holding. In verband daarmee is namens [gedaagde] verwezen naar een deel van de verklaring van [C] , die heeft gezegd dat [erflater] met hem had gesproken over kwijtschelding (zie 2.20). Tijdens de zitting heeft de advocaat van [gedaagde] betoogd dat deze nieuwe afspraak juridisch gezien op twee manieren kan worden bekeken: 1) [gedaagde] heeft van het bedrag van € 40.000 een groot deel, namelijk € 30.000, teruggeleend aan Tunga Holding, waarna [gedaagde] zijn schuld van € 40.000 aan Tunga Holding heeft verrekend met zijn vordering van € 30.000 op Tunga Holding; 2) [gedaagde] heeft zijn schuld aan Tunga Holding tot een bedrag van € 30.000 afgelost doordat hij [erflater] in de gelegenheid heeft gesteld om dat bedrag te vergokken. De rechtbank stelt vast dat geen van beide scenario’s neerkomt op kwijtschelding.
4.8.
Voor de overblijvende mogelijkheden van aflossing door terugbetaling of verrekening geldt het volgende.
4.9.
Het proces-verbaal van 24 april 2017 (zie 2.21) bevat geen aanwijzing voor de juistheid van de stelling van [gedaagde] dat hij in de periode van 27 november 2015 tot en met 2 december 2015 samen is geweest met [erflater] . Uit het proces-verbaal van 24 april 2017 blijkt wel dat [gedaagde] in de periode van 27 november 2015 tot en met 2 december 2015 per saldo $ 34.633 heeft betaald aan de goksite [website] . Omgerekend tegen de wisselkoers van 2 december 2015 is dat ongeveer € 32.650. Daarom is het aannemelijk dat [gedaagde] dat bedrag van ongeveer € 32.650 in die periode van zes dagen helemaal zelf, en niet samen met [erflater] , heeft vergokt. Als dat zo is resteerde voor [gedaagde] van het bedrag van € 40.000 op 3 december 2015 dus nog maar ongeveer € 7.350 .
4.10.
[gedaagde] was gokverslaafd. Aangenomen moet daarom worden dat hij een groot deel van zijn financiële middelen gebruikte om te gokken. Niet gesteld of gebleken is dat
[gedaagde] eind november 2015 nog geld over had van het bedrag van € 27.750 dat hij eerder die maand van [erflater] had geleend. Het is ook niet aannemelijk, aangezien de leningsovereenkomst Tunga Holding volgens [gedaagde] bedoeld was om te proberen eerdere verliezen terug te winnen. Volgens [gedaagde] had hij medio december 2015 de beschikking over € 6.500 aan contanten, welk bedrag hij had opgespaard, en heeft hij dat bedrag toen aan [erflater] gegeven om de lening van [erflater] af te lossen. [gedaagde] heeft niet gesteld dat hij daarnaast in die periode de beschikking had over enig ander vermogen, zoals spaargeld op een bankrekening of bijvoorbeeld beleggingen, dat hij eenvoudig te gelde kon maken. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] verklaard dat hij in of omstreeks december 2015 naast de lening van € 40.000 andere inkomsten had ontvangen, kennelijk naast het zojuist genoemde bedrag van € 6.500. Met deze andere inkomsten wil [gedaagde] mogelijk uitleggen hoe hij samen met [erflater] toch in totaal € 40.000 kan hebben vergokt, ondanks dat het erop lijkt dat hij het door hem ontvangen bedrag van € 40.000 op 3 december 2015 grotendeels alleen heeft vergokt. [gedaagde] heeft echter niet gezegd van wie hij die andere inkomsten heeft ontvangen en hij heeft ook geen stuk, zoals een contract, een bankafschrift of een e-mail, in het geding gebracht waaruit de ontvangst van die inkomsten kan worden afgeleid.
4.11.
Gelet op de in 4.9 en 4.10 genoemde omstandigheden is er nu geen reden om aan te nemen dat [erflater] in de periode van 27 november 2015 tot en met half december 2015 heeft meegedaan aan het vergokken van € 40.000 van [gedaagde] . Op dit moment zijn er dus onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat [gedaagde] € 30.000 heeft afgelost door middel van terugbetaling of verrekening.
