ECLI:NL:RBMNE:2017:4564

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
16/652596-17 en 01/845492-16 tul
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met recidive en tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf

Op 5 september 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 mei 2017 samen met een ander een woninginbraak heeft gepleegd in de gemeente De Ronde Venen. De verdachte, geboren in 1980 in Marokko en thans verblijvende in PI Sittard, is eerder veroordeeld voor woninginbraken. Tijdens de terechtzitting op 22 augustus 2017 heeft de officier van justitie, mr. T. Tanghe, de verdachte beschuldigd van drie feiten, waarvan de rechtbank de verdachte voor het eerste feit heeft veroordeeld, maar voor de andere twee feiten heeft vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voor de bewezenverklaring van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verkregen door middel van braak. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de recidive van de verdachte. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie op basis van de bewezenverklaring.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van drie maanden, opgelegd door de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, toegewezen. De rechtbank heeft de benadeelde partij, [aangeefster], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 5 september 2017.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652596-17 en 01/845492-16 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 september 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats] (Marokko ),
thans verblijvende te PI Sittard, HvB Sittard te Sittard.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen mr. M. Hoevers, advocaat te Utrecht, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 9 mei 2017 te [woonplaats] ( [adres 1] ) samen met een ander een woninginbraak heeft gepleegd;
2. op 9 mei 2017 te [woonplaats] ( [adres 2] ) samen met een ander heeft geprobeerd in te breken in een woning;
3. op 9 mei 2017 te [woonplaats] samen met een ander goederen voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die goederen wist, althans moest vermoeden dat het door een misdrijf verkregen goederen betrof.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2. en 3. ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Het strafdossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijsmiddelen om te kunnen vaststellen dat sprake is van een strafrechtelijke betrokkenheid van verdachte bij die feiten.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1. ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1. ten laste gelegde.
Daarbij heeft de raadsman betoogd dat - samengevat - uit het dossier niet blijkt van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, en dat voorts uit het dossier niet blijkt dat sprake is van een uitvoeringshandeling die als een essentiële gedraging van de verwezenlijking van de inbraak te beschouwen is.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 9 mei 2017 heeft [aangeefster] aangifte gedaan van een inbraak in de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] . Daarbij heeft aangeefster verklaard dat zij op 9 mei 2017 omstreeks 10:15 uur samen met haar man de woning heeft verlaten en dat zij, toen zij omstreeks 11:45 uur weer terugkwam, zag dat het raam wat in het kozijn van het keukenraam hoort te zitten kapot op de grond lag. Aangeefster zag dat de woning was doorzocht. Uit de woning waren onder meer de volgende goederen weggenomen: een blauwe handtas [2] met inhoud, een blauwe HP Notebook, twee horloges, een ketting, een armband en een geldbedrag. [3]
Op 9 mei 2017 omstreeks 11:14 uur hoorden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat er twee personen waren overlopen bij een mogelijke inbraak op de [adres 2] te [woonplaats] en dat zij waren weggereden in een zwarte Renault Clio met het kenteken [kenteken] . Omstreeks 11:40 uur zagen verbalisanten de betreffende Renault op de [adres 3] te [woonplaats] staan. Terwijl verbalisant [verbalisant 1] in de directe omgeving van de Renault liep, hoorde hij stemmen die steeds dichterbij kwamen, en zag hij vervolgens twee met licht opgewonden stemmen tegen elkaar pratende personen zijn richting op komen lopen. Deze personen droegen allerlei spullen in hun armen. Deze personen zagen er als volgt uit:
persoon 1: een Marokkaanse man met zwart, kort haar [4] , een slank postuur van ongeveer 185 cm lang, met zwarte bovenkleding met iets wits daaronder en een zwarte broek;
persoon 2: een Marokkaanse man met zwart opgeschoren haar en kale puisterige plekken op het achterhoofd, een slank postuur van ongeveer 175 cm lang, met een donkere broek en een bordeauxrode jas.
Toen verbalisant [verbalisant 1] riep dat deze personen staan moesten blijven, zag hij dat beide personen zich omdraaiden en van hem wegrenden en dat die personen tijdens het wegrennen de goederen die zij vasthadden op de stoep gooiden.
