In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een huurgeschil tussen [eiseres] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. [Eiseres] heeft van 1 april 2012 tot 31 maart 2014 een woning gehuurd van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Na een kort geding in april 2014 is de woning in juni 2014 ontruimd. Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft het ontruimingsvonnis van de kantonrechter vernietigd. [Eiseres] vordert schadevergoeding van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor de geleden schade door de onrechtmatige ontruiming. In reconventie vorderen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een verklaring voor recht dat de ontruiming niet onrechtmatig was en schadevergoeding.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat het eerdere vonnis van april 2014 geen grond voor een rechtmatige ontruiming vormde. [Eiseres] was niet verplicht om de woning per 1 april 2014 te verlaten, maar [gedaagde 1] had wel de bevoegdheid om de huur op te zeggen. De schade die [eiseres] heeft geleden door de ontruiming komt in beginsel voor vergoeding in aanmerking, maar de kantonrechter heeft twijfels over de toerekening van de schade aan [eiseres] en haar partner [A], die geen partij is in deze procedure.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] en [A] op 21 januari 2013 zijn getrouwd en dat zij op grond van het Burgerlijk Wetboek verplicht zijn elkaar het nodige te verschaffen. [Eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd welk deel van de gezamenlijke kosten voor haar rekening kwam. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de vordering in conventie in zijn geheel moet worden afgewezen, omdat de omvang van de schade niet kan worden vastgesteld. De vordering in reconventie is eveneens afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.