4.12.
Bovengenoemde argumenten pleiten in het voordeel van Tunga Holding, [eiser 1] en [eiser 2] . Toch zal [gedaagde] in de gelegenheid worden gesteld om zijn stellingen te bewijzen. Naast de omstandigheid dat [gedaagde] heeft aangeboden om zijn stellingen te bewijzen, gelden hiervoor de volgende redenen.
4.13.
[erflater] en [gedaagde] waren vrienden van elkaar. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat [erflater] belangrijke, nieuwe afspraken met [gedaagde] niet op papier zou hebben gezet, is het mogelijk dat [erflater] op dit punt wat losser of nonchalanter was ten opzichte van [gedaagde] en dat hij heeft afgezien van het opstellen van nieuwe contracten. Ook de door [gedaagde] gestelde contante betaling van € 6.500 aan [erflater] kan hebben plaatsgevonden.
4.14.
Uit twee bij de politie afgelegde verklaringen blijkt dat [erflater] regelmatig gokte en daarbij ook met (zeer) grote bedragen gokte (zie 2.18 en 2.19). Vast staat dat [gedaagde] gokverslaafd was en dat [erflater] en [gedaagde] diverse malen samen naar het casino zijn gegaan. Gelet op deze omstandigheden is het mogelijk dat [gedaagde] en [erflater] kort na
9 november 2015 samen zijn gaan gokken in een tenniscentrum in de omgeving van Bilthoven en dat [gedaagde] toen voor dat doel een deel van het bedrag van € 8.000, dat [erflater] kort daarvoor naar hem had overgemaakt, aan [erflater] ter beschikking heeft gesteld.
4.15.
Het onderzoek van de politie, dat heeft geresulteerd in het proces-verbaal van
24 april 2017, was gericht op de periode van 27 november 2015 tot en met 2 december 2015. Of [erflater] en [gedaagde] in de periode van 3 december 2015 tot half december 2015 samen zijn geweest, is niet duidelijk. Volgens [gedaagde] was dit wel zo. Zoals gezegd heeft [gedaagde] tijdens de zitting van 17 juli 2017 ook nog aangevoerd dat hij andere inkomsten heeft ontvangen. Dit is mogelijk, ook al heeft de rechtbank op dit moment geen aanwijzingen daarvoor. Gelet op deze omstandigheden en de omstandigheden dat [erflater] zelf ook met grote bedragen gokte en zijn account bij [website] had laten blokkeren, is het mogelijk dat [gedaagde] [erflater] in de gelegenheid heeft gesteld om via zijn telefoon op online pokeraccounts van [gedaagde] , zoals [website] , te gokken met een bedrag van € 40.000.
4.16.
Met inachtneming van het voorgaande zal [gedaagde] worden opgedragen zijn relevante stellingen te bewijzen. De rechtbank verwijst voor de inhoud van de bewijsopdracht naar 5.1 van dit vonnis.
4.17.
Voor de duidelijkheid wijst de rechtbank erop dat als er in deze procedure geen nieuwe informatie komt die een belangrijk ander licht op de zaak werpt, de kans groot is dat de rechtbank tot de conclusie komt dat de door [gedaagde] gestelde aflossingen niet hebben plaatsgevonden en dat de door hem gestelde nieuwe afspraken niet zijn gemaakt.
4.18.
Voor het geval [gedaagde] bewijs wil leveren door het horen van getuigen, geldt het volgende. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
Beroep [gedaagde] op vernietiging van de geldleningsovereenkomsten
4.19.
Voor het geval dat [gedaagde] niet slaagt in het leveren van het bewijs van de door hem genoemde aflossingen en nieuwe afspraken, beroept hij zich op vernietiging van de leningsovereenkomsten. Hoewel bewijslevering door [gedaagde] nog moet plaatsvinden bespreekt de rechtbank dit verweer van [gedaagde] alvast in dit vonnis, om zoveel mogelijk duidelijkheid te geven.
