ECLI:NL:RBMNE:2017:432

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
1 februari 2017
Zaaknummer
C/16/428340 / KG ZA 16-934
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbesteding en beoordeling van inschrijvingen in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de besloten vennootschap IMK Intermediair B.V. (hierna: IMK) de gemeente Utrecht aangeklaagd over de beoordeling van haar inschrijving op een Europese openbare aanbesteding. De gemeente had op 1 september 2016 een aanbesteding gestart voor het afsluiten van raamovereenkomsten voor bedrijfseconomisch advies en managementbegeleiding. IMK diende op 11 oktober 2016 een inschrijving in, maar op 16 november 2016 werd IMK geïnformeerd dat de gemeente voornemens was om de raamovereenkomsten te sluiten met andere inschrijvers. IMK maakte bezwaar tegen de beoordeling van haar inschrijving en verzocht om herbeoordeling. De gemeente wees dit verzoek af, wat leidde tot de huidige procedure. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente bij de beoordeling van de inschrijving van IMK enkele beoordelingsfouten had gemaakt, met name op de gunningscriteria. De rechter heeft de gemeente opgedragen om de voorlopige gunningsbeslissing in te trekken en de inschrijving van IMK opnieuw te beoordelen, met inachtneming van de uitspraak. De proceskosten werden toegewezen aan IMK, die grotendeels in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/428340 / KG ZA 16-934
Vonnis in kort geding van 1 februari 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IMK INTERMEDIAIR B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Baarn,
eiseres,
advocaat mr. A. Stellingwerf Beintema te Rijswijk,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE UTRECHT,
zetelend te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. S.C. Brackmann te Rotterdam.
in welke zaak wensen tussen te komen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging,
advocaat mr. H.S. Memelink,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiseres in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging,
advocaat mr. T.H.G. Robbe.
Partijen zullen hierna IMK, de gemeente, [eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] en [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 december 2016;
  • de producties van de zijde van IMK;
  • de mondelinge behandeling van 18 januari 2017;
  • de incidentele conclusie met verzoek tot tussenkomst subsidiair tot voeging van [eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] ;
  • de incidentele conclusie met verzoek tot tussenkomst subsidiair tot voeging van [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] ;
  • de pleitnota van IMK;
  • de pleitnota van de gemeente;
  • de pleitnota van [eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het incident

2.1.
[eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] en [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] vorderen primair hen toe te staan tussen te komen in het kort geding tussen IMK en de gemeente en subsidiair hen toe te staan zich te voegen aan de zijde van de gemeente in dit kort geding.
2.2.
De primaire incidentele vorderingen van [eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] en [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] strekkende tot tussenkomst in het geding tussen IMK en de gemeente is op de wet gegrond. [eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] en [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] hebben bij hun vorderingen tot tussenkomst voldoende belang. IMK en de gemeente hebben ter zitting te kennen gegeven tegen deze incidentele vorderingen geen bezwaar te hebben. Deze vorderingen zullen daarom worden toegewezen en [eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] en [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] worden toegelaten als tussenkomende partij. De proceskosten in het incident zullen worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij haar eigen kosten in het incident zal hebben te dragen.

3.De feiten

3.1.
De gemeente is op 1 september 2016 een Europese openbare aanbesteding gestart met als doel twee raamovereenkomsten af te sluiten met betrekking tot het uitvoeren van Bedrijfseconomisch advies Bbz (levensvatbaarheidsonderzoek) en Managementbegeleiding in het kader van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).
3.2.
In de aankondiging van de opdracht (hierna: de Aankondiging) wordt vermeld dat als gunningscriterium de ‘Economisch meest voordelige inschrijving’ geldt. Er gelden 5 subgunningscriteria (hierna ook genoemd: gunningscriteria), te weten:
1. Implementatieplan (weegfactor 15%)
2. Methodiek en werkwijze begeleiding startende ondernemer (weegfactor 10%)
3. Methodiek en werkwijze soorten levensvatbaarheidsonderzoeken (weegfactor 20%)
4. ( Praktijk)voorbeeld adviesrapporten (weegfactor 30%)
5. Fictieve projectprijs (weegfactor 25%).
3.3.
De gemeente heeft daarnaast een Inschrijvingsleidraad opgesteld. Op pagina 13 van de Inschrijvingsleidraad wordt met betrekking tot de beoordeling op de gunningscriteria onder meer het volgende vermeld:

Kwalitatieve gunningscriteria
Indien de gemeente bij gunningscriteria vraagt naar niet kwantificeerbare gegevens, bijvoorbeeld een Plan van Aanpak, worden deze gunningscriteria gekwalificeerd als kwalitatieve gunningscriteria. Aan de hand van de verstrekte antwoorden/gegevens bij elk gunningscriterium, beoordeelt het verwervingsteam de mate waarin c.q. de wijze waarop de inschrijvers voldoen aan het gunningscriterium
ten opzichte van de inschrijver die het best wordt beoordeeld.Het beoordelingsproces loopt als volgt:
Het verwervingsteam bepaalt per gunningscriterium eerst welke inschrijver ten opzichte van de andere inschrijvers het beste wordt beoordeeld. Het verwervingsteam kent deze inschrijver bij dat gunningscriterium 100 punten toe.
Het verwervingsteam kent vervolgens voor dat gunningscriterium punten toe aan de overige inschrijvers, op een schaal variërend van 100 tot 0 punten. Het aantal punten voor een overige inschrijver hangt af van de mate waarin de inschrijver minder wordt beoordeeld ten opzichte van de inschrijver die het best is beoordeeld.
Het is mogelijk dat meerdere inschrijvers op een gunningscriterium door het verwervingsteam met een zelfde score worden beoordeeld.”
