In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 augustus 2017 uitspraak gedaan over de wijziging van de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige dochter, [voornaam van minderjarige]. De zaak is behandeld in het kader van de ondertoezichtstelling van het kind, die op 2 mei 2017 was uitgesproken en loopt tot 9 mei 2018. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader, die onder toezicht staat, problemen heeft met zijn emoties en gedrag, wat de omgang met zijn dochter in gevaar brengt. De GI heeft verzocht om de omgangsregeling te wijzigen, zodat de vader onder begeleiding van een medewerker van de GI contact kan hebben met zijn dochter.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de zorgen van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming meegenomen. De vader is moeilijk leerbaar en heeft eerder problemen vertoond in de omgang met de moeder, wat heeft geleid tot escalaties. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de huidige omgangsregeling niet veilig is voor [voornaam van minderjarige] en heeft besloten om de omgang te beperken tot één keer per twee weken voor een uur, onder begeleiding van de GI. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de GI verzocht om de voortgang van de omgangsregeling schriftelijk te rapporteren. De beslissing over een definitieve omgangsregeling wordt aangehouden tot 9 mei 2018.