ECLI:NL:RBMNE:2017:4566

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
16/660298-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en poging tot diefstal door twee of meer personen

Op 5 september 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Kameroen, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en poging tot diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 oktober 2016 in Utrecht heeft geprobeerd een slachtoffer zwaar te mishandelen door met een mes in diens been te steken. Dit gebeurde tijdens een opstootje waarbij getuigen verklaarden dat de verdachte een mes in zijn hand had en het slachtoffer verwondde. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 13 maart 2017 samen met een ander heeft geprobeerd een bromfiets te stelen. De officier van justitie eiste een werkstraf, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan beide feiten en legde een taakstraf op van 160 uren, waarvan 64 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en achtergrond, en besloot jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte werd ook verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660298-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 september 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] (Kameroen),
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 22 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J.W.M. Janssen en van hetgeen verdachte en mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 22 oktober 2016 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar te mishandelen, dan wel te mishandelen;
2. op 13 maart 2017 te Utrecht samen met een ander heeft geprobeerd een bromfiets weg te nemen, dan wel samen met een ander deze bromfiets heeft beschadigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1. primair en onder 2. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1. primair en subsidiair, en onder 2 primair ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder 2. subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 [1]
Op 22 oktober 2016 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van zware mishandeling. Daarbij heeft aangever verklaard dat hij op 22 oktober 2016 omstreeks 01:44 uur op de [straatnaam] te [woonplaats] in zijn rechter bovenbeen is gestoken en dat dit steken pijn en letsel heeft veroorzaakt. [2]
In de geneeskundige verklaring van 25 oktober 2016 staat vermeld dat sprake is van een steekwond van 2 cm aan de voorzijde van het rechterbeen, niet actief bloedend. Met een ct-scan is vastgesteld dat er geen vaatletsel is en voorts is vastgesteld dat aangever goed gevoel in het been heeft. [3]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij omstreeks 01:30 uur een groep van ongeveer 20 mensen op straat zag staan, dat zij zag en hoorde dat er kennelijk een opstootje gaande was, dat zij voor de groep een jongen heen en weer zag lopen, dat zij zag en hoorde dat die jongen aan het schreeuwen was in de richting van de groep, en dat zij die jongen kan omschrijven als een man met een donkere huidskleur, kort haar, witte polo en een donkere trui over de polo. Getuige [getuige 1] zag vervolgens dat die donkere jongen in gevecht was met een andere jongen, en had de indruk [4] dat die donkere jongen de andere jongen steeds aanviel. Zij zag de donkere jongen op enig moment rechtop staan en zag dat hij zijn rechter hand boven zijn hoofd hield. Zij zag dat de donkere jongen een houding had alsof hij iemand wilde steken en dat hij een voorwerp in zijn rechter hand had. Op dat moment hoorde getuige [getuige 1] iemand roepen: “Hij heeft een mes”. Op datzelfde moment zag getuige [getuige 1] een aantal mensen uit de groep naar de 2 vechtende jongens lopen om ze uit elkaar te halen. [5]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat aangever ruzie kreeg met een jongen, dat zij het moment van steken niet heeft gezien maar dat zij mensen hoorde roepen dat aangever was gestoken. Toen werd getuige heel boos op die jongen en duwde zij die jongen, waarop zij zag dat die jongen een mes liet vallen. [6]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat er buiten ruzie werd gemaakt, dat een jongen de boel bleef opstoken en maar rond bleef lopen, dat mensen gingen vechten en dat zij zag dat aangever in gevecht kwam met die jongen, dat toen geprobeerd werd om aangever en de jongen uit elkaar te halen en toen dit gelukt was zij zag dat aangever in elkaar zakte en dat zij zag dat aangever was gestoken. Getuige [getuige 3] zag vervolgens dat de jongen waarmee aangever ruzie had, wegliep en een mes weggooide. [7]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kregen op 22 oktober 2016 omstreeks 01:45 uur een melding en reden vervolgens in de richting van de [straatnaam] .
Vlakbij de [straatnaam] zag verbalisant [verbalisant 2] een jongen door een daar gelegen park rennen. De jongen is staande gehouden en zag er als volgt uit: negroïde, kort zwart haar, witte spijkerbroek, donkerblauwe trui [8] , zwarte korte jas, shirt of blouse met een witte kraag en blauwe sportschoenen.
De jongen had een bloedvlek op zijn broek ter hoogte van zijn linker bovenbeen en vertelde dat hij bij een feestje was geweest, dat daar ruzie was ontstaan en dat hij er niets mee te maken wilde hebben en daarom was weggegaan.
Omdat het signalement van de jongen overeenkwam met het signalement dat op de [straatnaam] was genoemd door een getuige, is de jongen aangehouden. Deze jongen was [verdachte] , verdachte. [9]
Bij de insluitingsfouillering van verdachte is onder meer zijn witte spijkerbroek met daarop aangetroffen bloedsporen in beslag genomen. Voorts zijn van de op de handen van verdachte aangetroffen bloedsporen fotografische opnamen gemaakt. [10]
De op de witte spijkerbroek aangetroffen bloedsporen zijn veiliggesteld onder SIN […] . Het epitheel op de rechterhand van verdachte, waarin mogelijk bloed aanwezig, is veiliggesteld onder SIN […] . [11]
Toen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] op 22 oktober 2016 omstreeks 01:48 ter plaatse kwamen werden zij aangesproken door een jongen die vertelde dat hij het mes had gezien, dat hij het mes had opgepakt, naast de fietsen had gegooid en dat het mes in de witte mand van de witte fiets lag.
Verbalisant [verbalisant 3] zag in de witte mand een mes liggen van ongeveer 25 cm met een zwart handvat en een gekarteld lemmet van ongeveer 15 cm. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat het lemmet bebloed was en heeft het mes in beslag genomen. [12]
Het in beslag genomen mes is veiliggesteld onder SIN […] en van het mes zijn foto’s gemaakt. [13]
Uit het NFI-onderzoek kwam naar voren dat de bemonstering van het bloed op de broek van verdachte ( […] ) DNA bleek te bevatten van aangever, dat de bemonstering met bloed van de rechterhand van verdachte ( […] ) een DNA-mengprofiel bleek te bevatten van zowel verdachte als aangever, en dat de bemonstering van de bloedsporen op het heft van het mes ( […] ) DNA bleek te bevatten van aangever. [14]
Bewijsmiddelen feit 2 [15]
Op 13 maart 2017 deed [slachtoffer 2] aangifte van een poging tot diefstal van zijn bromfiets. Aangever heeft daarbij verklaard dat hij zijn bromfiets, merk Piaggio, kenteken [kenteken] , op 13 maart 2017 omstreeks 21:15 uur parkeerde op [straatnaam] te [woonplaats] . Omstreeks 21:30 uur kwam hij weer terug bij zijn bromfiets en zag hij dat de kickstart van de bromfiets naar voren was gebogen. Toen hij even later met zijn bromfiets over de [straatnaam] te [woonplaats] reed, werd aangever door de politie staande gehouden en kreeg hij te horen dat er geprobeerd was om zijn bromfiets weg te nemen waarbij men door middel van de kickstart geprobeerd heeft de bromfiets te starten. [16]
Op 14 maart 2017 werden de camerabeelden van [straatnaam] van 13 maart 2017 bekeken. Daarop is te zien dat om 21:19:20 uur twee negroïde mannen naast een gestalde bromfiets staan. Vervolgens kijkt verdachte 2 om zich heen, buigt zich over de bromfiets en loopt om de bromfiets heen. Verdachte 2 pakt met zijn handen het stuur van de bromfiets vast en maakt een trekbeweging van links naar rechts. Verdachte 2 trapt vijf keer met zijn rechtervoet de kickstart aan en vervolgens trapt verdachte 1 vijf keer met zijn rechter voet de kickstart aan. Het kenteken van de bromfiets is [kenteken] . Verdachte 2 gaat op de bromfiets zitten en maakt met zijn rechterhand aan het handvat een beweging alsof hij gas geeft. Verdachte 1 trapt met zijn rechtervoet 16 keer op de kickstart, terwijl verdachte 2 meerdere gasbewegingen maakt. Om 21:25:02 uur lopen verdachte 1 en verdachte 2 weg in de richting van […] . [17]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 13 maart 2017 samen met [naam] op de bromfiets heeft gezeten en dat dit te zien was op de camerabeelden. [18]
Bewijsoverwegingen feit 1
De rechtbank acht op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank acht het gelet op genoemde bewijsmiddelen niet aannemelijk dat het bloed van aangever tijdens de vechtpartij op de rechterhand en de broek van verdachte is gekomen, terwijl iemand anders dan verdachte op dat moment in het been van aangever stak.