Blijkens pagina 12 en 13 van de Inschrijvingsleidraad wordt het door het verwervingsteam toebedeelde aantal punten (bij kwalitatieve gunningscriteria) of het berekende aantal punten (bij kwantitatieve gunningscriteria zoals de prijs) omgerekend in een score. Deze score komt tot stand door het toebedeelde/berekende aantal punten te vermenigvuldigen met de aan het gunningscriterium toegekende weegfactor. Door de scores van alle gunningscriteria bij elkaar op te tellen wordt de totaalscore verkregen. De inschrijver met de hoogste totaalscore heeft de economisch meest voordelige inschrijving gebaseerd op de beste prijs-kwaliteitverhouding gedaan.
3.4.
IMK, [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] en [eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] hebben op 11 oktober 2016 een inschrijving ingediend.
3.5.
De gemeente heeft IMK op 16 november 2016 bericht dat zij voornemens is de raamovereenkomsten te sluiten met [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] en [eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] . Uit het door de gemeente bijgevoegde beoordelingsresultaat blijkt dat de inschrijvingen van [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] en [eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] na weging respectievelijk 99 en 84 punten hebben gescoord en dat de inschrijving van IMK 80 punten heeft gescoord. De gemeente heeft de aan IMK toegekende punten per gunningscriterium nader toegelicht.
3.6.
IMK heeft bij brief van 29 november 2016 bezwaar gemaakt tegen de beoordeling. Zij heeft de gemeente verzocht over te gaan tot een herbeoordeling van haar inschrijving, het voorgenomen gunningsbesluit in te trekken en een nieuw gunningsbesluit te nemen. Volgens IMK kan uit de herbeoordeling niet anders volgen dan dat haar inschrijving minimaal 85 punten scoort.
3.7.
De gemeente heeft dit verzoek bij brief van 1 december 2016 afgewezen en is daarbij gemotiveerd ingegaan op de bezwaren van IMK.

4.Het geschil

De vorderingen van IMK
4.1.
IMK vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1.
primair:
a. de gemeente te gebieden om binnen 48 uur na de datum van dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, de voorlopige gunningsbeslissing van de gemeente in het kader van de onderhavige aanbestedingsprocedure in te trekken;
b. de gemeente te verbieden de opdracht in het kader van de onderhavige aanbestedingsprocedure te gunnen aan een ander dan IMK (IMK heeft ter zitting verzocht het laatste deel van deze vordering te lezen als: ‘…te gunnen aan een ander dan IMK en [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] ’);
c. de gemeente te gebieden om binnen 48 uur na de datum van dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, de opdracht op basis van de onderhavige aanbestedingsprocedure te gunnen aan IMK, voor zover de gemeente de opdracht nog altijd wenst te gunnen;
subsidiair:
a. de gemeente te gebieden om binnen 48 uur na de datum van dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, de voorlopige gunningsbeslissing van de gemeente in het kader van de onderhavige aanbestedingsprocedure in te trekken;
b. de gemeente te gebieden om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, de in het kader van de onderhavige aanbestedingsprocedure gedane inschrijving van IMK te laten beoordelen door een nieuw beoordelingsteam welke onafhankelijk is van de gemeente, met inachtneming van dit vonnis;
c. de gemeente te gebieden om binnen 14 dagen na de hiervoor gevorderde herbeoordeling (subsidiair onder b.), althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, een nieuwe voorlopige gunningsbeslissing te nemen;
meer subsidiair:
a. de gemeente te gebieden om binnen 48 uur na de datum van dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, de voorlopige gunningsbeslissing van de gemeente in het kader van de onderhavige aanbestedingsprocedure in te trekken;
b. de gemeente te gebieden om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, de onderhavige raamovereenkomsten, in overeenstemming met de beginselen van het (Europese) aanbestedingsrecht, opnieuw aan te besteden, voor zover de gemeente deze raamovereenkomsten nog altijd wenst te gunnen;
uiterst subsidiair:
elke andere voorziening te treffen die de rechtbank in goede justitie passend acht en die recht doet aan de belangen van IMK.
2. Te bepalen dat de gemeente bij overtreding van de onder 1. genoemde veroordeling een dwangsom verbeurt van € 100.000,-- per overtreding, en tevens voor elk(e) dag(deel) dat die overtreding voortduurt.
3. De gemeente te veroordelen tot betaling aan IMK:
a. aan nakosten een bedrag van € 131,-- zonder betekening, verhoogd met een bedrag van € 68,-- in geval van betekening, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van dit vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd; en
b. de kosten van deze procedure met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van dit vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd.
4.2.
De gemeente, [eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] en [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De vorderingen van [eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] en [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging]
4.3.
[eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, IMK niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar vorderingen af te wijzen, met veroordeling van IMK in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
4.4.
[eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van IMK af te wijzen en te gebieden dat de gemeente met [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] een raamovereenkomst zal sluiten, indien de gemeente de raamovereenkomst nog wil sluiten, met veroordeling van IMK in de proceskosten.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De spoedeisendheid van de zaak is uit het gestelde en gevorderde voldoende aannemelijk geworden.
5.2.
IMK legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de gemeente bij de beoordeling van haar inschrijving 7 beoordelingsfouten heeft gemaakt. Zij stelt dat haar inschrijving bij een juiste beoordeling ten minste 5 punten (na weging) meer zou hebben gescoord. Zij was in dat geval als tweede in rang geëindigd en had naast [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] voor gunning in aanmerking moeten komen.
5.3.