Na een achtervolging heeft verbalisant [verbalisant 1] persoon 1 aangehouden. Deze persoon is [medeverdachte] , geboren op [1993] te [geboorteplaats] (verder: [medeverdachte] ).
Persoon 2 wordt omstreeks 12:17 uur aangehouden door een collega van verbalisant [verbalisant 1] .
Deze persoon is [verdachte] geboren op [1980] te [geboorteplaats] (Marokko ) (verder: [verdachte] ).
Verbalisant [verbalisant 1] herkende [verdachte] als persoon 2. [5]
Van de door de verdachten op de stoep gegooide goederen zijn foto’s gemaakt en deze goederen zijn veiliggesteld. Onder deze goederen bevond zich een schroevendraaier, voorzien van een rood handvat en een platte kop. [6]
Bij de insluitingsfouillering van verdachte [medeverdachte] kwam onder meer een goudkleurig armbandje tevoorschijn. [7]
Bij de insluitingsfouillering van verdachte [verdachte] kwamen onder meer een zilverkleurig horloge [8] , een goudkleurige ketting met een goudkleurig medaillon en een goudkleurige broche tevoorschijn. [9]
Aangeefster herkende deze bij de verdachten aangetroffen goederen als zijnde haar eigendom. Ook herkende aangeefster de door de verdachten op de stoep gegooide en veiliggestelde goederen, waaronder onder meer de blauwe handtas en de blauwe laptop. [10]
De op de stoep aangetroffen schroevendraaier is veiliggesteld onder SIN AAKP2040NL. [11]
De biologische sporen op deze schroevendraaier zijn veiliggesteld onder SIN AAKR2620NL. [12]
Deze biologische sporen (DNA) kunnen volgens het NFI afkomstig zijn van [medeverdachte] , waarbij de matchkans kleiner is dan één op één miljard. [13]
De krassporen van een schroevendraaier in de sluitnaad van het keukenraam zijn afgevormd en veiliggesteld onder SIN AAKP2038NL. [14]
Deze krassporen zijn zeer waarschijnlijk veroorzaakt door de schroevendraaier met SIN AAKP2040NL. [15]
De schoenen die [verdachte] tijdens zijn aanhouding droeg zijn in beslag genomen onder goednummer PL0900-2017137852-1960056 [16] en SIN AAJY2690NL.
Op de plaats delict, [adres 1] te [woonplaats] , is een monster van het gebroken raam veilig gesteld onder SIN AAKP2037NL. [17]
Het NFI heeft glasdeeltjes die zijn aangetroffen onder de schoenen van [verdachte] vergeleken met het referentieglas afkomstig van de vernielde ruit van [adres 1] te [woonplaats] . Het NFI heeft ten aanzien van een glasdeeltje dat onder de schoen van [verdachte] is aangetroffen, geconcludeerd dat het veel waarschijnlijker is dat dit glasdeeltje afkomstig is van de vernielde ruit waartoe het referentieglas behoorde dan dat het afkomstig is van een willekeurig ander glazen object. [18]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. ten laste gelegde feit heeft begaan. Het door de raadsman gevoerde verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hijop
of omstreeks09 mei 2017 te [woonplaats] ,
althans in het arrondissement
Midden-Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans
alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit
een woning gelegen aan de [adres 1] , een handtas met inhoud en
/ofeen HP
notebook en
/oftwee horloges en
/ofeen ketting en armband
(en)en
/of (een
)
geldbedrag
(en),
in elk geval goederen, geheel of ten deletoebehorende aan
[aangeefster] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft
en/of die/dat weg te nemen
goederen en/of geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor
middel van braak
, verbreking en/of inklimming;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
1. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte, te weten het medeplegen van de feiten 1 en 3 en het plegen van feit 2, te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor alle ten laste gelegde feiten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak (feit 1).
Verdachte heeft laten zien dat hij geen enkel respect had voor de privacy en de eigendommen van het slachtoffer en dat hij enkel en alleen oog had voor zijn eigen financiële belang.
