In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee besloten vennootschappen, [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V., over een distributieovereenkomst voor elektronische rookwaren. De overeenkomst, die op 1 januari 2015 inging, hield in dat [gedaagde] producten aan [eiseres] verkocht, die deze op de Nederlandse markt aan detailhandelaars zou verkopen. Na de invoering van nieuwe wettelijke voorschriften voor gezondheidswaarschuwingen, hebben partijen afgesproken dat [eiseres] oude producten met onjuiste waarschuwingsteksten zou omruilen voor nieuwe producten. De samenwerking tussen partijen is begin 2016 beëindigd.
In conventie vordert [eiseres] een bedrag van € 412.989,46 van [gedaagde] voor terugbetaling van retourzendingen en marketingkosten. [gedaagde] erkent enkele vorderingen, maar betwist andere en heeft een tegenvordering ingediend van € 108.900. De rechtbank oordeelt dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat de producten die zij heeft teruggestuurd onder de gemaakte afspraken vielen. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] voor de derde en vierde retourzending af, maar kent wel een bedrag van € 145.344,78 toe aan [eiseres] voor de toegewezen vorderingen.
In reconventie vordert [gedaagde] € 229.500 van [eiseres] wegens schade door wanprestatie. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] niet voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om haar vordering te onderbouwen. Bovendien is niet aangetoond dat [eiseres] in verzuim verkeert. De vordering in reconventie wordt afgewezen. De rechtbank veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van zowel de conventie als de reconventie.