IMK stelt zich ten aanzien van de rechterlijke toetsing van dit betoog onder verwijzing naar de conclusie van de Advocaat-Generaal M. Campos Sánches-Bordona van 30 juni 2016 in de zaak C-171/15 (Connexxion Taxi Services/Staat der Nederlanden e.a.) op het standpunt dat de wijze waarop de Nederlandse kort geding rechter een besluit van een aanbestedende dienst dient te toetsen, verdergaand moet zijn dan een marginale toetsing van de redelijkheid van het besluit. Volgens IMK dient de voorzieningenrechter, verdergaand dan rechters tot dusver hebben gedaan, te toetsen of de gemeente bij het beoordelen van haar inschrijving een fout heeft gemaakt. Indien inderdaad sprake is van een fout, kan de voorzieningenrechter zelf beoordelen of IMK voor gunning in aanmerking komt, in welk geval de primaire vordering tot gunning aan IMK kan worden toegewezen. Indien de voorzieningenrechter tot het oordeel komt dat de gemeente waarschijnlijk of mogelijk een beoordelingsfout heeft gemaakt, maar dit wegens een gebrek aan specifieke deskundigheid niet zelf kan beoordelen, ligt volgens IMK toewijzing van de subsidiaire vordering tot herbeoordeling door een nieuw beoordelingsteam in de rede.
De gemeente, [eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] en [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] hebben zich gemotiveerd verzet tegen de door IMK bepleite wijze van rechterlijke toetsing.
5.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het Hof van Justitie van de Europese Unie zich in het arrest in deze zaak van 14 december 2016 (ECLI:EU:C:2016:948) niet over deze kwestie heeft uitgelaten, omdat niet aan de beantwoording van de betreffende prejudiciële vraag is toegekomen. Daarbij komt dat de Advocaat-Generaal onder een marginale toets een rechterlijke toets verstaat die is beperkt tot de vraag of de aanbestedende dienst in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. Het gebruikelijke toetsingskader dat veelvuldig in de Nederlandse aanbestedingsrechtspraak wordt gebruikt gaat echter verder dan een dergelijke – enkele – redelijkheidstoets. Dit toetsingskader behoeft geen aanpassing en houdt in dat van belang is dat i) het voor een potentiële inschrijver volstrekt duidelijk is wat er van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor een afgewezen inschrijver mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Voor het overige komt aan de voorzieningenrechter een terughoudende toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van een kwalitatief criterium. Aan de aangewezen – deskundige – beoordelingscommissie moet de nodige vrijheid worden gegund, te meer nu van een rechter niet kan worden verlangd dat hij specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Slechts wanneer sprake is van procedurele of inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden, die zouden kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter.
De beoordeling op gunningscriterium 1
5.5.
In de Aankondiging wordt over gunningscriterium 1 het volgende vermeld:
“Criterium: Implementatieplan
Beschrijving: Uw inschrijving bevat een implementatieplan (maximaal 2 pagina’s A4). Daarin beschrijft u hoe u tussen de datum van gunning en de startdatum van het contract de uitvoering van de dienstverlening gaat voorbereiden en inrichten (…). Uw voorstel bevat in ieder geval:* een beschrijving van de projectorganisatie; * de kwalificaties van de medewerkers die u gaat inzetten door middel van CV’s; * personele inzet op korte en lange termijn en bij spoedaanvragen; * uw methoden om problemen proactief te signaleren en hierop te anticiperen; * het tijdschema dat u gaat realiseren. Uw implementatieplan wordt beoordeeld op de volgende aspecten: -Implementatietijd is zo kort mogelijk. De startdatum van de uitvoering van de opdracht moet zo goed mogelijk aansluiten op de ingangsdatum van het contract. -De mate van effectiviteit - De mate van volledigheid - De mate van communicatie m.b.t. klant/opdrachtgever - De mate waarin uw plan realistisch is.”
5.6.
Het relevante onderdeel in de inschrijving van IMK luidt als volgt:
“- De gemeente Utrecht krijgt toegang tot de IMK Zaakmonitor die vanuit Exact Synergy is ontwikkeld. Dit digitale klantportaal geeft toegang tot:
1. Een
Track & Trace functie. Online toegang en realtime inzicht voor de klantmanagers in de zaken (bij IMK bekend als ‘projecten’ of ‘opdrachten’) die wij voor hen uitvoeren, zoals bijvoorbeeld de huidige status, de doorlooptijden en documenten als rapportages, verslagen en facturen.
2. Een
Downloadfunctie. Utrecht zal een gewenste rapportage kunnen downloaden, tot 2 jaar terug, zonder dat er nog e-mail- dan wel postverkeer noodzakelijk is. Hiermee doet IMK recht aan de strenge normen van privacy.
De implementatie van de IMK Zaakmonitor kost maximaal 1 dag werk.
- IMK ontvangt de klantmanagers van Utrecht graag nog voor 1 januari 2017 op haar kantoor om kennis te maken met de projectorganisatie, en inzicht te krijgen in Exact Synergy en de IMK Zaakmonitor. Uiteraard kan de kennismaking ook bij u op kantoor, indien gewenst.”
5.7.
De gemeente heeft aan de inschrijving van IMK op dit gunningscriterium 86 punten (voor weging) toegekend. De gemeente heeft bij de onderbouwing van deze score onder meer het volgende opgemerkt:
“De beoordelaars zijn van mening dat uw implementatieplan over het algemeen realistisch is, maar plaatsen een kanttekening bij het door u voorgestelde systeem Zaakmonitor om aanvragen en begeleiding van de klanten te volgen en gegevens te downloaden. Op het moment dat de opdrachtgever hier niet mee kan werken is dat een risico en de beoordelaars konden niet uit uw beschrijving opmaken dat u ook een alternatief heeft. Hiermee bent u niet helemaal volledig geweest in uw beschrijving en heeft u op dit punt minder goed gescoord dan de best scorende partij.”
5.8.
IMK stelt dat de gemeente hiermee een beoordelingsfout heeft gemaakt. Zij voert hiertoe aan dat haar voorstel volledig is en voldoet aan de eisen die in de Aankondiging aan het implementatieplan worden gesteld. Het door de gemeente gestelde ‘minpunt’ ziet op het gebruik van de Zaakmonitor ná implementatie, terwijl het gunningscriterium ziet op de implementatiefase. De gemeente handelt in strijd met het transparantiebeginsel door bij de beoordeling criteria te betrekken die zij niet op voorhand bekend heeft gemaakt. IMK stelt voorts dat de Zaakmonitor een extra dienst is die wordt aangeboden, dat het afnemen van deze dienst niet noodzakelijk is om de door de gemeente uitgevraagde opdracht te vervullen en dat deze dienst dan ook niet ziet op de wijze van communicatie met de gemeente ter uitvoering van de opdracht. Volgens IMK is het nog nooit voorgekomen dat een klant/opdrachtgever van IMK niet met de Zaakmonitor kon werken. IMK stelt ten slotte dat uit haar inschrijving wel degelijk een alternatieve wijze van communicatie met de gemeente kan worden afgeleid, namelijk via de e-mail en per post.
5.9.
De gemeente stelt zich op het standpunt dat de Zaakmonitor onderdeel uitmaakt van de inschrijving van IMK. Zij heeft toegelicht dat het niet zo is dat zij vreest dat haar medewerkers niet in staat zouden zijn hiermee te werken, maar dat zij moet kunnen vaststellen of de Zaakmonitor inpasbaar is in haar ICT-omgeving, onder meer uit oogpunt van bescherming van persoonsgegevens, het voorkómen van datalekken en vanwege technische eisen en of de Zaakmonitor voldoet aan de veiligheidsprotocollen die zij in dit verband hanteert. IMK heeft geen enkele informatie verschaft over de technische aspecten van de Zaakmonitor, zodat de gemeente dat onderdeel van de inschrijving van IMK niet heeft kunnen beoordelen. De beoordelaars hebben de inschrijving van IMK onder meer om deze reden minder goed beoordeeld. De gemeente betwist dat IMK in haar inschrijving een alternatief heeft aangeboden, namelijk e-mail en post.
5.10.
De voorzieningenrechter volgt IMK niet in haar ter zitting ingenomen stelling dat deze toelichting van de gemeente een ongeoorloofde aanvulling van de (motivering van de) gunningsbeslissing is. De mededeling van de (voorlopige) gunningsbeslissing dient op grond van artikel 2.130 lid 1 van de Aanbestedingswet 2012 de relevante redenen voor die beslissing te bevatten. Op grond van het tweede lid wordt onder relevante redenen in ieder geval verstaan de kenmerken en relatieve voordelen van de uitgekozen inschrijving alsmede de naam van de begunstigde of de partijen bij de raamovereenkomst. Er dient geen rekening te worden gehouden met redenen die daarna nog worden aangevoerd. Een uitzondering is alleen gerechtvaardigd in het geval van door de aanbestedende dienst aannemelijk te maken bijzondere redenen of omstandigheden (ECLI:NL:HR:2012:BW9231, HR 7 december 2010). De toelichting van de gemeente ziet op de in de beoordeling genoemde mogelijkheid en bijbehorend risico dat de opdrachtgever niet met de Zaakmonitor kan werken. Omdat IMK er blijkens de dagvaarding onder meer van uit leek te gaan dat de gemeente hiermee bedoelde dat haar medewerkers mogelijk niet in staat zouden zijn om met de Zaakmonitor te werken, kon de gemeente daarop ingaan door toe te lichten dat haar opmerking betrekking had op eventuele ICT- en beveiligingsrisico’s. Deze toelichting is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan te merken als een ongeoorloofde nieuwe reden voor de toegekende score, maar een reactie op het aan haar adres door IMK gemaakte verwijt dat zij ter zake een beoordelingsfout zou hebben gemaakt.
5.11.
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de gemeente op grond van het hierboven in nummer 5.6 geciteerde onderdeel van de inschrijving van IMK ervan mocht uitgaan dat de Zaakmonitor intrinsiek deel uitmaakt van de inschrijving en niet is gepresenteerd als een extra optie. Uit de (aan de voorzieningenrechter beschikbaar gestelde delen van de) inschrijving blijkt niet dat het gebruik van de Zaakmonitor een extra dienst is die de gemeente niet hoeft af te nemen. De gemeente heeft ter zitting terecht gesteld dat dit standpunt van IMK een ongeoorloofde aanvulling van haar inschrijving zou opleveren. IMK heeft de Zaakmonitor opgevoerd als invulling van het eerste gunningscriterium, zijnde het Implementatieplan. Gelet hierop moet ervan worden uitgegaan dat de Zaakmonitor vóór de startdatum van het contract werkend moest worden opgeleverd. IMK kan zich er dan ook niet over beklagen dat de gemeente de Zaakmonitor heeft betrokken bij de beoordeling van dit gunningscriterium. In het implementatieplan moet immers worden beschreven hoe het functioneel krijgen van de Zaakmonitor in zijn werk zal gaan. IMK heeft in het door haar geciteerde onderdeel van het implementatieplan niet toegelicht hoe de Zaakmonitor precies werkt en heeft ook geen technische specificaties van de Zaakmonitor verstrekt. Gesteld noch gebleken is dat zij dat elders in haar inschrijving heeft gedaan. De gemeente heeft zich gelet hierop redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat zij hierdoor niet goed kan inschatten of de Zaakmonitor voor haar een geschikt instrument is en dat dit voor haar een risico oplevert als blijkt dat zij niet met de Zaakmonitor kan werken en er geen alternatief voorhanden is. Daarmee heeft de gemeente, anders dan IMK betoogt, geen nieuw beoordelingscriterium geïntroduceerd. Aangekondigd is immers dat het Implementatieplan zou worden beoordeeld op effectiviteit, volledigheid, communicatie m.b.t. klant/opdrachtgever en realiteitsgehalte.
Uit de inschrijving blijkt voorts niet dat IMK verzending van informatie per e-mail of post als concreet alternatief heeft aangeboden. Anders dan IMK stelt, kan dat niet worden afgeleid uit de terloopse vermelding van die termen in de – de Zaakmonitor betreffende – mededeling in haar inschrijving
‘Utrecht zal een gewenste rapportage kunnen downloaden, tot 2 jaar terug, zonder dat er nog e-mail- dan wel postverkeer noodzakelijk is’. Gelet hierop is niet gebleken dat de beoordeling op dit gunningscriterium onjuist of onduidelijk is.
De beoordeling op gunningscriterium 2
5.12.
IMK voert aan dat de gemeente op gunningscriterium 2 (methodiek en werkwijze begeleiding startende ondernemer) 87 punten (vóór weging) heeft toegekend in plaats van 100 punten, terwijl in de motivering van de beoordeling enkel positieve aspecten worden genoemd en de gemeente geen minpunten heeft aangegeven ten opzichte van de best scorende inschrijver op dit gunningscriterium. IMK stelt dat de gemeente op grond van het gelijkheidsbeginsel aan haar ook 100 punten had moeten toekennen.
5.13.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de gemeente in de motivering van de beoordeling op dit gunningscriterium inderdaad niet heeft aangegeven op welke onderdelen de inschrijving van IMK minder goed is dan de best scorende inschrijver, [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] . Uit de beoordeling valt dus niet op te maken waarom niet de volle 100 punten zijn gescoord.
De gemeente heeft bij e-mail van 1 december 2016 aan IMK desgevraagd toegelicht dat het juist is dat het beoordelingsteam geen minpunten zag, maar dat dit niet wegneemt dat het team de ene inschrijving op dit onderdeel positiever mag beoordelen dan de andere. De beoordeling is immers geen rekenkundige exercitie in die zin dat men start bij 100 punten en men voor elk minpuntje puntenaftrek krijgt, aldus de gemeente. Ter zitting heeft de gemeente nog toegelicht dat de inschrijving van IMK naar het oordeel van de beoordelaars onderdoet voor die van [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] op het aantonen van effectiviteit van de maatregelen en het steeds meten daarvan.
5.14.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de mededeling van de gemeente ter zitting dat de inschrijving van IMK onderdoet voor die van [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] op het aantonen van effectiviteit van de maatregelen en het steeds meten daarvan, een nieuw inhoudelijk argument betreft voor de motivering van de score op dit gunningscriterium en niet kan worden aangemerkt als een nadere toelichting op eerder gemelde redenen. Deze nadere aanvulling die pas ter zitting is gegeven wordt daarom buiten beschouwing gelaten.
Het valt ook niet te rijmen met de mededeling in de e-mail van 1 december 2016 dat inderdaad geen minpunten zijn gezien. Onjuist is de in deze e-mail verwoorde benadering dat dan niettemin de ene inschrijving positiever kan worden beoordeeld dan de andere. Een dergelijk verschil dient de gemeente dan inzichtelijk en toetsbaar te maken, ter voorkoming van willekeur en favoritisme. Zij heeft dat nagelaten, dus gaat de voorzieningenrechter er op grond van de louter positieve waardering in de motivering van de gunningsbeslissing en de erkenning door de gemeente in de e-mail van 1 december 2016 dat er ten opzichte van de winnaar geen minpunten werden gezien, van uit dat de inschrijving van IMK op het gunningscriterium 2 niet minder goed is dan de inschrijving van [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] . Nu in de Inschrijvingsleidraad is vermeld dat het mogelijk is dat meerdere inschrijvers op een gunningscriterium door het verwervingsteam met een zelfde score worden beoordeeld, had IMK dus op grond van de beoordelingssystematiek net als [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] 100 punten (vóór weging) toegekend moeten krijgen. De beoordeling van dit gunningscriterium is op dit punt dus onjuist.
De beoordeling op gunningscriterium 4
5.15.
Over gunningscriterium 4 wordt in de Aankondiging het volgende vermeld:
“Beschrijving: Inschrijver dient met drie geanonimiseerde (praktijk)voorbeeld adviesrapporten aan te geven op welke wijze zij de levensvatbaarheidsonderzoeken inhoudelijk vorm geeft (…). Het betreft een positief (toekennings) adviesrapport voor een startende ondernemer met zowel een aanvraag Bbz levensonderhoud als een bedrijfskrediet, een negatief (afwijzing) adviesrapport voor een startende ondernemer met zowel een aanvraag Bbz levensonderhoud als een bedrijfskrediet en een positief adviesrapport ten behoeve van een gevestigde ondernemer met een aanvraag voor krediet ten behoeve van een schuldsanering. In de adviesrapporten dienen minimaal de volgende onderdelen aan de orde te komen: a. doelstelling adviesrapport; b. persoonlijke en zakelijke gegevens; c. beoordeling van de ondernemingscapaciteiten; d. bedrijfseconomische analyse; e. commerciële analyse; f. samenvatting, conclusie en adviezen. Uw adviesrapport wordt beoordeeld op de volgende aspecten: - De mate van leesbaarheid van uw rapport (…) - In welke mate houdt u zich aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving (…) - De mate van zorgvuldigheid - De mate van onderbouwing van uw advies.”
5.16.
De gemeente heeft aan de inschrijving van IMK op dit gunningscriterium 50 punten (vóór weging) toegekend. Deze score heeft betrekking op de drie voorbeeldadviezen gezamenlijk. Zij heeft bij de onderbouwing van deze score onder meer het volgende opgemerkt:
“Op dit gunningscriterium heeft u een lagere score behaald dan de hoogst scorende partij.
Ten opzichte van de best scorende partij zijn uw adviesrapporten volgens de beoordelaars minder prettig leesbaar. In het adviesrapport “gevestigde zelfstandige” wordt de probleemstelling beperkt uitgelegd op pagina 5 en nader toegelicht op pagina 11. U heeft iets te uitgebreid gerapporteerd en u bent minder to-the-point. De adviesrapporten van de best scorende partij waren compacter en beter leesbaar.
