In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 januari 2017 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een pand. [Eiser sub 1] c.s. is eigenaar van het pand en heeft [gedaagde] gedagvaard tot ontruiming vanwege huurachterstand. [Eiser sub 1] c.s. stelt dat [gedaagde] zonder recht of titel gebruik maakt van het pand, omdat er geen onderhuurovereenkomst zou bestaan tussen [gedaagde] en [bedrijf] B.V., waarvan [gedaagde] de directeur is. De SNS Bank, die een hypotheekrecht op het pand heeft, heeft geen toestemming gegeven voor verhuur.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een onderhuurovereenkomst bestaat. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] zijn stelling dat hij huurbescherming geniet niet kan onderbouwen, omdat hij zelf het huurcontract heeft opgesteld en er geen bewijs is dat hij daadwerkelijk huur heeft betaald aan [bedrijf]. De rechtbank concludeert dat [gedaagde] zonder recht of titel in het pand verblijft en dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is.
De ontruimingstermijn is vastgesteld op tien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor elke dag dat hij niet aan de ontruimingsverplichting voldoet. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde].