ECLI:NL:RBMNE:2017:4281

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 augustus 2017
Publicatiedatum
24 augustus 2017
Zaaknummer
6222309 UV EXPL 17-220
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot verstrekking van onderzoeksrapporten in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 augustus 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, [eiser], en gedaagde, VolkerRail Nederland B.V. Eiser vorderde op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) afgifte van twee onderzoeksrapporten die verband houden met een dodelijk ongeval op het spoor bij Meteren op 13 oktober 2016. Eiser stelt dat hij een rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van deze rapporten om zich te kunnen verweren in een ontbindingsprocedure van zijn arbeidsovereenkomst met VolkerRail. De kantonrechter oordeelde dat aan de voorwaarden voor toewijzing van de vordering is voldaan. Eiser heeft rechtmatig belang bij de rapporten, die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin hij partij is. De kantonrechter verwierp het verweer van VolkerRail dat de rapporten onder het beroepsgeheim van hun inhouse advocaat vallen. De rechter oordeelde dat het belang van eiser om de rapporten te ontvangen zwaarder weegt dan de belangen van VolkerRail om de rapporten vertrouwelijk te houden. De vordering tot verstrekking van de rapporten werd toegewezen, evenals de gevorderde dwangsom van € 5.000,-- per dag voor het geval VolkerRail niet aan de veroordeling voldoet. Tevens werd VolkerRail veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6222309 UV EXPL 17-220 MS/1270
Kort geding vonnis van 25 augustus 2017
inzake
[eiser]
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. L.R. Breuker,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VolkerRail Nederland B.V.,
statutair gevestigd te Vianen,
verder ook te noemen VolkerRail,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.J.D. Bekius.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 augustus 2017
- de producties van de zijde van [eiser]
- de brief d.d. 14 augustus 2017 van VolkerRail met productie
- de mondelinge behandeling van 16 augustus 2017
- de pleitnota van VolkerRail.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is sinds 1 maart 2002 werkzaam bij VolkerRail en vervult daar sinds 2009 de functie van Leider Werkplekbeveiliging .
2.2.
Op 13 oktober 2016 om 00.02 uur heeft tijdens een dienst van [eiser] een dodelijk ongeval plaatsgevonden op het spoor bij Meteren, waarbij een Begeleider Buitendienst is aangereden door een trein. Naar aanleiding van dit ongeval hebben er onderzoeken door de Inspectie SZW en door de afdeling KVGM van VolkerRail in samenwerking met ProRail plaatsgevonden. De resultaten van deze onderzoeken zijn neergelegd in rapportages.
2.3.
[eiser] heeft op 1 februari 2017 een beoordelingsgesprek gehad met zijn leidinggevende, waarbij het eindoordeel over zijn functioneren onvoldoende was. Bij het onderdeel competenties is opgemerkt dat er momenteel geen vertrouwen in [eiser] is om hem in te zetten als veiligheidsfunctionaris en dat hij voorlopig kantoorwerkzaamheden zal gaan doen.
2.4.
VolkerRail heeft op 26 juni 2017 bij de kantonrechter van de rechtbank Gelderland een verzoekschrift ingediend, waarin de kantonrechter wordt verzocht de arbeidsovereenkomst met [eiser] op grond van een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g van het Burgerlijk Wetboek te ontbinden. Blijkens het verzoekschrift is het vertrouwen van VolkerRail in [eiser] beschaamd door onder meer de volgende feiten:
- Het feit dat [eiser] zijn minderjarige, autistische zoon de nacht van het ongeval heeft meegenomen naar zijn werkplek en hem werkzaamheden heeft laten uitvoeren.
- Het feit dat [eiser] de aanwezigheid van zijn zoon op de werkplek ten tijde van het ongeval aanvankelijk tegenover VolkerRail heeft verzwegen.
- Het feit dat uit onderzoek naar het ongeval is gebleken dat [eiser] heimelijk opnames maakte van telefoongesprekken met zijn leidinggevende en collega’s, terwijl hij hierop in het verleden diverse keren is aangesproken. Hij heeft zich niet aan de afspraken gehouden die hierover met hem waren gemaakt.
