4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 september 2016 te Emmeloord opzettelijk en wederrechtelijk een zwarte mobiele telefoon van het merk Samsung toebehorende aan aangeefster [slachtoffer] heeft vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt. Uit de feiten en omstandigheden blijkt weliswaar dat de telefoon in een worsteling tussen verdachte en aangeefster kapot is gegaan maar van opzet daarop bij verdachte is onvoldoende gebleken. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 3.
Ten aanzien van feit 1 primair
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 16 september 2016 omstreeks 15:00 uur een afspraak had met verdachte bij een park nabij Emmeloord.Verdachte zei dat aangeefster cadeaus zou zoeken in het park met zijn dochter. Aangeefster zag verdachte in het park staan. Hij deed heel lief, alsof er niets aan de hand was, terwijl aangeefster de dag daarvoor tegen verdachte had gezegd dat zij de relatie wilde verbreken. Aangeefster gaf verdachte een sjaal, waarmee hij haar vervolgens heeft geblinddoekt. Verdachte pakte aangeefster bij de hand vast en begeleidde haar naar de bosjes. Aangeefster voelde zachte grond onder haar voeten. Zij zag niks door de blinddoek. Opeens werd zij geduwd op de grond. Toen voelde zij steken en een hand bij haar keel. Aangeefster kreeg geen lucht meer en begon te spartelen met haar benen om hem weg te duwen. Aangeefster gaf een trap of een knietje in de buik van verdachte. Daarna liet hij aangeefster los. Zij deed de blinddoek af en zag overal bloed. Zij zag dat het bloed spoot. Zij zag het mes. Het was een raar mes met twee punten eraan, net een vork, maar dan met twee punten; een soort barbecue mes. Zij begon te schreeuwen, maar werd weer vastgepakt omdat zij niet mocht schreeuwen. Zij moest van verdachte rustig blijven zitten en mocht niks zeggen. Aangeefster zou worden doodgemaakt als zij alles zou vertellen. Zij mocht gaan als zij verdachte niet ging verraden. Verdachte zei dat aangeefster eigenlijk wel dood moest.
Na onderzoek in het ziekenhuis is gebleken dat aangeefster ongeveer 11 keer is gestoken in haar zij, arm, buik en nek. Alle steekwonden bevonden zich aan de zijkant en de voorzijde van haar lichaam.
Het NFI heeft onderzoek gedaan naar de aard, mogelijke oorzaken en gevaarzetting van de letsels die op 16 september 2016 zijn vastgesteld bij aangeefster [slachtoffer] . Bij aangeefster was sprake van twee soorten letsels en geweldsinwerkingen (18 in totaal, waar onder ook letsel aan de hals en aan de rechter borst).
A. Vele huidbeschadigingen en huidperforaties veroorzaakt door een scherppuntig (en mogelijk ook scherprandig) voorwerp. Uit het medisch dossier blijkt dat inwendige perforaties van de hals reikten tot in de slokdarm. Gezien de relatief geringe afmetingen van de huidperforaties kan worden geconcludeerd dat sprake is geweest van gebruik van een smal scherppuntig voorwerp. Mogelijk is gebruik gemaakt van een voorwerp met twee scherpe punten die een onderlinge afstand hebben van circa 2 tot 2,2 cm, zoals bijvoorbeeld de scherppuntige vork zoals aangetroffen op de plaats delict.
B. Vele bloedinkjes in- en onder de huid van de hals en het gelaat, welke meest waarschijnlijk het gevolg zijn van frictiekrachten op de huid, zoals kunnen optreden bij samendrukkend omsnoerend mechanisch geweld ter plaatste, zoals bijvoorbeeld strangulatie.
Op de plaats delict aan de Marknesserweg te Emmeloord is sporenonderzoek verricht. Daarbij zijn speurhonden ingezet.
Uit het proces-verbaal van sporenonderzoek, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , is het volgende gebleken. De verbalisant zag dat de plaats delict zich bevond in een bosschage ter hoogte van de Marknesserweg kruising Kuinreweg. Hij zag rondom de ingang van de eerste plaats delict meerdere afgebroken takken, waardoor er een ruimte was gecreëerd. Acht passen in de bosschage zag de verbalisant een afgebroken handvat. Dit handvat is veiliggesteld en bemonsterd. Hierop is een bloedspoor aangetroffen, welke is gekenmerkt met SIN (Sporen Identificatie Nummer) AAJQ5253NL#01.
Veertien meter rechts van de eerste plaats delict werd door een speurhond een vleesvork aangetroffen. De verbalisant zag dat het handvat van de vleesvork was beschadigd en er vermoedelijk een gedeelte ontbrak. De verbalisant zag dat het aangetroffen afgebroken handvat op de eerste plaats delict visueel overeen kwam met de beschadiging van de vleesvork. De vleesvork is veiliggesteld en de metalen uiteinden zijn bemonsterd. Hierop is een bloedspoor aangetroffen, welke is gekenmerkt SIN AAJQ5320NL#01.