4.20.
Het beroep van [gedaagde] op vernietiging van de leningsovereenkomsten vanwege misbruik van omstandigheden, slaagt. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.21.
Misbruik van omstandigheden is aanwezig, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling (zoals het sluiten van een overeenkomst), het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden (zie artikel 3:44 lid 4 BW)
4.22.
[erflater] was een vermogend man. [gedaagde] was dat niet en aannemelijk is dat [erflater] dat wist. Hij was immers met [gedaagde] bevriend en [gedaagde] heeft in korte tijd grote bedragen van hem geleend. Daarnaast is de gokverslaving van [gedaagde] van groot belang. Volgens [gedaagde] was [erflater] van zijn gokverslaving op de hoogte. Tijdens de zitting is namens Tunga Holding, [eiser 1] en [eiser 2] verklaard dat zij niet weten of [erflater] wel wist dat [gedaagde] met het geleende geld ging gokken. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd betwist dat [erflater] wist dat [gedaagde] gokverslaafd was. Voor dit oordeel is ook van belang dat [erflater] en [gedaagde] vrienden waren, dat vaststaat dat zij samen casino’s bezochten om te gokken en dat [erflater] een deel van de leningsovereenkomst [erflater] contant in een casino aan [gedaagde] heeft verstrekt, zoals onweersproken door [gedaagde] is gesteld. Aangenomen moet daarom worden dat [erflater] ten tijde van het sluiten van de leningsovereenkomsten wist dat [gedaagde] gokverslaafd was. [erflater] heeft dus moeten begrijpen dat [gedaagde] door zijn gokverslaving, in combinatie met zijn beperkte financiële middelen, bewogen is tot het afsluiten van de twee leningsovereenkomsten.
4.23.
Om te kunnen spreken van bevorderen in de zin van artikel 3:44 lid 4 BW is het niet noodzakelijk dat de wederpartij (in dit geval [erflater] ) het initiatief neemt tot het sluiten van de overeenkomst of op een andere manier de ‘wilsvorming’ van de ander actief heeft beïnvloed. Het meewerken aan de totstandkoming van een overeenkomst levert al het bevorderen van die overeenkomst op. Aannemelijk is dat [gedaagde] [erflater] heeft gevraagd hem de bedragen te lenen, en dat [erflater] daarop bevestigend heeft geantwoord. Het is ook mogelijk dat [erflater] uit eigen beweging [gedaagde] heeft aangeboden bedragen aan hem te lenen. Voor beide gevallen geldt dat [erflater] het tot stand komen van de leningsovereenkomsten heeft bevorderd in de zin van artikel 3:44 lid 4 BW.
4.24.
Gezien de gokverslaving van [gedaagde] moet het voor [erflater] duidelijk zijn geweest dat [gedaagde] een groot deel van de hem ter beschikking staande financiële middelen, en met name ook de van [erflater] en Tunga Holding geleende bedragen, zou gebruiken om te gokken. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] in het verleden per saldo winst heeft behaald met gokken, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat gokken heel vaak leidt tot verlies. [erflater] moet dus ook hebben geweten dat er een aanzienlijke kans bestond dat [gedaagde] de geleende bedragen zou verliezen door ermee te gokken. Onder deze omstandigheden had [erflater] [gedaagde] moeten weerhouden van het sluiten van de leningsovereenkomsten.
4.25.
Aan de in 4.21 genoemde wettelijke voorwaarden voor vernietiging van de leningsovereenkomst [erflater] en de leningsovereenkomst Tunga Holding is dus voldaan. Vernietiging van een overeenkomst heeft terugwerkende kracht (artikel 3:53 lid 1 BW) en de overeenkomst wordt dan geacht nooit te hebben bestaan. De betalingen van [erflater] en Tunga Holding aan [gedaagde] hebben dan zonder rechtsgrond plaatsgevonden. [eiser 1] en [eiser 2] respectievelijk Tunga Holding kunnen in dat geval de door [erflater] en Tunga Holding aan [gedaagde] verstrekte bedragen terugvorderen op grond van onverschuldigde betaling (artikel 6:203 lid 1 en 2 BW). Dit geldt natuurlijk alleen voor zover [gedaagde] na ontvangst van de betalingen van [erflater] en Tunga Holding, behalve de vaststaande terugbetalingen (zie 2.7 en 2.12), niets aan [erflater] en Tunga Holding heeft betaald of niets met hen te verrekenen heeft. De uitkomst van de aan [gedaagde] te geven bewijsopdracht is dus ook van belang om vast te stellen welke bedragen [gedaagde] op grond van artikel 6:203 BW nog verschuldigd is aan Tunga Holding respectievelijk [eiser 1] en [eiser 2] .
