ECLI:NL:RBMNE:2017:4358

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
29 augustus 2017
Zaaknummer
C/16/442167 / KG ZA 17-512
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Merkinbreuk en verwarringsgevaar tussen de wijnmerken Sum-merlot en ZoMerlot

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap Groupe L.F.E. B.V. en Chateau de la Garde B.V. De eiser, LFE, is houder van het merk 'Sum-merlot' en vorderde dat Chateau de la Garde het gebruik van de aanduiding 'ZoMerlot' zou staken, omdat dit volgens LFE inbreuk maakte op haar merkrecht. LFE stelde dat het publiek in verwarring zou kunnen raken door de gelijkenis tussen de twee merknamen, aangezien beide betrekking hebben op merlotwijnen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er geen sprake was van verwarringsgevaar. De rechter concludeerde dat de aanduidingen 'ZoMerlot' en 'Sum-merlot' vooral beschrijvend zijn en dat het publiek, dat nog geen bekendheid heeft met het merk 'Sum-merlot', niet in de war zou raken. Bovendien werd opgemerkt dat Chateau de la Garde de aanduiding 'ZoMerlot' alleen in combinatie met haar merk 'La Tulipe' gebruikt, wat verdere verwarring voorkomt. De vorderingen van LFE werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Chateau de la Garde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/442167 / KG ZA 17-512
Vonnis in kort geding van 30 augustus 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GROUPE L.F.E. B.V.,
gevestigd te Maartensdijk,
eiseres,
advocaten mr. S. Palm en mr. H.T.L. Stockmann te Amersfoort,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CHATEAU DE LA GARDE B.V.,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde,
advocaat mr. T.F.W. Overdijk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna LFE en Chateau de la Garde genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 augustus 2017 met producties 1 tot en met 17,
  • de producties 18 tot en met 26 van LFE,
  • de producties 1 tot en met 8 van Chateau de la Garde,
  • de mondelinge behandeling van 14 augustus 2017,
  • de ter zitting zijdens Chateau de la Garde overgelegde procesvolmacht,
  • de pleitnota van LFE,
  • de pleitnota van Chateau de la Garde.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
LFE is een onderneming die zich onder meer bezighoudt met import van wijn en verkoop van wijn aan de vakhandel en grote retailers en met het ontwikkelen van innovatieve concepten op het gebied van wijn.
2.2.
LFE is houdster van het woordmerk Sum-merlot, dat op 30 november 2016 is gedeponeerd en op 13 februari 2017 is ingeschreven bij het Merkenregister van het BBIE voor waren en/of diensten in klasse 33 (wijnen).
2.3.
LFE was voornemens in de zomer van 2017 onder de naam Sum-merlot een rode wijn op de Nederlandse markt te brengen. In dat kader heeft zij een ontwerpbureau diverse labels en communicatie-uitingen laten ontwerpen.
2.4.
LFE heeft tot op heden nog geen wijn op de markt gebracht onder de naam Sum-merlot.
2.5.
Chateau de la Garde is een onderneming die zich richt op het produceren en verhandelen van wijn.
2.6.
Chateau de la Garde is houdster van het woordmerk La Tulipe, dat op 27 mei 1998 is gedeponeerd en op 1 januari 1999 is ingeschreven in het Merkenregister van het BBIE voor waren en/of diensten in onder meer klasse 33 (wijnen).
2.7.
Chateau de la Garde brengt onder de naam La Tulipe diverse soorten wijn op de markt. Op retailniveau is Albert Heijn het enige distributiekanaal voor de La Tulipe-wijnen.
2.8.
Sinds juni 2017 brengt Chateau de la Garde via Albert Heijn flessen rode (merlot) wijn op de markt voorzien van de navolgende etiketten met daarop de aanduiding ZoMerlot:
Afbeelding voorzijde fles
Afbeelding etiket achterzijde fles
2.9.
Bij brieven van 8 en 15 juni 2017 is Chateau de la Garde namens LFE gesommeerd het gebruik van het teken ZoMerlot te staken, omdat daarmee inbreuk wordt gemaakt op het woordmerk Sum-Merlot, en ter zake een onthoudingsverklaring af te geven. In haar reactie daarop heeft Chateau de la Garde bestreden dat sprake is van de gestelde merkinbreuk.