- Het feit dat [eiser] de opgenomen gesprekken van de nacht van het ongeval heeft gewist, waaronder een gesprek dat hij met de overleden medewerker had gevoerd. VolkerRail is van mening dat [eiser] deze gesprekken had moeten bewaren.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar op de minuut en op alle dagen en uren, VolkerRail te veroordelen:
1. tot afgifte van het rapport van de Inspectie SZW dat betrekking heeft op het dodelijke ongeval van 13 oktober 2016 op het spoor bij Meteren;
2. tot afgifte van het interne onderzoeksrapport opgesteld door KVGM/ProRail dat betrekking heeft op het dodelijke ongeval van 13 oktober 2016 op het spoor bij Meteren;
3. binnen 2 werkdagen na betekening van dit vonnis de onder 1. en 2. genoemde rapporten aan [eiser] af te geven, op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- voor elke dag of een gedeelte daarvan dat VolkerRail in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
4. tot betaling van de kosten van deze procedure.
3.2.
VolkerRail concludeert primair tot afwijzing van de vorderingen. Zij stelt ten aanzien van het rapport van KVGM/ProRail dat zij dit rapport niet heeft. Zij verzoekt de kantonrechter subsidiair, voor zover de vordering met betrekking tot het rapport van de inspectie SZW wordt toegewezen, te bepalen dat [eiser] alleen recht heeft op inzage van dit rapport en niet op een afschrift daarvan. Zij verzoekt meer subsidiair, indien toch een afschrift zou moeten worden verstrekt, te bepalen dat zij alle op personen herleidbare gegevens mag anonimiseren alvorens een afschrift te verstrekken. Zij wil bovendien de gelegenheid hebben om de bij het onderzoek betrokken personen te informeren over haar eventuele plicht het (geanonimiseerde) rapport in afschrift te verstrekken en verzoekt de kantonrechter haar daarom (mede gelet op de vakantieperiode) tien werkdagen de gelegenheid te bieden om dit allemaal te doen alvorens het afschrift te verstrekken.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt ten aanzien van het spoedeisend belang dat hij de beide rapporten wil kunnen inbrengen in de ontbindingsprocedure, waarvan de inhoudelijke behandeling op 19 september 2017 plaatsvindt en het verweer in beginsel op 9 september 2017 ingediend moet worden. Dit is door VolkerRail niet betwist. De spoedeisendheid van de zaak is hiermee voldoende aannemelijk geworden.
4.2.
[eiser] baseert zijn vorderingen op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.). De kantonrechter stelt voorop dat aan de toewijsbaarheid van een vordering op grond van artikel 843a lid 1 Rv. drie cumulatieve voorwaarden zijn verbonden: (1) de eiser dient een rechtmatig belang te hebben, en het moet gaan om (2) bepaalde bescheiden (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin eiser of zijn rechtsvoorgangers partij is. Ook als aan deze voorwaarden is voldaan, bestaat de mogelijkheid dat niet aan de vordering behoeft te worden voldaan in verband met een functioneel verschoningsrecht (artikel 843a lid 3 Rv.), wegens gewichtige redenen of omdat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd (artikel 843a lid 4 Rv.).
4.3.
Op grond van artikel 843a Rv. kan inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden worden gevorderd. Afgifte van bescheiden is op grond van dit artikel echter niet mogelijk. De kantonrechter begrijpt de vorderingen van [eiser] daarom aldus, dat bedoeld is afschrift van de beide rapporten te vorderen in plaats van afgifte.
4.4.
[eiser] verwijst in de aanhef van de dagvaarding naar artikel 223 Rv. De kantonrechter beschouwt dit als een kennelijk verschrijving, nu het hier gaan om een kort geding procedure in de zin van artikel 254 lid 1 Rv. en niet om een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen voor de duur van een geding in een bodemprocedure. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om, zoals VolkerRail heeft betoogd, de vorderingen van [eiser] reeds om deze reden af te wijzen. Verder wordt opgemerkt dat een vordering tot het verkrijgen van afschrift of inzage in bepaalde bescheiden ook in kort geding kan worden toegewezen. Het feit dat toewijzing van een dergelijke vordering onomkeerbare gevolgen kan hebben, verzet zich hier niet tegen.
bepaalde bescheiden
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat aan de voorwaarde van ‘bepaalde bescheiden’ is voldaan. De vordering ziet immers op een tweetal met name genoemde onderzoeksrapporten die naar aanleiding van het ongeval zijn opgesteld.
rechtmatig belang
4.6.
