ECLI:NL:RBMNE:2017:4563

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
16/659424-17 en 16/659368-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraken met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 5 september 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drie woninginbraken in Utrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 330 dagen, waarvan 246 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak volgde na een onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 juli en 22 augustus 2017, waarbij de officier van justitie, mr. I.M.F. Graumans, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. Y. Bouchikhi, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte woninginbraken op 28 februari, 2 maart en 4 februari 2017, waarbij de verdachte goederen heeft weggenomen die toebehoorden aan verschillende slachtoffers. De rechtbank achtte de feiten onder parketnummer 16/659424-17 en 16/659368-17 wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van een poging tot inbraak op 8 maart 2017, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting. De benadeelde partij, [slachtoffer 2], heeft een schadevergoeding van €442,00 toegewezen gekregen, terwijl een deel van de vordering niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling aan de Staat in geval van niet-betaling aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659424-17 en 16/659368-17 (gev.ttz.) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 september 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
Geboren op [1973] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare
terechtzittingen van 11 juli 2017 (16/659424-17) en 22 augustus 2017 (16/659424-17 en 16/659368-17) .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/659424-17
1. op 28 februari 2017 te Utrecht zich schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak aan de [adres] ;
2. op 2 maart 2017 te Utrecht zich schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak aan de [adres] ;
3. op 8 maart 2017 te Utrecht heeft geprobeerd in te breken in een woning aan het [adres] .
16/659368-17
in de periode van 3 februari 2017 tot en met 4 februari 2017 te Utrecht zich schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak aan de [adres] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten met parketnummer 16/659424-17 en het onder parketnummer 16/659368-17 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen.
Voor het onder 3 van parketnummer 16/659424-17 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 van parketnummer 16/659424-17 ten laste gelegde feit en van het onder parketnummer 16/659368-17 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten met parketnummer 16/659424-17, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit wel de kanttekening gemaakt dat verdachte heeft ontkend dat hij verantwoordelijk is voor het wegnemen van alle door aangever genoemde goederen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 van parketnummer 16/659424-17 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen feiten 1 en 2 van parketnummer 16/659424-17 [1]
feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en dat verdachte alle door aangever in zijn aangifte genoemde goederen heeft weggenomen. Dat verdachte, zoals hij ter zitting heeft verklaard, slechts een deel van de goederen heeft weggenomen, acht de rechtbank niet aannemelijk aangezien het strafdossier geen enkele aanwijzing bevat dat sprake is geweest van meerdere daders of van een onjuiste opgave door aangever van de op 28 februari 2017 uit zijn woning weggenomen goederen.
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 augustus 2017 [2] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 2 maart 2017 [3] ;
- het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 3 maart 2017 [4] ;
- het NFI-rapport d.d. 27 maart 2017 [5]
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen ten aanzien van parketnummer 16/659368-17 [6]
Op 4 februari 2017 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] . Daarbij heeft aangever verklaard dat het incident heeft plaatsgevonden tussen vrijdag 3 februari 2017 te 18:00 uur en zaterdag 4 februari 2017 te 00:45 uur. [7] Boven de erker van de woning van aangever is op de eerste verdieping een raam opengebroken, waarna de woning is ingeklommen en de woning is doorzocht. [8] Daarbij zijn weggenomen een Macbook, een Ipad, een fotocamera en twee paspoorten. [9]
Bij het sporenonderzoek op 4 februari 2017 heeft verbalisant [verbalisant] gerelateerd dat de erker aan de voorgevel voorzien is van een plat dak, dat op het dakje van de erker is geklommen, dat vervolgens met een breekijzer het op een kierstand staande slaapkamerraam verder is geopend en dat vervolgens de woning is betreden. [10] Aan de onderzijde van het raamkozijn van het opgebroken raam is een handpalmafdruk veiliggesteld onder SIN AAKL7557NL. [11] Bij een vergelijkend onderzoek bleek dat deze afdruk afkomstig is van verdachte. [12]
De rechtbank acht op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Dat, zoals verdachte ter zitting heeft verklaard, hij een paar dagen of een week eerder op de erker is geklommen, door het slaapkamerraam heeft gekeken, maar toen ervan heeft afgezien in te breken in de woning omdat hij spijt kreeg, acht de rechtbank ongeloofwaardig mede in het licht van de woninginbraken die verdachte kort na die tijd heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/659424-17
1.
hijop
of omstreeks28 februari 2017 te [woonplaats] ,
althans in het arrondissement
Midden-Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (
in/uit
een woning gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een computer
en/of
computerapparatuuren
/ofeen horloge en
/ofeen foto- en/of filmcamera en
/of
foto- en/of filmtoebehoren (waaronder meerdere lenzen) en
/ofeen telefoon
en
/ofeen hoeveelheid geld,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte,waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft
en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik
heeft gebrachtdoor middel van braak
en/of verbreking;
2.
hijop
of omstreeks02 maart 2017 te [woonplaats] ,
althans in het arrondissement
Midden-Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (
in/uit een
woning gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een hoeveelheid
sieraden,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1]
,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of
die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van
braak
en/of verbreking;
16/659368-17
hij in ofomstreeks 03 februari 2017 en 04 februari 2017 te [woonplaats] ,
althans in
het arrondissement Midden-Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen (
in/uit een woning gelegen aan de [adres]
) een Macbook en
/ofeen I-pad en
/ofeen fotocamera en
/oftwee
Nederlandse paspoorten,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of de gezinsleden van die [slachtoffer 2] ,
in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte zich
de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of die/dat weg te
nemen goederen onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van inklimming
en
/ofbraak
/verbreking;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/659424-17
1. en 2.
telkens: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
16/659368-17
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest (83 dagen), waarvan een gedeelte van 157 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een behandelverplichting bij [naam instelling 1] of [naam instelling 2] of [naam instelling 3] zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, het verplicht meewerken aan urinecontroles en het verplicht meewerken aan de toegeleiding naar begeleid wonen bij [naam instelling 4] ;
- een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Het zou ongewenst zijn als verdachte terug zou moeten naar de gevangenis nu het goed met hem gaat, hij een baan van 40 uur per week heeft bij [bedrijfsnaam] te [vestigingsplaats] en probeert de relatie met zijn ex-vriendin te herstellen.