2.10.
Het BBIE heeft inschrijving van het teken ZOMERLOT in het Merkenregister als woordmerk van Chateau de la Garde voor Merlot wijnen (voorlopig) geweigerd. Bij brief van 27 juli 2017 heeft het BBIE haar beslissing als volgt toegelicht:
“Het teken ZOMERLOT (banale aanduiding: Zo Merlot) is beschrijvend. Het kan immers dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid of andere kenmerken van de in de klasse 33 genoemde waren. Het teken mist bovendien ieder onderscheidend vermogen. Wij verwijzen naar artikel 2.11, lid 1 sub b. en c. BVIE. De samentrekking in één woord heft het gebrek aan onderscheidend vermogen van het teken niet op.”
2.11.
Op 2 augustus 2017 heeft Chateau de la Garde een door haar opgestelde en ondertekende onthoudingsverklaring aan LFE toegestuurd waarin zij heeft verklaard:
“(…)
1. Dat zij direct na ondertekening van deze verklaring de productie en de verkoop van wijnen voorzien van de vermelding ‘ZoMerlot’ te staken en gestaakt zal houden.
2. Dat zij, eveneens direct na ondertekening van deze verklaring, de bij haar nog in voorraad zijnde wijnen voorzien van de vermelding ‘ZoMerlot’, niet meer aan derden zal leveren, zulks met uitzondering van haar klant Albert Heijn, die een groot aantal La Tulipe flessen met de vermelding ‘ZoMerlot’ van Chateau de la Garde heeft gekocht en de nog niet geleverde flessen van deze partij (ongeveer 14.000 flessen) nog tot 25 september 2017 bij Chateau de la Garde kan afroepen;
3. Dat zij zich verplicht aan LFE een onmiddellijk opeisbare boete te betalen van EUR 1.000,00 (zegge: duizend euro) voor elke overtreding of niet nakoming van hetgeen hierboven sub (1) en (2) is vermeld, alsmede een boete van EUR 500,00 (zegge: vijfhonderd euro) voor iedere dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) dat de overtreding of niet-nakoming voortduurt, dan wel EUR 50,00 voor elke fles wijn die zij in strijd met deze verklaring verhandelt, zulks ter keuze van LFE;
4. Dat zij zich verbindt ter vergoeding van de door LFE gemaakte (buiten)gerechtelijke kosten binnen één week na ondertekening van deze verklaring een bedrag van EUR 2.500,00 (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro) over te maken naar een door LFE op te geven bankrekening.
(…)”
2.12.
Onderhandelingen tussen partijen hebben niet geleid tot een minnelijke regeling.

3.Het geschil

3.1.
LFE vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I Chateau de la Garde gebiedt binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis ieder gebruik in de Benelux van een met het woordmerk Sum-merlot, als ingeschreven bij het BBIE onder nummer 100588, overeenstemmend teken, waaronder mede begrepen het gebruik van ZoMerlot, ZOMERLOT en Zomerlot, te staken en gestaakt te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, voor elke dag of deel daarvan dat Chateau de la Garde nalaat het gebod na te leven,
II Chateau de la Garde gebiedt om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis alle goederen voorzien van een met het woordmerk Sum-merlot, als ingeschreven bij het BBIE onder nummer 100588, overeenstemmend teken, waaronder mede begrepen het gebruik van ZoMerlot (hierna: de “Inbreukmakende zaken”), terug te roepen uit het handelsverkeer zoals bedoeld in artikel 2.22 lid 1 BVIE, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, voor elke dag of deel daarvan dat Chateau de la Garde nalaat het gebod na te leven,
III Chateau de la Garde gebiedt om binnen éénentwintig dagen na betekening van dit vonnis aan de advocaten van LFE een schriftelijke, door een registeraccountant gecontroleerde en gewaarmerkte, opgave te verstrekken als bedoeld in artikel 2.22 lid 4 BVIE van de volgende informatie:
  • de eventuele leveranciers, producenten, makers en/of distributeurs, van wie de Inbreukmakende zaken door Chateau de la Garde verkregen zijn, onder mededeling van hun vestigingsadres(sen),