[eiser] stelt dat hij belang heeft bij het verkrijgen van een afschrift van de rapporten, omdat het ontbindingsverzoek van VolkerRail voor een groot deel is gelegen in het verwijt dat hij zich niet aan de veiligheidsregels houdt. [eiser] betwist dit en wil ter onderbouwing van deze betwisting graag de beschikking hebben over de twee onderzoeksrapporten van de Inspectie SZW en KVGM/ProRail die volgens [eiser] specifiek betrekking hebben op zijn optreden ten aanzien van het ongeval.
4.7.
VolkerRail betwist dat [eiser] een rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van een afschrift van de rapporten. Zij voert hiertoe aan dat zij het ontbindingsverzoek niet heeft gebaseerd op disfunctioneren maar op een verstoorde arbeidsverhouding. Zij verwijt [eiser] niet de oorzaak te zijn van het ongeval. De verwijten die zij [eiser] wél maakt, hebben onder meer betrekking op overtreding van veiligheidsregels die
geenverband houden met het ongeval. De rapporten hebben geen betrekking op onderzoek naar het functioneren van [eiser] en [eiser] heeft daarom geen belang bij deze rapporten, aldus VolkerRail.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat VolkerRail aan het ontbindingsverzoek inderdaad niet ten grondslag heeft gelegd dat [eiser] een verwijt van het ongeval kan worden gemaakt of dat [eiser] het ongeval heeft veroorzaakt. Aan de andere kant wordt in het verzoekschrift veel aandacht besteed aan het ongeval en wordt de indruk gewekt dat [eiser] ten tijde van het ongeval in strijd met de veiligheidsvoorschriften heeft gehandeld. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in het verzoekschrift bij het onderdeel ‘achtergrond van het verzoek’ melding wordt gemaakt van het ongeval, van het grote belang dat VolkerRail hecht aan veilig werken en van de belangrijke rol die [eiser] als Leider Werkplekbeveiliger hierin als toezichthoudende vervult.
4.9.
In onderdeel 14 van het ontbindingsverzoek schrijft VolkerRail bovendien het volgende:
“De heer [eiser] heeft tegen de veiligheidsregels in zijn minderjarige en verstandelijk beperkte zoon meegenomen naar zijn werkplek en hem werkzaamheden laten uitoefenen. De minderjarige zoon van de heer [eiser] kan explosief boos worden en vraagt dan logischerwijs alle aandacht. De heer [eiser] is als Leider Werkplekbeveiliger verantwoordelijk voor de veiligheid van de medewerkers van VolkerRail die op dat moment aan het werk zijn. Het is een functie met ontzettend veel verantwoordelijkheden. Het verrichten van de werkzaamheden op de spoorwegen is niet zonder risico’s en komt heel nauw.
Indien de regels niet goed worden opgevolgd of er ontstaan miscommunicatie, dan zijn de gevolgen soms niet te overzien, hetgeen zich heeft bewezen bij het dodelijk ongeluk in oktober 2016 [cursivering kantonrechter].Het is van groot belang dat de veiligheidsmedewerkers hun werkzaamheden met volledige aandacht uitoefenen.
(…)
Door zijn minderjarige zoon mee te nemen, heeft de heer [eiser] zichzelf in een situatie geplaatst, waarin hij noodgedwongen zijn aandacht moest verdelen tussen zijn werkzaamheden en zijn minderjarige zoon.[cursivering kantonrechter]
4.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter wordt met de gecursiveerde passages gesuggereerd dat [eiser] zijn collega’s ten tijde van het ongeval aan veiligheidsrisico’s heeft blootgesteld. [eiser] heeft er belang bij om in de ontbindingsprocedure deze suggestie te ontkrachten en - meer in het algemeen - de stelling van VolkerRail dat hij zich niet aan veiligheidsregels zou houden te weerspreken. [eiser] heeft een rechtmatig belang om voor de onderbouwing van zijn verweer over een afschrift van de rapporten te kunnen beschikken, nu in deze rapporten de resultaten zijn weergegeven van onderzoeken die zijn verricht naar de gang van zaken ten tijde van het ongeval.
4.11.
VolkerRail stelt ten aanzien van het rapport van de Inspectie SZW dat het onderzoek door de Inspectie SZW alleen betrekking heeft gehad op het causaal verband tussen een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet) en de oorzaak van het ongeval, dat de conclusie van dit onderzoek was dat van een dergelijk causaal verband geen sprake was, en dat er geen onderzoek is gedaan naar feiten als het meenemen door [eiser] van zijn zoon naar zijn werkplek. De kantonrechter acht het echter aannemelijk dat bij het onderzoek door de Inspectie SZW naar de oorzaak van het ongeval ook andere factoren in aanmerking zijn genomen dan alleen eventuele overtredingen van de Arbowet en dat hiervan in het rapport van de Inspectie SZW melding is gemaakt. De kantonrechter heeft ter zitting een door VolkerRail meegenomen geanonimiseerde versie van het rapport kort doorgenomen en op basis hiervan kon niet op voorhand worden vastgesteld dat het rapport voor [eiser] niet bruikbaar kan zijn om zijn verweer te onderbouwen. [eiser] heeft ter zitting zelf ook kort kennisgenomen van het rapport en heeft naar aanleiding hiervan zijn vordering tot het verkrijgen van een afschrift gehandhaafd. [eiser] heeft voorts gesteld dat, ook als in het rapport niet wordt vastgesteld dat hij veiligheidsvoorschriften heeft overtreden, hij dit in de ontbindingsprocedure als ontlastend materiaal kan gebruiken. Hij heeft hiermee aannemelijk gemaakt dat hij een onredelijk nadeel lijdt indien hij ten behoeve van zijn verweer in de ontbindingsprocedure, dat niet bij voorbaat kansloos is, niet over dit rapport kan beschikken en dat hij een rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van een afschrift hiervan.
4.12.
VolkerRail heeft ten aanzien van het rapport van KVGM/ProRail gesteld dat het doel van het onderzoek was om te leren van het ongeval, te komen tot verbetering en het voorkomen van/verminderen van de kans op dergelijke ongelukken in de toekomst, en niet het zoeken naar eventuele schuld van betrokkenen. [eiser] heeft er echter op gewezen dat uit sheets van een PowerPoint presentatie die VolkerRail op basis van de resultaten van het onderzoek heeft opgesteld, bij het onderdeel ‘Observaties’ blijkt dat ook onderzoek is gedaan naar omstandigheden die niet noodzakelijkerwijs en niet aantoonbaar hebben bijgedragen aan het ongeval. De kantonrechter acht het gelet hierop aannemelijk dat het onderzoek ook betrekking heeft gehad op het functioneren van de betrokken medewerkers ten tijde van het ongeval en dat [eiser] dit rapport zou kunnen gebruiken ter ondersteuning van zijn verweer in de ontbindingsprocedure. Ook voor dit rapport geldt dat [eiser] aannemelijk heeft gemaakt dat hij een onredelijk nadeel lijdt indien hij ten behoeve van zijn verweer in de ontbindingsprocedure niet over dit rapport kan beschikken en dat hij een rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van een afschrift.
rechtsbetrekking
4.13.
VolkerRail stelt dat de rapporten niet kunnen worden beschouwd als bescheiden ‘aangaande een rechtsbetrekking’ waarbij [eiser] partij is, omdat het rapport van de Inspectie SZW ziet op de vraag of de Arbowet is overtreden en het rapport van KVGM/ProRail ziet op een onderzoek dat is verricht om - kort gezegd - te leren van het ongeval. De rapporten zien echter niet op de vraag hoe [eiser] zijn arbeidsovereenkomst heeft vervuld, aldus VolkerRail. Bij de beoordeling van het rechtmatig belang van [eiser] bij het verkrijgen van een afschrift van deze rapporten, is reeds opgemerkt dat in het verzoekschrift van VolkerRail tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser] de indruk wordt gewekt dat [eiser] ten tijde van het ongeval in strijd met de veiligheidsvoorschriften heeft gehandeld. Het ontbindingsverzoek kan daarom niet los worden gezien van het ongeval. Nu de rapporten de resultaten van twee onderzoeken naar het ongeval bevatten en voor [eiser] van belang kunnen zijn voor het formuleren van zijn verweer, is naar het oordeel van de kantonrechter voldaan aan de voorwaarde dat sprake is van bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij [eiser] partij is, namelijk zijn arbeidsovereenkomst met VolkerRail.
