ECLI:NL:RBMNE:2017:4092

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
10 augustus 2017
Zaaknummer
659382-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met mes in buikstreek

Op 8 augustus 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 april 2017 in Hilversum geprobeerd heeft om een ander van het leven te beroven door met een mes in de buikstreek te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door tweemaal met kracht te steken, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou kunnen overlijden aan de verwondingen. De verdachte heeft verklaard dat hij het mes had gepakt om de aangever af te schrikken, maar dat hij door de bewegingen van de aangever per ongeluk in de buik heeft gestoken. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de medische rapporten als bewijs gebruikt en oordeelt dat er sprake is van poging doodslag. De verdachte is in verminderde mate toerekeningsvatbaar verklaard vanwege psychische problemen, maar is strafbaar. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659382-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 augustus 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1995] te [geboorteplaats]
wonende te [postcode] [woonplaats] [adres]
gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juli 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.H. Hoogendam en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. B.R. Koenders, advocaat te Amsterdam, alsmede de raadsman van de benadeelde partij, mr. J.D. van der Heijden, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 10 april 2017 te Hilversum geprobeerd heeft om in vereniging opzettelijk [aangever] van het leven te beroven door met een mes in de buikstreek te steken;
subsidiair
op 10 april 2017 te Hilversum in vereniging aan [aangever] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door met een mes in de buikstreek te steken;
meer subsidiair
op 10 april 2017 te Hilversum geprobeerd heeft om in vereniging aan [aangever] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een mes in de buikstreek te steken;
meest subsidiair
op 10 april 2017 te Hilversum openlijk geweld heeft gepleegd tegen [aangever] door te slaan in het gezicht en/of vast te pakken en/of tegen te houden en een mes in de buikstreek te steken, waardoor [aangever] (zwaar) lichamelijk letsel heeft bekomen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het niet mogelijk is om iemand in de buikstreek te steken als de intentie is om in het been of een bil te steken, zoals verdachte ter zitting heeft verklaard. Verdachte heeft willens en wetens het risico aanvaard dat aangever door het steken zou komen te overlijden. Aangever heeft veel bloed verloren en moest een levensreddende operatie ondergaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er gestoken is in de buik ter hoogte van de navel, waardoor er geen risico is geweest dat verdachte aangever in het bovenlijf zou steken. Er zijn geen vitale lichaamsdelen zoals hoofd, hart of longen geraakt. Door de bewegingen van aangever is het mogelijk dat verdachte de intentie had om in een been te steken, maar mis heeft gestoken. De navel is niet veel hoger dan de bovenkant van het been. Een darmperforatie is geen verwonding van een vitaal lichaamsdeel met een aanmerkelijke kans op overlijden. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans op overlijden niet aanvaard. Hij had geen opzet op de dood van aangever.
De raadsman heeft aangevoerd dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden met uitzondering van het medeplegen daarvan. Uit het dossier blijkt niet van een vooropgezet plan en van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [aangever] heeft verklaard dat hij op 11 april 2017 met [medeverdachte] had afgesproken elkaar op de [adres] in Hilversum te treffen. Tijdens hun gesprek daar met [medeverdachte] kwam verdachte er ook bij. Aangever voelde dat hij in zijn buik werd gestoken. Hij weet zeker dat verdachte hem gestoken heeft in zijn buik. De eerste steek was rechts en vervolgens werd er links in zijn buik nogmaals gestoken. Aangever is met het mes in zijn buik weggerend en in de auto naar huis gereden. In het ziekenhuis is hij geopereerd waarbij vijf centimeter van zijn darmen zijn verwijderd en hij veel bloed heeft verloren. [2]
Uit de geneeskundige verklaring blijkt aan weerszijden van de navel op zes centimeter afstand van twee steekverwondingen. Er is ernstig in- en uitwendig bloedverlies van 750 milliliter en er is vijf centimeter dunne darm verwijderd tijdens een open buikoperatie. Waarschijnlijk zal volledige genezing volgen. Aangever moest één week in het ziekenhuis blijven. Door de buikoperatie heeft aangever een ongeveer dertig centimeter grote operatiewond van boven naar beneden in het midden van zijn buik. [3]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat naar zijn idee aangever dreigend overkwam tijdens het gesprek tussen aangever en [medeverdachte] . Hij heeft toen in de auto gezocht naar een voorwerp en trof het mes aan. Dit mes heeft hij in zijn jaszak gestoken en vervolgens is hij naar aangever en [medeverdachte] gelopen. Hij heeft vervolgens één of twee keer gestoken naar aangever. Het was zijn bedoeling om aangever in zijn bil of bovenbeen te prikken om hem af te schrikken. Door het bewegen heeft hij aangever echter in zijn buik geraakt. Het handvat van het mes, dat was afgebroken, heeft hij vervolgens weer in zijn jaszak gedaan. [4]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag.