  • de aan Chateau de la Garde geleverde aantallen, nummers, prijzen en leverdata van de Inbreukmakende zaken, zulks gerangschikt per leverancier, producent maker en/of distributeur, onder overlegging van kopieën van de daarop betrekking hebbende facturen,
  • de afnemers, alsmede de aan hen verkochte aantallen, nummers, prijzen, leverdata en afleveradressen van de Inbreukmakende zaken, zulks gerangschikt per afnemer, onder overlegging van kopieën van de daarop betrekking hebbende facturen en onder mededeling van hun vestigingsadres(sen),
  • de bij Chateau de la Garde nog aanwezige voorraad van de Inbreukmakende zaken, onder vermelding van de locatie waar de Inbreukmakende zaken zich bevinden, alsmede de aantallen en nummers van de Inbreukmakende zaken,
  • zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, voor elke dag of deel daarvan dat Chateau de la Garde nalaat het gebod na te leven,
IV Chateau de la Garde gebiedt om binnen éénentwintig dagen na betekening van dit vonnis aan de advocaten van LFE een schriftelijke, door een registeraccountant gecontroleerde en gewaarmerkte, opgave te verstrekken waarin rekening en verantwoording als bedoeld in artikel 2.21 lid 4 BVIE wordt afgelegd van de winst die Chateau de la Garde ten gevolge van de in de dagvaarding uiteengezette merkinbreuk heeft genoten, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, voor elke dag of deel daarvan dat Chateau de la Garde nalaat het gebod na te leven,
V de termijn waarbinnen een bodemprocedure aanhangig moet worden gemaakt als bedoeld in artikel 1019i Rv bepaalt op zes maanden, te rekenen vanaf de datum van het vonnis,
VI Chateau de la Garde veroordeelt tot betaling van de kosten van dit geding overeenkomstig artikel 1019h Rv, conform de in het geding gebrachte specificatie.
3.2.
LFE legt aan haar vorderingen ten grondslag dat er sprake is van merkinbreuk als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE, omdat Chateau de la Garde zonder toestemming van LFE in het economisch verkeer gebruik maakt van het teken ZoMerlot, dat overeenstemt met het woordmerk Sum-Merlot van LFE, ter onderscheiding van identieke waren, namelijk rode (merlot) wijn, en er daardoor bij het publiek gevaar voor verwarring ontstaat tussen het merk en het teken.
3.3.
Chateau de la Garde voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van LFE in de kosten ex 1019h Rv, conform de in het geding gebrachte specificatie.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vloeit uit de aard van de zaak, gezien de door LFE gestelde voortdurende inbreuk op haar merkrecht, voldoende voort dat LFE spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, die hoofdzakelijk strekken tot beëindiging van die inbreuk. De houder van een merkrecht hoeft een inbreuk daarop immers niet te dulden en iedere dag dat een inbreuk voortduurt kan leiden tot (meer) schade aan de zijde van de rechthebbende. De omstandigheid dat Chateau de la Garde een ondertekende onthoudingsverklaring heeft afgegeven, doet hier niet aan af. Uit de onthoudingsverklaring, zoals aangehaald in 2.11., en de ter zitting gegeven toelichting blijkt dat Chateau de la Garde de betreffende wijn niet meer bottelt of verkoopt, omdat het een eenmalige partij voor Albert Heijn betreft, en dat zij in die zin de productie en verkoop blijvend heeft gestaakt. Chateau de la Garde is evenwel niet bereid de uitlevering van de door Albert Heijn al gekochte, maar nog niet geleverde flessen wijn van deze partij te staken en evenmin om de bij Albert Heijn aanwezige voorraad flessen wijn van deze partij terug te halen. LFE heeft om die reden dan ook voldoende (spoedeisend) belang bij haar vorderingen.
4.2.
Ter beoordeling ligt voor of voldoende aannemelijk is dat de rechter in een bodemprocedure tot de conclusie zal komen dat sprake is van de gestelde merkinbreuk. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat niet het geval. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.3.