Het beroep op vertrouwelijkheid/beroepsgeheim
4.14.
Blijkens de Landelijke Advocaten Tabel is bij Koninklijke Volker Wessels Stevin N.V. een inhouse advocaat in dienst: mr. [A] (hierna: mr. [A] ). VolkerRail stelt ten aanzien van het rapport van KVGM/ProRail dat zij dit rapport niet heeft, omdat het rapport in opdracht van mr. [A] is gemaakt. Hij heeft de directie van VolkerRail het rapport weliswaar laten lezen, maar heeft geen kopie daarvan verstrekt. VolkerRail stelt dat zij niet kan worden veroordeeld tot afgifte van een rapport dat zij niet heeft. VolkerRail stelt voorts dat, als [eiser] een procedure tegen mr. [A] zou starten, deze vanwege zijn beroepsgeheim niet gehouden is het rapport te verstrekken. Het rapport is opgemaakt onder zijn ‘legal privilege’ om de belangen van de bij het ongeval betrokken personen zoveel mogelijk te beschermen. Aan de mensen die zijn gehoord, is vooraf te kennen gegeven dat de ‘opbrengst’ van alle gesprekken uitsluitend mag worden gebruikt in het kader van het doel waarvoor het rapport is opgesteld. Het rapport is om die reden uitsluitend voor intern gebruik en kan en mag voor geen enkel ander doel worden gebruikt, aldus VolkerRail.
4.15.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat het beroep van VolkerRail op het functionele verschoningsrecht (het beroepsgeheim) van mr. [A] niet kan slagen, omdat gesteld noch gebleken is dat de verklaringen die aan het rapport ten grondslag zijn gelegd aan mr. [A] in zijn hoedanigheid van vertrouwenspersoon zijn afgelegd. In de sheets die op basis van het rapport zijn opgesteld, wordt vermeld dat het onderzoek door VolkerRail in samenwerking met het ongevalsteam van VolkerWessels is verricht. Vaststaat, dat ook ProRail bij het onderzoek betrokken is geweest. Dit wijst erop dat de verklaringen aan andere functionarissen dan mr. [A] zijn afgelegd. De stelling van VolkerRail dat mr. [A] opdracht heeft gegeven tot het verrichten van het onderzoek, is onvoldoende voor de conclusie dat de resultaten van dit onderzoek onder zijn beroepsgeheim vallen. Indien mr. [A] inderdaad de opdracht tot dit onderzoek heeft gegeven - VolkerRail heeft geen stukken overgelegd waaruit dit blijkt - dan ligt het gelet op de gezagsverhouding met zijn werkgever voor de hand dat hij hiervoor een opdracht van zijn werkgever heeft gekregen en dat hij dit niet uit eigen beweging heeft gedaan. Het is immers niet gebruikelijk dat advocaten op eigen initiatief onderzoek (laten) verrichten. Zij doen dit gewoonlijk in opdracht van hun cliënt of werkgever. De kantonrechter acht het daarom aannemelijk dat het onderzoek zonder tussenkomst van mr. [A] ook had plaatsgevonden. Gelet op de inhoud van de sheets lijkt het rapport een weergave te zijn van onderzoek naar de feitelijke gang van zaken ten tijde van het ongeval. Gesteld noch gebleken is dat het rapport juridische bevindingen, kwalificaties of conclusies bevat waarvan mr. [A] kennis heeft genomen of die hij zelf aan het rapport heeft toegevoegd en die hij gelet op het vertrouwelijke karakter daarvan niet met derden hoeft te delen. Ook hierom kan een beroep op het beroepsgeheim van mr. [A] naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet slagen.