Uw rapporten voldoen aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving voor wat betreft het Bbz en de Wet ioaz (…).
De beoordelaars vinden de indeling van de adviesrapporten voldoende, waarbij soms de grafieken en bijlages minder duidelijk zijn. Volgens de beoordelaars had een aantal onderdelen zorgvuldiger kunnen uitwerken. U heeft bijvoorbeeld in het adviesrapport “starter positief” een fout gemaakt in de omzetberekening. Bij het adviesrapport “gevestigde” kan een ondernemer tijdens de saneringsperiode sparen en bij een saneringsakkoord kan hij dit gespaarde bedrag inzetten. Hierdoor is een lager Bbz krediet nodig. Dit advies heeft u niet gegeven.
Het adviesrapport “starter positief” had u zorgvuldiger kunnen uitwerken. Dat de opvang van de drie minderjarige kinderen in het weekend extra kosten met zich meebrengt is niet verwerkt in uw rapportage. Verder adviseert u in het adviesrapport “starter positief” reeds te starten met aflossing op het krediet gedurende de Bbz uitkeringsperiode.
De beoordelaars zijn minder positief over uw onderbouwing van het advies.
In het adviesrapport “gevestigde” heeft u een aanname gedaan van privé-onttrekkingen zonder bewijsstukken te hebben ontvangen. Tevens heeft u in de adviesrapportage ten onrechte de looptijd van de lening gekoppeld aan de WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) in plaats van aan de Bbz wet- en regelgeving. De WSNP kent een looptijd van 3 jaar en de Bbz van 10 jaar.
Conclusie is dat bij twee van de drie adviesrapporten er geen besluit kan worden genomen zonder eerst contact op te nemen met de adviseur dan wel een vervolgonderzoek in te stellen. De beoordelaars zijn er niet voldoende van overtuigd dat u de essentie van de opdracht heeft begrepen.”
5.17.
IMK heeft een 5-tal klachten over de beoordeling van de gemeente op dit gunningscriterium. Deze klachten betreffen de volgende minpunten:
a. advies starten aflossing op krediet
b. ontbreken advies inzetten gespaarde bedrag
c. looptijd lening koppelen aan WSNP
d. ontbreken kosten kinderen
e. aanname van privé-onttrekkingen
ad a, b en c
5.18.
IMK maakt bezwaar tegen de volgende onderdelen van de beoordeling:
- “ Het adviesrapport “starter positief” had u zorgvuldiger kunnen uitwerken. (…) Verder adviseert u in het adviesrapport “starter positief” reeds te starten met aflossing op het krediet gedurende de Bbz uitkeringsperiode.”
- “ Volgens de beoordelaars had een aantal onderdelen zorgvuldiger kunnen uitwerken. (…) Bij het adviesrapport “gevestigde” kan een ondernemer tijdens de saneringsperiode sparen en bij een saneringsakkoord kan hij dit gespaarde bedrag inzetten. Hierdoor is een lager Bbz krediet nodig. Dit advies heeft u niet gegeven.”
- “ De beoordelaars zijn minder positief over uw onderbouwing van het advies. (…) Tevens heeft u in de adviesrapportage ten onrechte de looptijd van de lening gekoppeld aan de WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) in plaats van aan de Bbz wet- en regelgeving. De WSNP kent een looptijd van 3 jaar en de Bbz van 10 jaar.
5.19.
IMK stelt zich op het standpunt dat haar advies op deze punten juist is geweest en dat de gemeente hier geen minpunten had mogen aannemen. Zij stelt – samengevat – dat hier verschillende beleidslijnen en benaderingen mogelijk zijn, waarbij de door haar gekozen beleidslijn en benaderingen niet onderdoen voor die van de gemeente en landelijk zelfs breder gedragen zijn. Zij heeft een deskundigenopinie van de heer [A] van 3 januari 2017 in het geding gebracht, die dit standpunt onderschrijft.
5.20.
De gemeente heeft ter zitting, naast een uiteenzetting van haar inhoudelijke benadering op de betreffende onderdelen, samenvattend toegelicht dat het er wat haar betreft niet zozeer om gaat of de door IMK gegeven adviezen op deze punten al dan niet juist zijn, maar dat IMK in haar adviesrapporten onvoldoende heeft onderbouwd op basis van welke overwegingen zij tot haar adviezen is gekomen. De gegeven adviezen roepen om deze reden vragen op. De gemeente kan daarom op basis van het advies geen besluit nemen zonder eerst contact op te nemen met de adviseur dan wel een vervolgonderzoek in te stellen. De adviezen zijn daarom als minder goed beoordeeld op zorgvuldigheid en onderbouwing.
5.21.