Uit onderzoek van het NFI volgt dat het DNA in het sporenmateriaal met SIN AAJQ5253NL#01 (heft vleesvork), afkomstig kan zijn van verdachte. Voor dit spoor geldt dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon overeenkomt met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
Uit onderzoek van het NFI volgt dat het DNA in het sporenmateriaal met SIN AAJQ5320NL#01 (bloedspatjes op metaal vleesvork), afkomstig kan zijn van aangeefster [slachtoffer] . Voor dit spoor geldt dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon overeenkomt met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
In het dossier bevindt zich een afdruk van een Facebookgesprek gevoerd op 16 september 2016 tussen verdachte en aangeefster:
[verdachte] schrijft:
11:46 uur: Of ik zit in de bos wacht op jou om te geven geld om ding voor je yarig koop daar is ver nou
12:26 uur: Ik zeg je kom bij de brug we zit praat half uurtje ik en jou daar na je gaat ik geef jou geld dan daar je gaat [naam] of zo je koop 1 telefoon niewe en eten
13:29 uur: Ik kom met [dochter] ook straks is bijna hier ik geef ze ook geld om te geef jou voor je yarig bn en ik ga [dochter] zet plektje niet veer in de bos ik maak je panja op je ogen we loop bij hem bn nou ik ga zo ieks meer koop voor je bn bby nou ik ga begin met je yarig
13:36 uur: Je bruine panja die je heb is groot tg om te zet je ogen dicht met hem
14:30 uur: Ik ben bij de bos
Ik en [dochter]
Gwn loop kijk
14:59 uur: Ik wacht op jou bn bby ik loop achter gwn. In de bos chillll mooi hier achter nooit ik heb gegaan hier
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte Facebook berichten naar haar heeft verstuurd waarin hij onder meer spreekt over “panja op je ogen”. Panja is kleding. Verdachte doelde hiermee volgens aangeefster op de sjaal.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 16 september 2016 met aangeefster [slachtoffer] in het bos had afgesproken om daar te komen met zijn dochter en aangeefster een cadeau te geven voor haar verjaardag. Hij had geen geld en geen cadeaus voor aangeefster. Hij had ook zijn dochter [dochter] niet meegenomen naar het bos. Hij wilde aangeefster in het bos vertellen dat hij geen cadeaus voor haar had. Verdachte heeft erkend dat hij tot kort voor de ontmoeting met aangeefster berichten naar haar heeft gestuurd over cadeaus en over de aanwezigheid van zijn dochter. Verdachte heeft verklaard dat hij in deze berichten heeft gelogen.
Bewijsoverweging
Alternatief scenario verdediging
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting -uiteindelijk- verklaard dat er ruzie is ontstaan toen hij aangeefster vertelde dat er geen cadeautjes waren, dat aangeefster zijn telefoon heeft afgepakt en weg gegooid, dat hij zijn telefoon ging zoeken en dat aangeefster hem toen heeft aangevallen met een vleesvork. Deze vleesvork heeft hij in gevecht met aangeefster van haar afgepakt en hij heeft haar hiermee driemaal gestoken in haar buik. Hij zou daarbij niet de opzet hebben gehad om haar van het leven te beroven dan wel haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank overweegt dat het door verdachte geschetste scenario niet aansluit bij de 18 letsels die bij aangeefster zijn geconstateerd en ook niet bij het bij aangeefster geconstateerde verwurgingsletsel. Voorts wijst het dna op het handvat van de vleesvork enkel naar verdachte en het dna op de punten enkel naar aangeefster. De verklaring van aangeefster daarentegen wordt op alle redengevende punten ondersteund door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster en volgt om deze reden het door verdachte aangedragen alternatieve scenario niet. Daarom neemt de rechtbank de verklaring van aangeefster als uitgangspunt voor het bewijs en stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft in de ochtend van 16 september 2016, na een nachtelijke ruzie met aangeefster waarin zij aangaf de relatie te willen verbreken, berichten gestuurd naar aangeefster waarin hij zei dat hij met haar wilde afspreken in het bos. Aangeefster is op 18 september jarig en verdachte zei (in die berichten) dat hij haar in het bos geld zou geven voor haar verjaardag. Ook zei hij dat hij haar samen met zijn dochter [dochter] in het bos zou ontmoeten, hij aangeefster dan zou blinddoeken met haar sjaal en dat zij dan de cadeaus moest zoeken. Ook [dochter] zou geld aan aangeefster geven en zij zouden alvast haar verjaardag vieren. Kort voor het afgesproken tijdstip heeft verdachte een bericht gestuurd aan aangeefster waarin hij zei dat hij al in het bos was samen met zijn dochter en dat het een mooie plek was. Toen aangeefster in het bos aankwam werd zij door verdachte geblinddoekt met haar sjaal en door hem begeleid naar een afgelegen plek in het bos waarin een ruimte was gecreëerd door takken af te breken. Verdachte duwde aangeefster op de grond, stak meermalen op haar in met een vleesvork en kneep haar keel dicht waardoor zij geen lucht meer kreeg. Het lukte aangeefster om verdachte van zich af te trappen, waardoor hij zijn handelingen staakte. Verdachte zei dat hij aangeefster wilde doden. Als zij hem niet ging verraden zou hij haar laten gaan.