4.16.
De wens van VolkerRail om de bij een ongeval betrokken werknemers vertrouwelijkheid toe te zeggen zodat zij zich vrij voelen om verklaringen af te leggen is begrijpelijk, maar in dit geval dient het belang van [eiser] om ten behoeve van het formuleren van zijn verweer in de ontbindingsprocedure over een afschrift van dit rapport te beschikken, zwaarder te wegen dan de belangen van de werknemers die aan het onderzoek hebben meegewerkt. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat VolkerRail niet concreet heeft gemaakt welke passages in het rapport zijn gebaseerd op verklaringen die in vertrouwen zijn afgelegd en waarom de belangen van de betrokkenen door openbaarmaking van deze passages zouden worden geschaad.
4.17.
VolkerRail heeft voorts naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij niet over het rapport kan beschikken. De enkele omstandigheid dat dit rapport op dit moment in het bezit is van mr. [A] die niet bij VolkerRail, maar elders in het concern van VolkerWessels werkzaam is, is in dit verband onvoldoende. Dit geldt temeer, nu het rapport mede is gebaseerd op onderzoek door de afdeling KVGM van VolkerRail. De vordering tot het verstrekken van een afschrift van dit rapport zal daarom worden toegewezen, evenals de gevorderde dwangsom.
4.18.
De vordering tot het verstrekken van een afschrift van het rapport van de Inspectie SZW zal ook worden toegewezen, evenals de gevorderde dwangsom. Het belang van [eiser] om over een afschrift van dit rapport te beschikken weegt naar het oordeel van de kantonrechter zwaarder dan het door VolkerRail gestelde belang om dit rapport vertrouwelijk te houden omdat kennisname van het rapport emotioneel belastend voor [eiser] of voor andere betrokkenen zou kunnen zijn.
4.19.
VolkerRail zal binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis dienen te voldoen aan de veroordelingen tot het verstrekken van een afschrift van de beide rapporten. De kantonrechter is van oordeel dat VolkerRail binnen deze termijn redelijkerwijs in staat moet worden geacht om de betrokkenen desgewenst over het verstrekken van de afschriften te informeren. De dwangsommen die aan deze veroordelingen worden verbonden, zullen worden gemaximeerd tot een bedrag van in totaal € 100.000,--. Voor beide rapporten geldt dat VolkerRail deze mag anonimiseren door de namen van personen, eventuele adresgegevens en telefoonnummers weg te lakken. De overige gegevens dienen zichtbaar te blijven.
4.20.
VolkerRail zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 97,31
- griffierecht € 78,--
- salaris gemachtigde €
600,--
Totaal € 775,31
4.21.
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De gevorderde uitvoerbaar verklaring op de minuut zal worden afgewezen, nu [eiser] , voor wie terstond na deze uitspraak een grosse beschikbaar zal zijn, daarbij geen belang heeft. Dit vonnis zal - anders dan gevorderd - ook niet uitvoerbaar worden verklaard op alle dagen en uren, nu de noodzaak daarvan niet is gebleken.

5.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
5.1.
veroordeelt VolkerRail om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] een afschrift te verstrekken van het - met inachtneming van rechtsoverweging 4.19. geanonimiseerde - rapport van de Inspectie SZW dat betrekking heeft op het dodelijke ongeval van 13 oktober 2016 op het spoor bij Meteren;
5.2.
veroordeelt VolkerRail om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] een afschrift te verstrekken van het - met inachtneming van rechtsoverweging 4.19. geanonimiseerde - interne onderzoeksrapport opgesteld door KVGM/ProRail dat betrekking heeft op het dodelijke ongeval van 13 oktober 2016 op het spoor bij Meteren;
5.3.
veroordeelt VolkerRail om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 5.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij na de betekening van dit vonnis niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet en veroordeelt VolkerRail om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 5.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij na de betekening van dit vonnis niet aan de in 5.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van in totaal € 100.000,-- is bereikt;
5.4.
veroordeelt VolkerRail tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 775,31, waarin begrepen € 600,-- aan salaris gemachtigde;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2017.