Bewijsoverwegingen feit 2
De rechtbank acht op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het verweer van verdachte dat het niet de bedoeling was om de bromfiets weg te nemen, maar dat zij bezig waren met een ‘prank’ en de aandacht wilden trekken van de mensen die erom heen stonden door hiervan een filmpje op te nemen voor hun YouTube kanaal, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Niet alleen heeft verdachte wisselende verklaringen afgelegd over wie de -volgens verdachte in scene gezette- diefstal heeft gefilmd, ook is niet gebleken dat een en ander is gefilmd.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachte bij de bromfiets, zoals deze blijken uit de gebezigde bewijsmiddelen, naar hun uiterlijke verschijningsvorm geen ander doeleinde kunnen hebben gehad dan met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van de bromfiets.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
Primair
hijop
of omstreeks22 oktober 2016 te [woonplaats] ,
althans in het arrondissement
Midden-Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp een of
meermalenheeft gestoken in de richting van het lichaam van die [woonplaats]
waarbij dat mes,
althans dat scherpe voorwerp,het (boven)been van die [woonplaats]
heeft geraakt en die [woonplaats] steekverwonding in diens (boven)been heeft
opgelopen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
Primair
hijop
of omstreeks13 maart 2017 te [woonplaats] ,
althans in het arrondissement
Midden-Nederland,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn
medeverdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
weg te nemen een (op/aan [straatnaam] gestald staande) bromfiets (merk
Piaggio, kenteken [kenteken] ),
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn
mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans
alleen,als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of
(één of meer van)zijn mededader
(s)die bromfiets
hebbenvastgepakt en/of
vastgehouden en/of op die bromfiets zijn gaan zitten en/of meermalen op/tegen
de kickstarter van die bromfiets getrapt
en/of geduwden/of (gelijktijdig)
getracht gas te geven,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

1. poging tot zware mishandeling;

2. poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is het volgende rapport opgemaakt:
- een rapport van 14 juli 2017, opgemaakt door mr.drs. [A] , psycholoog.
Het rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is bij verdachte geen ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens geconstateerd. Wel is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van, naar schatting, intellectuele capaciteiten op zwakbegaafd niveau. Voorts is er sprake van enige acculturatie problematiek waarbij verdachte nog lijkt te worstelen met de normen en waarden van Kameroen en die van Nederland.
De rechtbank wordt geadviseerd om het ten laste gelegde genoemd onder 1. primair - indien bewezen - verdachte volledig toe te rekenen.
De rechtbank is gelet op de conclusie van de deskundige van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde feit onder 1. primair aan verdachte kan worden toegerekend.
Ten aanzien van het onder 2. primair ten laste gelegde is voorts geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een werkstraf van 120 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen jeugddetentie, waarvan een gedeelte van 70 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als (bijzondere) voorwaarden: 6 maanden ITB Plus, het volgen van onderwijs en het volgen van de aanwijzingen van Samen Veilig Midden-Nederland ook als dat inhoudt een behandeling bij [naam instelling] of een andere soortgelijke instelling.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een straf conform het voorarrest bepleit, waardoor er feitelijk geen ruimte meer is voor een reclasseringstraject.
Mocht de rechtbank tot een (andere) bewezenverklaring komen, dan opteert de verdediging voor een voortzetting van het reclasseringstraject, zoals dat na de schorsing van de voorlopige hechtenis is ingezet.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde feit 2 18 jaar oud. De rechtbank ziet aanleiding om jeugdstrafrecht toe te passen op beide feiten, dus ook het feit van de tenlastelegging dat ziet op de periode dat verdachte 18 jaar oud was. Reden hiervoor is dat dit feit kort na zijn 18e jaar is gepleegd, alsmede dat dit gelet op de persoon van de verdachte in het belang is voor zijn verdere ontwikkeling tot volwassene.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een voltooide zware mishandeling met behulp van een wapen uit van 3 maanden jeugddetentie, en voor een voltooide diefstal van een bromfiets van een taakstaf van 40 uren waarbij een samenwerkingsverband een straf-vermeerderende factor is.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 7 juli 2017;
- een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 14 augustus 2017;
- voornoemd psychologisch rapport van mr.drs. [A] , uitgebracht 14 juli 2017.