Deze nadere toelichting hangt zozeer samen met het kritiekpunt in de beoordeling dat de uitwerking en de onderbouwing van de adviezen zorgvuldiger had gekund, dat dit – anders dan IMK ter zitting bepleitte – als een geoorloofde toelichting op de in de gunningsbeslissing genoemde redenen kan worden aangemerkt. Dit oordeel en de redenen daarvan voor de hier bedoelde onderwerpen van de beoordelingscommissie vallen binnen haar, door de voorzieningenrechter te respecteren, beoordelingsruimte. Het al dan niet alvast starten met aflossen van het krediet tijdens de uitkeringsperiode, het al dan niet aansluiten bij de looptijd van de WSNP of bij die van het Bbz voor de looptijd van de lening en de vraag of van een deelnemer kan worden gevraagd om tijdens een saneringsperiode te sparen, zijn alle aspecten waarvan ook ter zitting bleek en werd erkend dat verschillende benaderingen mogelijk zijn, die bovendien van de concrete omstandigheden afhankelijk kunnen zijn. Dat partijen – gesterkt door interne of externe deskundigheid – van mening verschillen over wie van hen de meest efficiënte, realistische of gangbare methode voorstaat moge zo zijn, het is niet aan de voorzieningenrechter om daarin een knoop door te hakken. De beoordelingscommissie van de gemeente moet bij de beoordeling hiervan in het kader van de voor dit gunningscriterium verlangde onderbouwing en zorgvuldigheid van de adviezen de nodige vrijheid worden gegund. De voorzieningenrechter mist daarvoor de deskundigheid. Anders dan IMK aanvoert lag het niet op de weg van de gemeente om in het kader van de vereiste transparantie haar beleid op deze onderdelen dan vooraf kenbaar te maken zodat IMK daarmee rekening kon houden. De gemeente heeft onweersproken gesteld dat op dit concrete niveau van uitvoeringsaspecten door haar geen beleid wordt gevoerd, maar dat het om maatwerkkeuzes gaat. Dat zij van de in de adviesrapporten gemaakte keuzes een inzichtelijke onderbouwing verlangt, valt te billijken. Er is al met al op deze onderdelen niet gebleken van procedurele of inhoudelijke onjuistheden of onduidelijkheid op grond waarvan de beoordeling op deze onderdelen, die aan de beoordeling van dit gunningscriterium mede ten grondslag liggen, niet zou deugen.
ad d
5.22.
IMK maakt bezwaar tegen het volgende onderdeel van de beoordeling:
“Het adviesrapport “starter positief” had u zorgvuldiger kunnen uitwerken. Dat de opvang van de drie minderjarige kinderen in het weekend extra kosten met zich meebrengt is niet verwerkt in uw rapportage.”
5.23.
IMK stelt dat hier sprake is van een beoordelingsfout, omdat zij in haar budgettering wel degelijk rekening heeft gehouden met de opvang van de drie minderjarige kinderen. Dit blijkt in de eerste plaats uit het feit dat in de rapportage melding is gemaakt van het feit dat sprake is van co-ouderschap en de zorg voor drie minderjarige kinderen voor twee dagen per week, waarbij als uitgangspunt heeft te gelden dat in de budgettering rekening wordt gehouden met de feiten die in de rapportage worden vermeld. Het blijkt voorts uit het feit dat de hoogte van het in de rapportage opgegeven budget aan huishoudkosten toereikend kan worden geacht voor een alleenstaande met een co-ouderschap over en zorg voor drie kinderen voor twee dagen per week en ten slotte uit het feit dat in de rapportage er melding van is gemaakt dat de betrokkene rond kan komen met een inkomen op bijstandsniveau terwijl hij alleen woont en sprake is van co-ouderschap.
5.24.
De gemeente heeft ter zitting toegelicht dat in het adviesrapport niet expliciet is genoemd dat bij de financiële berekeningen rekening is gehouden met de kosten van de kinderen. In die bewoordingen staat het er inderdaad niet. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat de gemeente, nu IMK in de rapportage wel degelijk melding heeft gemaakt van het co-ouderschap, de drie kinderen, hun leeftijden en de afwezigheid van alimentatieverplichtingen er redelijkerwijs vanuit kon gaan dat hiermee in de budgettering rekening was gehouden. Dit geldt temeer, nu door de gemeente niet is gesteld dat het door IMK gebudgetteerde bedrag in deze situatie te laag is en de gemeente ook verder niet heeft toegelicht waarom er op dit punt twijfel bij haar kon ontstaan. Dit aspect heeft dan ook geen minpunt kunnen opleveren. De beoordeling van dit gunningscriterium op dit onderdeel is in zoverre dus onjuist.
ad e
5.25.
IMK maakt bezwaar tegen het volgende onderdeel van de beoordeling:
“De beoordelaars zijn minder positief over uw onderbouwing van het advies. In het adviesrapport “gevestigde” heeft u een aanname gedaan van privé-onttrekkingen zonder bewijsstukken te hebben ontvangen.”
5.26.
Deze beoordeling ziet op het volgende onderdeel van de adviesrapportage van IMK:

Privéonttrekkingen
De privéonttrekkingen bedroegen in 2012 € 27.200, in 2013 € 23.300 en in 2014 € 20.400. Wij hebben geen specificatie van de ondernemer omtrent de samenstelling van de privéonttrekkingen verkregen.
(…)
Op grond van ons onderzoek ramen wij de jaarlijkse privé-uitgaven op € 21.500 exclusief onttrekkingen/ib/pvv. Deze raming specificeren wij globaal als volgt: woonlasten inclusief kosten gas/water/elektra € 14.000, zorg- en overige verzekeringen € 1.500, huishoudelijke uitgaven € 4.500 en overige uitgaven € 1.500.”
De gemeente heeft dit toegelicht onder verwijzing naar haar e-mailbericht van 1 december 2016, waarin zij – onder meer – schreef:
“Uw cliënte schrijft met zoveel woorden in de rapportage dat zij geen bewijsstukken heeft ontvangen en om die reden van aannames is uitgegaan. Het beoordelingsteam verwijt uw cliënte dat zij geen stukken heeft opgevraagd en in haar rapportage is uitgegaan van aannames. (…)”.Zij heeft daaraan ter zitting toegevoegd dat het nu juist de bedoeling is dat op basis van feitelijke kosten en inkomsten tot een advies wordt gekomen.
5.27.
IMK stelt zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht op het standpunt dat de gemeente haar adviesrapport op dit punt kennelijk niet juist heeft gelezen. Er staat in het betreffende adviesrapport niet dat IMK
geen bewijsstukkenvan de ondernemer heeft ontvangen en
om die redenvan
aannamesis uitgegaan. Zowel het ontbreken van bewijsstukken voor de raming als het gesuggereerde verband met het hanteren van een aanname kan niet worden afgeleid uit de tekst van het adviesrapport. Er staat wel dat geen specificatie is ontvangen van de samenstelling van de eerdere privéonttrekkingen. Er staat voorts dat de jaarlijkse privé-uitgaven op basis van eigen onderzoek worden geraamd waarna de raming bovendien globaal wordt gespecificeerd. Op grond waarvan de gemeente niettemin volhoudt dat IMK een aanname van de privé-uitgaven heeft gedaan zonder bewijsstukken, heeft zij niet duidelijk gemaakt. Hier had dus geen minpunt voor mogen worden aangenomen en de beoordeling van dit gunningscriterium is op dit punt in zoverre dus niet juist.