Inbraken zorgen voor gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers en de samenleving. Het is algemeen bekend dat de slachtoffers hier nog lange tijd nadelige gevolgen van kunnen ondervinden.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een woninginbraak uit van een gevangenisstraf van 3 maanden voor een first offender en van een gevangenisstraf van 5 maanden voor een recidivist.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 7 juli 2017.
Uit deze documentatie blijkt dat verdachte al meerdere malen is veroordeeld voor
(woning)inbraken, onder meer op 17 augustus 2016, 2 november 2015 en 15 december 2014.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 5 maanden passend en geboden is.
De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie, met name omdat de rechtbank van een andere bewezenverklaring is uitgegaan dan de officier van justitie.

10.BENADEELDE PARTIJ

[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert naar de rechtbank begrijpt een bedrag van (€ 10.000,00 - €3.200,00 =) € 6.800,00. Dit bedrag bestaat uit
€ 6.610,00 aan materiële schade en € 190,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten bedrage van € 5.410,00 hoofdelijk toe te wijzen inclusief rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van [aangeefster] levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, gelet op het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing voor de opgevoerde posten. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de gehele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gevorderd.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft afwijzing van de vordering bepleit.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 17 augustus 2016 (parketnummer 01/845492-16) is aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.
Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal de voorwaardelijk opgelegde straf alsnog ten uitvoer worden gelegd.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14g, 27, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13 BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2. en 3. ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1. ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 (vijf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [aangeefster]
- verklaart [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 01/845492-16
-
wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, bij vonnis van 17 augustus 2016 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, mrs. A.C. van den Boogaard en A.G. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 september 2017.
Mr. A.C. van den Boogaard is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 mei 2017 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit
een woning gelegen aan de [adres 1] , een handtas met inhoud en/of een HP
notebook en/of twee horloges en/of een ketting en armband(en) en/of (een)
geldbedrag(en), in elk geval goederen, geheel of ten dele toebehorende aan
[aangeefster] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goederen en/of geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 09 mei 2017 te [woonplaats] , gemeente De Ronde Venen, althans
in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
woning, gelegen aan de [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen van hun
gading, geheel of ten dele toebehorende aan [C] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de
toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te
nemen geld en/of goederen van hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door
middel van braak, verbreking en/of inklimming, met zijn mededader(s), althans
alleen de poortdeur naar de tuin van voornoemde woning heeft geforceerd en/of
vervolgens de tuin heeft/hebben betreden, waarna de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet werd voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 09 mei 2017 te Abcoude , in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer
goederen, te weten een fotocamera en/of een of meer sieraden en/of een of meer
tafelsieraden, althans enig goed, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden,
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL0900-2017140098, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 218. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , pagina 12-24, in het bijzonder pagina 12.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , pagina 12-24, in het bijzonder pagina 13 en 15-24.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2017, pagina 38-41, in het bijzonder pagina 38.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2017, pagina 38-41, in het bijzonder pagina 39-40.
6.het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2017, pagina 42-46, in het bijzonder pagina 42 en 44-45 (foto’s).
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2017, pagina 49-50, in het bijzonder pagina 49.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2017, pagina 51-52, in het bijzonder pagina 51.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2017, pagina 51-52, in het bijzonder pagina 52.
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2017, pagina 54-62.
11.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 7 juni 2017, pagina 142-144, in het bijzonder pagina 144.
12.Het proces-verbaal biologisch vooronderzoek d.d. 13 juni 2017, pagina 158.
13.Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport d.d. 4 juli 2017, pagina 159-162.
14.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 7 juni 2017, pagina 142-144, in het bijzonder pagina 143.
15.Het proces-verbaal uitslag sporenonderzoek d.d. 17 juli 2017, pagina 163-170, in het bijzonder pagina 164.
16.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 9 mei 2017, ongenummerd, gevoegd in het procesdossier tussen pagina 148 en 149.
17.Proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige, pagina 171-172.
18.Een schriftelijke bescheid, te weten een NFI-rapport d.d. 18 augustus 2017.