In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 augustus 2017 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot verpleging van overheidswege van de betrokkene, die eerder ter beschikking was gesteld met voorwaarden. De betrokkene, geboren in 1962, had zich niet gehouden aan de behandelvoorwaarden, wat leidde tot de vordering van het openbaar ministerie. Tijdens de behandeling in raadkamer op 17 augustus 2017 werd de betrokkene bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Boksem, en de officier van justitie, mr. P.E.F. Poppe. De rechtbank heeft verschillende documenten en adviezen van de reclassering en deskundigen in overweging genomen, waaronder rapportages die wijzen op het bezit van seks-gerelateerde voorwerpen door de betrokkene, wat in strijd was met de voorwaarden van zijn terbeschikkingstelling. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene onvoldoende openheid had gegeven over zijn situatie, wat de behandeling door de reclassering en behandelaars bemoeilijkte. De rechtbank oordeelde dat de ambulante behandeling niet effectief was gebleken en dat een klinische behandeling noodzakelijk was. Gezien de ernst van de situatie en het risico dat de betrokkene vormde, heeft de rechtbank besloten de tbs met voorwaarden om te zetten in tbs met verpleging van overheidswege, in overeenstemming met artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht.