ECLI:NL:RBMNE:2017:4179

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2017
Publicatiedatum
17 augustus 2017
Zaaknummer
444157 / HA RK 17-178
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure betreffende minderjarige

Op 11 augustus 2017 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland te Utrecht uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoekster, die zich als moeder van een minderjarige belanghebbende had gesteld. De wrakingskamer ontving het verzoek op 7 augustus 2017, gericht tegen mr. E.J. van Rijssen, die op 3 augustus 2017 een eindbeslissing had genomen in een andere zaak met betrekking tot de minderjarige. De wrakingskamer overwoog dat, volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. Echter, de wet staat niet toe dat een wrakingsverzoek wordt ingediend nadat de rechter al een eindbeslissing heeft gegeven. Aangezien de eindbeslissing in de zaak al was genomen, verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie Utrecht
zaaknummer: 444157 / HA RK 17-178
beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 11 augustus 2017
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] ,wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoekster),

1.De procedure

1.1.
De wrakingskamer heeft op 7 augustus 2017 het verzoek tot wraking ontvangen.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. E.J. van Rijssen, verder de rechter. Verzoekster noemt in haar wrakingsverzoek het zaaknummer C/16/441638/JE RK 17/1377. De wrakingskamer gaat ervan uit dat zij bedoelt de rechter te wraken in de zaak met het zaaknummer C/16/443781/JE RK 17-1649 omdat dat de zaak is die op 3 augustus 2017 door mr. E.J. van Rijssen is behandeld. Deze zaak betreft het verzoek van de Gecertificeerde Instelling Samen Veilig Nederland om de schriftelijke aanwijzing over de minderjarige te bekrachtigen op grond van artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [A] (de vader) heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om de aanwijzing vervallen te verklaren op grond van artikel 1:264 BW. Verzoekster is in deze procedure als moeder van de minderjarige belanghebbende.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
In het tweede lid van artikel 39 Rv is bepaald dat de verzoeker en de rechter wiens wraking is verzocht in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. Hiermee is beoogd verzoeker de gelegenheid te bieden te worden gehoord op de door hem aangevoerde feiten en omstandigheden op grond waarvan hij meent dat de onpartijdigheid van één of meer bepaalde rechters in het geding is. Het in deze bepaling opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever beschouwd als een debat over de gegrondheid van het verzoek. In dit geval ziet de wrakingskamer aanleiding om in afwijking van het in
artikel 39 lid 2 Rv neergelegde uitgangspunt uitspraak te doen over het door verzoeker
ingediende wrakingsverzoek zonder dat dit verzoek ter zitting wordt behandeld. Hiertoe
wordt als volgt overwogen.
3.2.
De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een eindbeslissing, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan Een wraking moet immers beletten dat de gewraakte rechter (nog langer) bemoeienis met die specifieke zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter al een eindbeslissing heeft gegeven. De wrakingskamer leidt uit het dossier met zaaknummer C/16/443781/JE RK 17-1649 af dat de rechter op 3 augustus 2017 de eindbeslissing heeft gegeven in die zaak en dat het wrakingsverzoek daarna is ingediend. Gelet op het voorgaande is verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Straf-, Familie- en Jeugdrecht en de president van deze rechtbank;
Deze beslissing is gegeven door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, en mr. C.A. de Beaufort en mr. G.L.M. Urbanus als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R.H.M. den Ouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2017.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.