ECLI:NL:RBMNE:2017:417

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 januari 2017
Publicatiedatum
31 januari 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4775
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake omgevingsvergunning voor het vellen van een eik

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 januari 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een omgevingsvergunning voor het vellen van een eik. Eiser, die zich benadeeld voelde door de vergunningverlening, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, dat op 22 februari 2016 een omgevingsvergunning had verleend aan aanvrager voor het vellen van de eik. Eiser stelde dat de ambtenaar bij de schouw van de bomen erfvredebreuk had gepleegd door het pad te betreden dat hij beschouwde als zijn eigendom. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ambtenaar bij de schouw uitsluitend over de grond van de aanvrager heeft gelopen en dat er geen sprake was van erfvredebreuk. De rechtbank oordeelde dat de ambtenaar zorgvuldig had gehandeld en dat de vergunningverlening rechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 16/4775
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, verweerder
(gemachtigde: M. Snel).

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [aanvrager] (hierna: aanvrager) een omgevingsvergunning verleend voor het vellen van een eik aan de [adres] te [woonplaats] .
Bij besluit, verzonden op 22 september 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2017. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank neemt de volgende niet betwiste feiten als vaststaand aan.
Aanvrager is eigenaar van het (verhuurde) bedrijfspand aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Tegen de achterzijde van dit pand stonden twee forse bomen. Evenwijdig aan de achtermuur van het bedrijfspand bevindt zich een pad (hierna het pad). De grond waarop de bomen en het pad zich bevinden, zijn eigendom van aanvrager. Aanvrager heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor de kap van de twee forse bomen. Aan de andere zijde van het pad ligt een strook grond die aan de gemeente Hilversum in eigendom toebehoort. Aan de overzijde van deze strook bevindt zich de ligplaats voor de woonboot van eiser, plaatselijk bekend [adres] te [woonplaats] . Eiser gebruikt het pad om te komen en te gaan van en naar
zijn woonboot. Hij heeft daartoe schriftelijke afspraken gemaakt met de gemeente Hilversum.
3. Op 2 februari 2016 heeft een ambtenaar van verweerder een schouw van de twee bomen verricht. Verweerder heeft bij het besluit van 22 februari 2016 een omgevingsvergunning verleend voor het vellen van een van deze twee bomen, namelijk een eik. De tweede boom betreft een Amerikaanse vogelkers, die volgens verweerder vergunningvrij geveld kan worden.
4. In een civiel geschil tussen eiser en aanvrager over onder meer de eigendom van de grond (waarop de bomen staan) heeft de rechtbank Midden-Nederland op 2 maart 2016 vonnis gewezen. Daarin heeft de rechtbank de vordering van eiser om voor recht te verklaren dat deze grond hem in eigendom toebehoort afgewezen en verklaard dat eiser geen erfdienstbaarheid heeft ten laste van het pad.
5. Het bezwaar van eiser is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. De verleende omgevingsvergunning is in stand gebleven.
6. De eik is inmiddels geveld.
Procesbelang eiser
7. Eiser stelt diverse belangen te hebben bij de onderhavige procedure. Hij stelt dat hij belang heeft bij een principiële uitspraak over het betreden van de grond door de betrokken ambtenaar bij de schouw. Verder stelt hij bezwaar te hebben tegen de kap van de eik, omdat hij uitzicht op deze boom had. Deze stond op grond die hij beschouwt als zijn voortuin.
8. Gezien het door eiser gestelde belang bij het zicht op de boom acht de rechtbank voldoende procesbelang aanwezig, zodat eiser ontvankelijk is in zijn beroep.
Erfvredebreuk?
9. Eiser voert aan dat de ambtenaar bij het uitvoeren van de schouw erfvredebreuk heeft gepleegd, doordat hij daarbij het pad heeft betreden. De ambtenaar danwel verweerder had rekening moeten houden met de belangen van eiser gezien de destijds lopende civiele procedure tussen eiser en de aanvrager over de eigendom van deze grond. Door desondanks het pad te betreden heeft de ambtenaar, en daarmee verweerder, misbruik gemaakt van zijn bevoegdheid en de belangen van eiser geschaad. Het civiele vonnis is immers pas gewezen na de schouw. Volgens eiser heeft verweerder dit vonnis daarom niet in het bestreden besluit mogen gebruiken als rechtvaardiging voor de erfvredebreuk bij de schouw.
10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat van erfvredebreuk geen sprake is geweest, aangezien de ambtenaar bij het uitvoeren van de schouw uitsluitend over de grond van de aanvrager heeft gelopen.
11. De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van de rechtmatigheid van een besluit in bezwaar de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan tot het moment van het nemen van dat besluit dienen te worden meegewogen. Het bestreden besluit dateert van 22 september 2016. Het civiele vonnis is daarvóór gewezen en – nu daartegen, zoals ter zitting is vastgesteld, geen hoger beroep is ingesteld – ook onherroepelijk geworden vóór de datum van het bestreden besluit. Verweerder heeft dan ook terecht de uitkomst van de civiele procedure betrokken bij het bestreden besluit. In het civiele vonnis heeft de rechtbank (onder meer) bevestigd dat aanvrager (en niet eiser) eigenaar is van de gronden. De ambtenaar heeft bij het verrichten van de schouw dan ook uitsluitend over de grond van de aanvrager gelopen, met door haar vooraf gegeven toestemming. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit dan ook terecht overwogen dat van erfvredebreuk door deze ambtenaar geen sprake is geweest.
12. De rechtbank is ook overigens van oordeel dat het handelen van de ambtenaar - en daarmee verweerder - bij het verrichten van de schouw voldoende zorgvuldig is geweest. De schouw heeft op verzoek van de aanvrager plaats gevonden. De ambtenaar heeft, aldus verweerder, voorafgaand aan de schouw de kadastrale registratie van de eigendomssituatie geraadpleegd. Die kadastrale registratie kan in redelijkheid worden gehanteerd als uitgangspunt voor de beoordeling van de eigendom. De ambtenaar heeft het pad betreden vanuit het pand van aanvrager. Toen hij op de eik het pamflet van eiser aantrof, waarop vermeld stond dat een procedure aanhangig was over de eigendom van de grond en dat het verboden was deze grond te betreden zonder zijn toestemming, heeft de ambtenaar contact gezocht met eiser. Hij heeft bij eiser aangebeld, maar deze bleek niet thuis te zijn. De ambtenaar heeft eisers voicemail ingesproken en ’s avonds de kwestie telefonisch met eiser besproken. Daarmee heeft deze ambtenaar naar het oordeel van de rechtbank zorgvuldig en proportioneel gehandeld. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te oordelen dat de ambtenaar de schouw vanwege het aangebrachte pamflet had moeten stilleggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de schouw dan ook aan zijn besluitvorming ten grondslag mogen leggen. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Eiser heeft ter zitting zijn andere in het beroepschrift nog genoemde beroepsgrond ingetrokken, zodat de rechtbank aan een bespreking van die grond niet toe komt.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Bultena, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.