Ter terechtzitting heeft [B] van Samen Veilig Midden-Nederland geadviseerd de tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis lopende ITB Plus te verlengen met 6 maanden en verdachte handvatten te bieden, mogelijk via [naam instelling] , om te leren omgaan met de verschillen in normen en waarden tussen Kameroen en Nederland.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte in totaal 48 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 160 uren, waarvan 64 uren voorwaardelijk, passend en geboden is, met de bijzondere voorwaarde dat de begeleiding in het kader van de ITB Plus maatregel wordt voortgezet. Deze voorwaarde geeft Samen Veilig Midden-Nederland naar het oordeel van de rechtbank voldoende handvaten om verdachte de noodzakelijke verdere begeleiding te bieden. Voorts zal de rechtbank bepalen dat de tijd die is doorgebracht in voorlopige hechtenis, te weten 48 dagen, bij de tenuitvoerlegging in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag, hetgeen erop neerkomt dat in totaal 96 uren in mindering worden gebracht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 302, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het 1. primair en onder 2. primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 160 (honderd en zestig) uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- bepaalt dat van de taakstraf
een gedeelte van 64 (vierenzestig) uren,
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als
algemene voorwaarden:
  • de verdachte zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • de verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de verdachte zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, eerste tot en met het vierde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • de verdachte zal tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden naleven;
- stelt als
bijzondere voorwaarde:
 dat verdachte zich gedurende de proeftijd in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, waarvan de eerste zes maanden zullen bestaan uit de maatregel van ITB Plus, binnen één dag na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Samen Veilig Midden-Nederland, [adres] te [vestigingsplaats] , en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij deze jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan Samen Veilig Midden-Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.G. Bakker, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. A.C. van den Boogaard en P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 september 2017.
Mrs. A.C. van den Boogaard en P.A.M. Wijffels zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 22 oktober 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp een of
meermalen heeft gestoken in de richting van het lichaam van die [woonplaats]
waarbij dat mes, althans dat scherpe voorwerp, het (boven)been van die [woonplaats]
heeft geraakt en die [woonplaats] steekverwonding in diens (boven)been heeft
opgelopen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 22 oktober 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] (met) een mes, althans
een scherp voorwerp in diens been heeft gestoken en/of gesneden en/of geduwd,
waardoor voornoemde [woonplaats] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 13 maart 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn
medeverdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
weg te nemen een (op/aan [straatnaam] gestald staande) bromfiets (merk
Piaggio, kenteken [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn
mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of
(één of meer van) zijn mededader(s) die bromfiets hebben vastgepakt en/of
vastgehouden en/of op die bromfiets zijn gaan zitten en/of meermalen op/tegen
de kickstarter van die bromfiets getrapt en/of geduwd en/of (gelijktijdig)
getracht gas te geven, zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 13 maart 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (kickstarter van een) bromfiets
(merk Piaggio, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en / of zijn mededader(s), heeft vernield en / of beschadigd en /
of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar tezamen en in vereniging met zijn
mededader(s), althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk op/tegen de
kickstarter van die bromfiets te trappen en/of te schoppen;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal 09KING16 genummerd 2016328201 (einddossier), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 184. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 22 oktober 2016, pagina 17-19, in het bijzonder pagina 17.
3.Geneeskundige verklaring d.d. 25 oktober 2016, pagina 27.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 22 oktober 2016, pagina 32-33, in het bijzonder pagina 32.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 22 oktober 2016, pagina 32-33, in het bijzonder pagina 33.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 11 november 2016, pagina 58-62, in het bijzonder pagina 59.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 2 december 2016, pagina 63-67, in het bijzonder pagina 63.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2016, pagina 73-74, in het bijzonder pagina 73.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2016, pagina 73-74, in het bijzonder pagina 74.
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2016, pagina 76-85, in het bijzonder pagina 77 en 81-84 (fotografische opnames).
11.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 23 oktober 2016, pagina 129-137, in het bijzonder pagina 131.
12.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2016, pagina 68-69, in het bijzonder pagina 68.
13.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 23 oktober 2016, pagina 110-118, in het bijzonder pagina 111 en 118 (foto’s).
14.Het NFI-rapport van 24 november 2016, pagina 149-152.
15.Wanneer hierna wordt verwezen naar processen-verbaal, zijn deze op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL0900-2017079487, opgemaakt door politie Midden-Nederland, ongenummerd. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
16.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , proces-verbaalnummer PL0900-2017076656-1.
17.Het proces-verbaal PL0910-2017076656-12.
18.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 14 maart 2017, PL0900-2017076656-7