Op grond van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE heeft de merkhouder het recht het gebruik van een teken door een derde zonder zijn toestemming te verbieden in het geval dat teken gelijk is aan of overeenstemt met zijn merk en in het economisch verkeer wordt gebruikt voor dezelfde of soortgelijke waren als waarvoor het merk is ingeschreven, indien daardoor bij het publiek verwarring kan ontstaan, inhoudende het gevaar van associatie met het merk. Van overeenstemming tussen het merk en het teken is sprake indien zij, globaal beoordeeld, naar de totaalindruk die zij maken, visueel, auditief en/of begripsmatig zodanige gelijkenis vertonen dat daardoor de mogelijkheid bestaat dat het relevante publiek waren voorzien van het teken verwart met waren van de merkhouder (directe verwarring), dan wel dat daardoor bij het relevante publiek de indruk wordt gewekt dat er enig economisch verband bestaat tussen de waren voorzien van het teken en het merk van de merkhouder (indirecte verwarring). Daarbij dienen alle relevante omstandigheden in aanmerking te worden genomen, waaronder de onderscheidingskracht en de bekendheid van het merk. Of sprake is van verwarringsgevaar dient globaal te worden beoordeeld volgens de totaalindruk die het teken en het merk bij de gemiddelde consument van de betrokken waren achterlaat, met inachtneming van alle relevante factoren en omstandigheden van het concrete geval, waaronder in ieder geval de onderlinge samenhang tussen de overeenstemming van het merk en het teken, de soortgelijkheid van de waren en het onderscheidend vermogen van het merk.
4.4.
LFE is houdster van het woordmerk Sum-merlot, dat op 30 november 2016 is gedeponeerd en op 13 februari 2017 is ingeschreven bij het Merkenregister van het BBIE voor waren en/of diensten in klasse 33 (wijnen). Vast staat dat het merk Sum-merlot feitelijk nog niet is gebruikt. Dit woordmerk komt evenwel de bescherming toe van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE, nu onweersproken vast staat dat het merk onderscheidend vermogen heeft, het merk is ingeschreven door het BBIE en nietigverklaring en vervallenverklaring van het merk niet aan de orde zijn. De voorzieningenrechter gaat dan ook uit van de geldigheid van het merk. Ook in geval van een nog niet gebruikt merk kan verwarringsgevaar worden aangenomen met een later gebruikt teken. Wel moet aan Chateau de la Garde worden toegegeven dat de beschermingskracht die aan het merk Sum-merlot toekomt, gering is omdat het merk in aanmerkelijke (zij het niet volledige) mate beschrijvend is, nu het duidt op een in de zomer te drinken merlotwijn. Het merk ontleent haar bescherming aan het feit dat door het gebruik van de samentrekking tussen de woorden summer en merlot en het koppelteken een woordspeling is ontstaan, die het merk enig onderscheidend vermogen geeft.
4.5.
De vordering om ieder teken te verbieden dat inbreuk maakt op het woordmerk Sum-merlot moet worden afgewezen omdat die vordering te vaag is. Of een teken inbreuk maakt op het woordwerk van LFE hangt af van de kenmerken van dat teken. Zonder dat het om een of meer specifieke tekens gaat, kan daarover in kort geding niets worden gezegd. Wat de tekens ZOMERLOT en Zomerlot betreft moet de vordering eveneens worden afgewezen, omdat aan die tekens (naar ook volgt uit de onder 2.10 genoemde beslissing van het BBIE) geen onderscheidend vermogen toekomt. Daarom behoeft hieronder nog slechts de vordering bespreking die ziet op het teken ZoMerlot. Met ‘het teken’ wordt hieronder steeds op ‘ZoMerlot’ geduid.
