ECLI:NL:RBMNE:2017:429

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2017
Publicatiedatum
1 februari 2017
Zaaknummer
431832 / HA RK 17-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in strafzaak met parketnummer 16/652922-16

Op 31 januari 2017 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die in voorlopige hechtenis zat. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een zitting op 24 januari 2017, waar de verzoeker de rechters mr. Van den Boogaard, Glerum en Schapendonk had gewraakt. De verzoeker gaf aan dat zijn raadsman niet aanwezig kon zijn vanwege autopech en dat hij zo snel mogelijk weer op zitting wilde komen. Tijdens de zitting heeft de verzoeker de rechtbank gewraakt, omdat hij deze als partijdig, onbetrouwbaar, onverantwoordelijk, achter de ellebogen en corrupt beschouwde.

De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering en de relevante Europese regelgeving. De kamer benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De wrakingskamer oordeelde dat de motivering van het wrakingsverzoek onvoldoende was, omdat de verzoeker zijn beschuldigingen niet nader had onderbouwd. Daarom werd het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd bepaald dat de procedure van de verzoeker met parketnummer 16/652922-16 voortgezet moest worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 431832 / HA RK 17-22
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
31 januari 2017
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn — Huis van Bewaring Maatschapslaan te Alphen aan den Rijn,
(verder te noemen: verzoeker),

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 januari 2017 in de zaak met parketnummer 16/652922-16. Op die zitting heeft verzoeker mrs. Van den Boogaard, Glerum en Schapendonk gewraakt.

2.Het wrakingsverzoek

Uit het proces-verbaal van 24 januari 2017 blijkt dat mr. Van den Boogaard verzoeker kort na aanvang van de zitting heeft bericht dat zijn raadsman niet bij de zitting aanwezig kan zijn vanwege autopech, maar dat hij heeft verzocht de zaak van verzoeker zo snel mogelijk weer op zitting te plannen, omdat verzoeker in voorlopige hechtenis zit. Mr. Van den Boogaard heeft aan verzoeker bericht dat zijn zaak op 8 februari 2017 weer op zitting zal worden gepland. Nadat mr. Van den Boogaard aan verzoeker heeft gevraagd of hij vóór 8 februari 2017 met de reclassering wil praten, heeft verzoeker de rechtbank gewraakt. Op de vraag waarom verzoeker de rechtbank wraakt, heeft verzoeker uiteindelijk geantwoord, na dit eerst te hebben geweigerd, dat hij de rechtbank partijdig, zeer onbetrouwbaar, onverantwoordelijk, achter de ellebogen en corrupt vindt.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese hof voor de rechten van de mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten en omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
In het tweede lid van artikel 515 Sv is bepaald dat de verzoeker en de rechter(s) van wie wraking is verzocht in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. Hiermee is beoogd verzoeker de gelegenheid te bieden te worden gehoord op de door hem aangevoerde feiten en omstandigheden op grond waarvan hij meent dat de onpartijdigheid van één of meer bepaalde rechters in het geding is. Het in deze bepaling opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever beschouwd als een debat over de gegrondheid van het verzoek.
3.4.
In dit geval ziet de wrakingskamer aanleiding om in afwijking van het in artikel 515 lid 2 neergelegde uitgangspunt uitspraak te doen over het door verzoeker gedane wrakingsverzoek, zonder dat dit verzoek ter zitting wordt behandeld. Daartoe is het volgende overwogen.
3.5.
Artikel 513 lid 2 Sv bepaalt dat het wrakingsverzoek gemotiveerd moet zijn. Artikel 4.1 van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank bepaalt ook dat het wrakingsverzoek gemotiveerd moet zijn. De motivering van het voorliggende wrakingsverzoek is dat verzoeker de rechtbank niet meer vertrouwt, partijdig, corrupt en achter de ellebogen vindt. Deze stelling, die naar het oordeel van de wrakingskamer zonder nadere toelichting onvoldoende motivering van het verzoek tot wraking is, wordt niet nader onderbouwd door verzoeker. Van een (voldoende) gemotiveerd wrakingsverzoek is naar het oordeel van de wrakingskamer daarom geen sprake. De wrakingskamer ziet gelet op het voorgaande aanleiding om het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechters, het openbaar ministerie, alsmede aan de voorzitter van de afdeling straf- familie en jeugdrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 16/652922-16 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.M. Koene, voorzitter, mr. M.J. Slootweg en mr. R.M. Berendsen, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2017.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.