Opzet (op levensberoving)
Verdachte heeft aangeefster meermalen met een vleesvork gestoken in hals, borst, buik, arm en hand en verdachte heeft haar keel dicht gedrukt. Blijkens de letselbeoordeling van het NFI zijn diverse verwondingen potentieel levensbedreigend geweest. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de handelingen van verdachte er op gericht geweest aangeefster van het leven te beroven.
Voorbedachte raad
Uit deze gang van zaken volgt naar het oordeel van het de rechtbank dat verdachte de intentie heeft gehad om aangeefster van het leven te beroven, dat verdachte zijn daad heeft voorbereid, dat hij planmatig heeft gehandeld en dat deze poging tot levensberoving geen impulsieve daad was. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verdachte vanaf de ochtend bezig is geweest met de voorbereiding van zijn daad. Hij heeft aangeefster meerdere lief klinkende berichten gestuurd over geld en cadeaus die hij voor haar had in verband met haar verjaardag. Hij wilde perse in het bos afspreken en bijvoorbeeld niet bij het busstation, zoals aangeefster kort voor hun afspraak voorstelde. Hij zei dat hij zijn dochter bij zich had, kennelijk om geloofwaardig over te komen bij aangeefster en/of geen argwaan te wekken. Verdachte heeft van tevoren geïnformeerd of de sjaal van verdachte groot genoeg was om daarmee haar ogen te bedekken. Hij heeft van tevoren een ruimte gecreëerd op een afgelegen plek in het bos door takken af te breken. Aangeefster is doelbewust naar het bos gelokt onder valse voorwendselen, alwaar hij haar heeft geblinddoekt met de door aangeefster meegenomen sjaal, haar verder de bosjes in heeft geleid en vervolgens op haar heeft ingestoken met een vleesvork en haar keel heeft dichtgeknepen.
Gelet op de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit stelt de rechtbank vast dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven.
Noodweer(exces)
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aangezien hem een beroep op noodweer toekomt. Verdachte werd aangevallen door [slachtoffer] met een vleesvork en moest zichzelf verdedigen tegen een aanval op zijn lijf. Deze aanval was ook ogenblikkelijk. Om niet gestoken te worden is verdachte op die [slachtoffer] gesprongen. Zij vielen en raakten in gevecht. Verdachte kon niet wegkomen en kon zich ook niet op een andere manier beschermen. Hij had zich niet kunnen onttrekken uit de situatie door weg te lopen. Er was een onmiddellijke aanranding waartegen hij zich direct moest verdedigen voordat hij zelf werd gestoken. Verdachte heeft zich met dezelfde vleesvork beschermd waarmee hij is aangevallen. De verdediging was dan ook proportioneel.
Subsidiair stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat verdachte met vrucht een beroep kan doen op noodweerexces. Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte meer steekbewegingen heeft gemaakt dan noodzakelijk dan heeft dat te maken met het feit dat hij in een hevige gemoedsbeweging zat en de aanval op zijn lijf niet eindigde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verklaring van verdachte dat hij zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederechtelijke aanranding van zijn lijf niet aannemelijk is. Hieruit volgt ook dat geen sprake kan zijn geweest van noodweer(exces).
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het noodweer(exces) verweer
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd niet aannemelijk geworden, een en ander zoals hiervoor onder “bewijsoverweging” uitgelegd. Het is aldus niet aannemelijk geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte. Reeds om die reden komt de verdachte geen beroep op noodweer(exces) toe. Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 september 2016 te Emmeloord opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld door haar een duw te geven waardoor zij met haar hoofd tegen een muur terecht is gekomen.
Aangezien verdachte het bewezen verklaarde feit heeft bekend en de raadsvrouw ten aanzien van dat onderdeel van de tenlastelegging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] ;
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat verdachte meermalen, althans eenmaal met tot vuist gebalde hand, althans met de vlakke hand, in/tegen het gezicht van aangeefster heeft gestompt, althans geslagen. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.