De voorzieningenrechter volgt Chateau de la Garde niet in haar betoog dat er aan haar zijde geen sprake is van gebruik van een teken voor waren en diensten in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Niet is vereist dat het teken als zodanig als een merk is te kwalificeren. Voldoende is (in ieder geval) dat het teken wordt gebruikt als onderscheidingsteken en niet zuiver beschrijvend van aard is. Daaraan is in dit geval voldaan. Chateau de la Garde gebruikt het teken ZoMerlot op etiketten van flessen wijn, zie de afbeeldingen bij 2.8. Het teken ZoMerlot is, evenals Sum-merlot om de hiervoor onder 4.4., voorlaatste volzin omschreven reden, in aanmerkelijke mate beschrijvend (maar niet volledig), gelet op de gehanteerde schrijfwijze, daar het een samentrekking van woorden betreft en het teken een woordspeling bevat, en daarop aandacht wordt gevestigd door de manier waarop gebruik is gemaakt van de hoofdletters en kleine letters in het teken. Verder wordt het teken gebruikt ter onderscheiding van flessen La Tulipe wijn van Chateau de la Garde met deze specifieke inhoud, een zomereditie rode merlotwijn, van andere La Tulipe-wijnen en van flessen wijn van andere merken.
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat het teken wordt gebruikt voor dezelfde waar als waarvoor het merk is ingeschreven, te weten wijn. Bij de beoordeling van de mate van overeenstemming tussen het merk en het teken en het gevaar voor verwarring gaat de voorzieningenrechter evenals partijen voor wat betreft het relevante publiek uit van de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument, die wijn koopt in het lagere prijssegment. Daarbij moet van de theoretische aanname worden uitgegaan dat het relevante publiek weet van het bestaan van het woordmerk Sum-merlot voor wijnen.
4.7.
Het teken van Chateau de la Garde en het merk van FTE zijn (ook volgens partijen) niet gelijk aan elkaar. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat het teken ZoMerlot, zoals dat door Chateau de la Garde wordt gebruikt en door het publiek wordt waargenomen, wel in enige mate overeenstemt met het gedeponeerde woordmerk Sum-merlot. Wat de auditieve overeenstemming betreft geldt het volgende. Het merk Sum-merlot bevat het element merlot, dat als gevolg van het koppelteken als zodanig zal worden uitgesproken. Het teken ZoMerlot kan weliswaar op verschillende wijzen worden uitgesproken, maar zal nu het element merlot met een hoofdletter is geschreven in ieder geval worden uitgesproken met het element merlot erin (uitgesproken op dezelfde wijze als wanneer dat element op zichzelf staat). De visuele overeenstemming is erin gelegen dat zowel het teken als het merk duidelijk waarneembaar het woord merlot bevatten. Het teken en het merk vertonen ook begripsmatige overeenstemming. Het merk Sum-merlot bevat evident een samentrekking tussen het Engelse woord voor zomer, Summer, en het woord merlot en zal daardoor begripsmatig worden opgevat als zomermerlot oftewel zomerse merlotwijn. Het teken ZoMerlot bevat eveneens het woord zomer en een samentrekking van dat woord met het woord merlot en zal mede gelet op de visuele en tekstuele verwijzingen naar de zomer op het etiket evident (mede) de betekenis zomermerlot oproepen bij het relevante publiek. De slotsom van dit een en ander is dat het hier gaat om een teken van Chateau de la Garde dat niet gelijk is aan het merk van LFE, maar daar wel mee overeenstemt in de zin van artikel 2.20 lid 1 onder b BVIE en dat door Chateau de la Garde gebruikt wordt voor dezelfde waar als waarvoor het merk is ingeschreven. Daarmee resteert de vraag of hier sprake is van het voornoemde verwarringsgevaar.