Conclusie
5.28.
Gezien het voorgaande luidt de conclusie dat de beoordeling van de inschrijving van IMK op drie onderdelen onjuistheden bevat. Dit betreft in de eerste plaats de beoordeling van gunningscriterium 2, waar er van moet worden uitgegaan dat de gemeente aan IMK op grond van de beoordelingssystematiek 100 punten in plaats van 87 punten (vóór weging) had moeten toekennen. Verder is de beoordeling van gunningscriterium 4 op de hierboven onder d. en e. genoemde punten onjuist, omdat op die punten ten onrechte minpunten zijn aangenomen ten opzichte van de best scorende inschrijver op dit criterium.
Het is echter aan de beoordelingscommissie om te bepalen wat dit voor de puntentoekenning op dit gunningscriterium, en daarmee voor het eindtotaal na weging, betekent. De voorzieningenrechter kan hierin niet treden. De gemeente hanteert een relatief beoordelingssysteem waarbij het aantal toe te kennen punten afhangt van de mate waarin de inschrijver minder wordt beoordeeld ten opzichte van de inschrijver die op dit gunningscriterium het best is beoordeeld. De voorzieningenrechter beschikt niet over de andere inschrijvingen. Bovendien vindt de puntentoekenning plaats op een schaal variërend van 100 punten tot 0 punten. De gemeente vindt de inschrijving van IMK blijkens de beoordeling op gunningscriterium 4 ook nog op andere – niet bestreden – punten minder goed dan de best scorende inschrijver en het onderlinge relatieve gewicht van de verschillende punten dient door de beoordelingscommissie ook in relatie tot de hoogst scorende inschrijver op dat criterium te worden gewogen. De beoordelingssystematiek biedt de voorzieningenrechter daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Bovendien zou afbreuk worden gedaan aan de door de voorzieningenrechter te respecteren beoordelingsvrijheid van de beoordelingscommissie. Anders dan door IMK is verzocht kan en zal de voorzieningenrechter dus niet vaststellen op hoeveel extra punten IMK (voor en na weging) aanspraak kan maken. Daartoe zal een herbeoordeling van de inschrijving van IMK moeten plaatsvinden.
5.29.
Dit betekent dat de primaire vordering die ertoe strekt dat de gemeente wordt gelast over te gaan tot gunning aan IMK niet kan worden toegewezen. De subsidiaire vorderingen tot (sub a) intrekking van de voorlopige gunningsbeslissing, (sub b) herbeoordeling van de inschrijving van IMK met inachtneming van dit vonnis en (sub c) een gebod aan de gemeente om na de herbeoordeling een nieuwe voorlopige gunningsbeslissing te nemen indien zij nog tot gunning wenst over te gaan, komen wel voor toewijzing in aanmerking.
5.30.
Anders dan gevorderd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om aan de veroordeling op basis van de vorderingen sub b en c een termijn te verbinden. IMK heeft een zeer korte termijn gevorderd, waarop verweer is gevoerd door de gemeente, en IMK heeft haar vordering op dit punt niet onderbouwd. Aan de intrekking van de gunningsbeslissing wordt wel een termijn verbonden, maar een ruimere dan door IMK gevorderd. Ten aanzien van de vordering sub b ziet de voorzieningenrechter evenmin aanleiding om te bepalen dat de herbeoordeling door een nieuw beoordelingsteam, dat onafhankelijk is van de gemeente, dient plaats te vinden. IMK heeft dit onderdeel van de vordering, waartegen de gemeente verweer heeft gericht, niet toegelicht of onderbouwd. Gesteld noch gebleken is dat te verwachten valt dat het beoordelingsteam dat de eerdere beoordelingen heeft uitgevoerd, vooringenomen is of niet in staat zou zijn om op objectieve gronden tot een herbeoordeling te komen.
5.31.
De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, nu van de gemeente mag worden verwacht dat zij zich aan dit vonnis houdt. Voor het tegendeel heeft IMK geen aanknopingspunten aangereikt.
5.32.
De gemeente, [eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] en [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van IMK worden begroot op:
- dagvaarding € 84,31
- griffierecht 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.519,31
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
5.33.
De nakosten, waarvan IMK betaling vordert, zullen op de in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
In het incident
6.1.
wijst de vorderingen van [eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] en [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] tot tussenkomst toe;
6.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
In de hoofdzaak
6.3.
gebiedt de gemeente om binnen vier werkdagen na de datum van dit vonnis de voorlopige gunningsbeslissing van de gemeente in het kader van deze aanbestedingsprocedure in te trekken;
6.4.
gebiedt de gemeente om de in het kader van deze aanbestedingsprocedure gedane inschrijving van IMK te laten herbeoordelen door het beoordelingsteam, met inachtneming van dit vonnis;
6.5.
gebiedt de gemeente om na de herbeoordeling een nieuwe voorlopige gunningsbeslissing te nemen, voor zover zij de opdracht nog wenst te gunnen;
6.6.
veroordeelt de gemeente, [eiseres 1 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] en [eiseres 2 in het incident primair tot tussenkomst en subsidiair tot voeging] in de proceskosten, aan de zijde van IMK tot op heden begroot op € 1.519,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.7.
veroordeelt de gemeente, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door IMK aan 6.3. en 6.6. van dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening;
6.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Willems en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2017. [1]

Voetnoten

1.type: MS (4185)