4.26.
Tunga Holding, [eiser 1] en [eiser 2] hebben in deze procedure geen vordering ingesteld om [gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling op grond van onverschuldigde betaling, voor het geval het beroep van [gedaagde] op vernietiging slaagt. Bij de huidige stand van zaken betekent dit dat, als [gedaagde] er niet in slaagt te bewijzen dat hij nog ‘slechts’
€ 13.850 respectievelijk € 10.000 verschuldigd is op grond van de leningsovereenkomsten, de vorderingen van Tunga Holding, [eiser 1] en [eiser 2] zullen moeten worden afgewezen.
4.27.
Omdat het beroep op vernietiging wegens misbruik van omstandigheden slaagt, hoeft het verweer van [gedaagde] , dat de leningsovereenkomst Tunga Holding vernietigbaar is op grond van artikel 3:40 lid 2 BW (zie 3.4), niet te worden beoordeeld.
4.28.
Alle overige beslissingen zullen worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt [gedaagde] op te bewijzen:
a. a) dat hij op grond van de leningsovereenkomst [erflater] nog € 13.850 verschuldigd is doordat hij:
  • in de dagen na 9 november 2015 samen met [erflater] € 8.000 heeft vergokt in een tenniscentrum in de omgeving van Bilthoven en dat hij toen met [erflater] heeft afgesproken dat zij allebei de helft van het verlies zouden dragen, waardoor de schuld van [gedaagde] € 4.000 lager werd;
  • begin augustus 2015 tijdens het tennistoernooi in Kitzbühel (Oostenrijk) in een casino € 1.700 aan [erflater] heeft geleend en hij na het sluiten van de leningsovereenkomst [erflater] met [erflater] heeft afgesproken dat dit bedrag in mindering werd gebracht op de leningsovereenkomst [erflater] ;
  • medio december 2015 € 6.500 in contanten aan [erflater] heeft gegeven tijdens een diner in een Indisch restaurant in de buurt van [woonplaats] ;
b) dat hij op grond van de leningsovereenkomst Tunga Holding nog € 10.000 verschuldigd is doordat:
[gedaagde] en [erflater] op verschillende momenten in de periode van 27 november 2015 tot ongeveer half december 2015 samen zijn geweest, zij in die periode door middel van de telefoon van [gedaagde] samen € 40.000 van [gedaagde] hebben vergokt door te gokken op online pokeraccounts van [gedaagde] , en [gedaagde] hierna met [erflater] heeft afgesproken dat [erflater]
€ 30.000 van het verlies op zich zou nemen, waardoor [gedaagde] € 30.000 heeft afgelost;
c) dat de afspraken in de leningsovereenkomst [erflater] en de leningsovereenkomst Tunga Holding zijn vervallen omdat [gedaagde] in de derde week van januari 2016, tijdens de Australian Open, met [erflater] heeft afgesproken dat [gedaagde] vanaf 1 april 2016 de resterende bedragen op de geldleningen gedurende ongeveer twee jaar zou afbetalen, door vanaf 1 april 2016 elke maand een bedrag van € 800 tot € 1200 aan [erflater] te betalen,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
27 september 2017voor uitlating door [gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat [gedaagde] , indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat [gedaagde] , indien hij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden november 2017 tot en met februari 2018 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.K.J. van den Boom in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1,
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2017. [1]

Voetnoten

1.type: JvdB/4223