4.8.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is de mate van overeenstemming tussen met het merk en het teken in de gegeven omstandigheden niet dusdanig dat daardoor gevaar voor verwarring te duchten is bij het relevante publiek. Daarbij weegt de voorzieningenrechter mee dat het woordmerk Sum-merlot in aanmerkelijke mate beschrijvend is, evenals het teken Zo Merlot, zie onder 4.4. en 4.5. Daardoor komt slechts beperkte betekenis toe aan de hiervoor vastgestelde (geringe) overeenstemming tussen het merk en het teken. Daar komt bij dat vast staat dat Chateau de la Garde het teken ZoMerlot alleen gebruikt in combinatie met haar woordmerk La Tulipe, zie de afbeeldingen bij 2.8. Voorts is van belang dat LFE nog geen flessen wijn onder de naam Sum-merlot op de markt heeft gebracht en het merk aldus nog geen bekendheid heeft verworven en het relevante publiek zich nog geen beeld heeft gevormd bij dit merk. Uitgaande van de totaalindruk die het woordmerk Sum-merlot en het door Chateau de la Garde in de praktijk gebruikte teken ZoMerlot bij het relevante publiek zullen achterlaten, is gelet op voornoemde overeenkomsten en verschillen voorshands niet aannemelijk dat dat publiek het onder het teken op de markt gebrachte product met het onder het woordmerk op de markt te brengen product zal verwarren, ook ondanks het feit dat het in beide gevallen om wijn gaat. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt evenmin in te zien dat er door het gebruik van het teken gevaar is voor indirecte verwarring bij het relevante publiek. Door het gecombineerde gebruik van het teken met het merk La Tulipe zal voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk zijn dat ZoMerlot een wijn uit de reeks La Tulipe-wijnen betreft. Er zijn onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan kan worden aangenomen dat het relevante publiek mogelijk zal denken dat (ook) ZoMerlot afkomstig is van (LFE als) de houder van het woordmerk Sum-merlot of dat Chateau de la Garde een daarmee verbonden onderneming is. Daarbij telt in het nadeel van LFE dat er (thans) geen gegevens uit marktonderzoek voorhanden zijn waaruit indicaties voor het bedoelde verwarringsgevaar kunnen worden afgeleid.
4.9.
Uit het vorenstaande volgt dat de vorderingen dienen te worden afgewezen.
4.10.
LFE zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Chateau de la Garde vordert op de voet van artikel 1019h Rv veroordeling van LFE in de volledige proceskosten, welke kosten voor wat betreft de advocaatkosten volgens de door haar overgelegde specificatie € 15.134,29 exclusief bedragen. LFE heeft het indiende kostenoverzicht gemotiveerd betwist.
4.11.
Door LFE is terecht aangevoerd dat in het door Chateau de la Garde opgevoerde totaalbedrag ten onrechte btw is meegerekend als gevolg van het feit dat de daarin opgenomen bedragen van de declaraties van 14 juli 2017 ad € 2.276,01 en 14 augustus 2017 ad € 3.712,28 inclusief btw zijn. Het totaalbedrag dient om die reden te worden verminderd met een bedrag van respectievelijk € 395,01 en € 644,28 en komt daarmee op € 14.095,00. Aan de overige bezwaren van LFE gaat de voorzieningenrechter voorbij. De genoemde declaraties zien op verrichte werkzaamheden in de maanden juni 2017 en juli 2017. De opgenomen post ad € 2.566,00 ziet op werkzaamheden die al zijn verricht in de periode 1 tot en met 10 augustus 2017, maar nog niet zijn gedeclareerd. Deze post onderhanden werk is daarmee terecht meegerekend. Uit de overgelegde stukken blijkt afdoende welke tijd er op welke datum door de betrokkenen aan welke werkzaamheden is besteed en tegen welk uurtarief. Dat deze zaak door twee advocaten is behandeld en dat zij daarbij enig jurisprudentie-/literatuuronderzoek hebben laten verrichten door collega’s is - gelet op de aard van de zaak - niet ongebruikelijk. Aan de zijde van LFE is de zaak immers ook door twee advocaten behandeld. Tenslotte ziet de begroting van de in totaal 20 uur voor twee advocaten aan nog te verrichten werkzaamheden op de gehele voorbereiding van de zitting (behoudens reistijd) en daarmee op meer dan alleen het opstellen van de pleitnota. Nu het totaal van de opgevoerde kosten in lijn is met het indicatietarief voor een normaal kort geding in een IE-zaak ad maximaal € 15.000,00, gaat de voorzieningenrechter uit van de redelijkheid en evenredigheid van de opgevoerde kosten. De totale kosten aan de zijde van Chateau de la Garde worden daarom begroot op:
- griffierecht € 681,00
- salaris advocaat
14.095,00
Totaal € 14.776,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt LFE in de proceskosten, aan de zijde van Chateau de la Garde tot op heden begroot op € 14.776,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2017. [1]

Voetnoten

1.type: ID/4198