De verdediging kan zich vinden in de geadviseerde bijzondere voorwaarden, in die zin dat begeleid wonen bij [naam instelling 4] eerst aan de orde is als blijkt dat hij niet bij zijn ex-vriendin kan wonen.
Omdat naar de mening van de verdediging 2 van de ten laste gelegde 4 feiten bewezen kunnen worden geacht, acht de verdediging een werkstraf van 80 uren en een gevangenisstraf van 180 uren, met aftrek van het voorarrest, waarvan 97 dagen voorwaardelijk, een passende straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in korte tijd driemaal een woninginbraak gepleegd.
Verdachte heeft laten zien dat hij geen enkel respect had voor de privacy en de eigendommen van de slachtoffers en dat hij enkel en alleen oog had voor zijn eigen financiële belang.
Inbraken zorgen voor gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers en de samenleving. Het is algemeen bekend dat de slachtoffers hier nog lange tijd de nadelige gevolgen van ondervinden.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een woninginbraak uit van een gevangenisstraf van 3 maanden voor een first offender en van een gevangenisstraf van 5 maanden voor een recidivist.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 juli 2017;
- een reclasseringsadvies van 16 augustus 2017, uitgebracht door […] [naam instelling 3] [vestigingsplaats] .
Ter terechtzitting heeft [A] , reclasseringswerker, het advies van [naam instelling 3] nader
toegelicht.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 330 dagen passend en geboden is, met aftrek van de 84 dagen die verdachte in voorarrest heeft gezeten, waarvan 246 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren.
Als bijzondere voorwaarden acht de rechtbank een meldplicht bij [naam instelling 3] , een behandelplicht bij [naam instelling 3] , een drugsverbod, het verplicht meewerken aan bloed- of urinecontroles zolang de reclassering dat nodig acht, en de toegeleiding naar begeleid wonen indien de reclassering dat nodig acht, aangewezen.
De rechtbank acht een taakstraf, naast de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden waaraan verdachte moet voldoen en de omstandigheid dat verdachte een fulltime baan heeft, een te grote opgave voor verdachte, en zal om die reden daarvan afzien.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 850,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/659368-17 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder parketnummer 16/659368-17 ten laste gelegde feit en heeft om die reden verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan dient de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten eigen risico (€ 225,00 en €100,-) en de aanvragen paspoorten (€ 117,00) van in totaal € 442,00 is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 442,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 februari 2017 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 442,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 februari 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 8 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 van parketnummer 16/659424-17 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 van parketnummer 16/659424-17 ten laste gelegde en het onder 16/659368-17 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 330 (driehonderd en dertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 246 (tweehonderd en zesenveertig dagen), niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als
algemene voorwaardendat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de verdachte gedurende de proeftijd:
* zich bij […] [naam instelling 3] [vestigingsplaats] zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van de forensische poli van [naam instelling 3] , op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan toegeleiding naar een instelling voor begeleid wonen, te weten [naam instelling 4] , of een soortgelijke instelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in dit kader aan verdachte zullen worden gegeven, indien en voor zover de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
benadeelde partij [slachtoffer 2] , parketnummer 16/659368-17
  • wijst de vordering van € 850,00 toe tot een bedrag van € 442,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 442,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Wijffels, voorzitter, mrs. A.C. van den Boogaard en A.G. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 september 2017.
Mrs. P.A.M. Wijffels en A.C. van den Boogaard zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/659424-17
1.
hij op of omstreeks 28 februari 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit
een woning gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een computer en/of
computerapparatuur en/of een horloge en/of een foto- en/of filmcamera en/of
foto- en/of filmtoebehoren (waaronder meerdere lenzen) en/of een telefoon
en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 maart 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit en
woning gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een hoeveelheid
sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of
die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 08 maart 2017 te Utrecht om ongeveer 4.30 uur uur, in elk
geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan
het [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende bevond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit die een
woning weg te nemen goederen van zijn gading en/of geld, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik
te brengen door middel van braak en/of verbreking,
een (draai)raam van die woning heeft opengebroken heeft en/of
die woning is binnengegaan en/of
een tas in die woning heeft verplaatst en/of
een of meer lades van een kast in die woning heeft open getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
16/659368-17
hij in of omstreeks 03 februari 2017 en 04 februari 2017 te Utrecht, althans in
het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen (in/uit een woning gelgen aan de [adres]
) een Macbook en/of een I-pad en/of een fotocamera en/of twee
Nederlandse paspoorten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of de gezinsleden van die [slachtoffer 2] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich
de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te
nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming
en/of braak/verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL0900-2017112900, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 126. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van de zitting van 22 augustus 2017.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , pagina 54-61.
4.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 64-67.
5.Het NFI-rapport, pagina 68-70.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL0900-2017036102, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 41. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pagina 19-28, in het bijzonder pagina 19.
8.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pagina 19-28, in het bijzonder pagina 20.
9.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pagina 19-28, in het bijzonder pagina 27.
10.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 29-30, in het bijzonder pagina 29.
11.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 29-30, in het bijzonder pagina 30.
12.Het proces-verbaal individualisatie n.a.v. dactyloscopische sporen, pagina 31, en het rapport dactyloscopisch onderzoek, pagina 32-41.