Op 27 januari 2017 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. P.M.J.H. Muijlaert, de behandelend rechter in verschillende bestuursrechtelijke zaken. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van een zitting op 6 december 2016, waar de verzoeker zijn bezorgdheid over de onpartijdigheid van de rechter uitte. De verzoeker stelde dat de rechter bevooroordeeld was en dat dit zijn procesbelang schaadde. De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van de verzoeker zorgvuldig beoordeeld, waarbij onder andere werd gekeken naar de feiten en omstandigheden die de vrees voor onpartijdigheid zouden kunnen rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker onvoldoende gronden had aangevoerd om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingsgronden die door de verzoeker werden aangevoerd, zoals de vermeende bevooroordeeldheid van de rechter en het ter sprake brengen van niet-relevante feiten, werden door de wrakingskamer als ongegrond verklaard. De wrakingskamer heeft uiteindelijk het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure van de verzoeker voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.