Bij het steken in de buikstreek bestaat een gerede kans dat vitale organen worden geraakt. Dat is hier ook gebeurd. Immers, verdachte heeft de darmen van aangever geraakt, waardoor een operatie nodig was en er vijf centimeter van de dunne darm verwijderd moest worden. Aangever heeft hierbij een behoorlijke hoeveelheid bloed verloren.
Door het tweemaal met kracht steken in de richting van aangever heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangever in zijn buikstreek zou raken waardoor hij aan zijn verwondingen zou kunnen overlijden. Dat dit niet is gebeurd is niet aan verdachte te danken.
Er is geen medeplegen, nu uit het dossier niet is gebleken van een vooropgezet plan op de poging doodslag of anderszins van een nauwe en bewuste samenwerking met dat doel tussen verdachte en [medeverdachte] . Verdachte zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Primair
op 10 april 2017 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, met dat opzet als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, meermalen met een mes in de buikstreek van die [aangever] gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is het volgende rapport opgemaakt:
- een psychologisch onderzoek Pro Justitia van 24 juli 2017, opgemaakt door drs. D.W.M. Kragt, gz-psycholoog.
Het rapport houdt onder meer het volgende in. Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin dat hij kenmerken heeft van een posttraumatische stressstoornis en een stoornis in het gebruik van stimulantium, in remissie, in een gereguleerde omgeving. Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde feit. Hij is voldoende in staat het strafrechtelijk ontoelaatbare van zijn handelen in te zien, maar kan door zijn ziekelijke stoornis onvoldoende zijn wil conform dat besef bepalen. Passend bij de kenmerken van PTSS heeft hij in stresssituaties minder grip op zijn emoties en in dit geval was hij overtuigd van een levensbedreigende situatie. De impulsregulatie raakte nog verder verstoord waarna hij overmatig en inadequaat reageerde.
De deskundige heeft geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is mede gelezen dit rapport over verdachte en de conclusies van de deskundige van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij verslavingsreclassering Inforsa en een behandelverplichting door het FACT-team van Inforsa.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de straf te matigen vanwege de bepleite vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit. Ook moet rekening gehouden worden met de persoon van verdachte zoals uit het rapport van de psycholoog blijkt en de reden van handelen van verdachte. Voorts heeft de raadsman aangegeven dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk in de praktijk zwaarder is dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden in verband met de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ook ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag zoals hierboven is omschreven. Aangever heeft aan de noodzakelijke operatie een litteken van ongeveer 30 centimeter over zijn buik overgehouden. Het toegebrachte letsel had een fatale afloop kunnen hebben indien niet (tijdig) medisch was ingegrepen. De verdachte heeft door zijn handelen ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever en het is evident dat een dergelijk feit een grote en langdurige impact heeft op aangever. Een strafbaar feit als dit schokt bovendien de rechtsorde en vergroot gevoelens van angst en onveiligheid te meer nu het incident op de openbare weg heeft plaatsgevonden.
Dergelijke feiten rechtvaardigen een gevangenisstraf van geruime duur.
Bij haar beslissing is ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 29 mei 2017, waaruit blijkt dat verdachte eenmaal eerder (in 2013) is veroordeeld voor een geweldsdelict;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 24 juli 2017, uitgebracht door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker;
- het bovengenoemde Pro Justitia rapport van drs. D.W.M. Kragt.
De reclassering heeft gerapporteerd dat verdachte door PTSS-klachten verhoogd sensitief is voor een mogelijke bedreiging, waarbij agressie en angst in elkaar over kunnen lopen. Behandeling voor de klachten van verdachte is zeer wenselijk en hier staat hij ook voor open. Ook dient hij begeleiding te krijgen in het stabiliseren van zijn leven. Hij beschikt niet over een eigen woonplek, dagbesteding of legaal inkomen. Er is sprake van een vicieuze cirkel in het negatieve effect dat de instabiliteit op deze factoren en de klachten en het gedrag van verdachte op elkaar hebben. Ook het middelengebruik vormt een aandachtspunt. De reclassering heeft geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Als bijzondere voorwaarden kunnen een meldplicht bij verslavingsreclassering Inforsa en een verplichting tot meewerken aan diagnostiek en behandeling door het FACT-team van Inforsa worden opgelegd.
De psycholoog heeft, naast het hiervoor onder 7 reeds genoemde, gerapporteerd dat de kans op herhaling door de ziekelijke stoornis matig aanwezig is. Verdachte heeft een hoge lijdensdruk en wil graag een positieve verandering. Hij wil meewerken aan behandeling. De leefomstandigheden van verdachte zijn niet optimaal, omdat hij geen eigen woning heeft en de kansen op een baan minder groot zijn doordat hij geen opleiding heeft afgerond. Hierdoor blijft hij in de overlevingsstand hangen en komt niet toe aan een positieve verandering.
De deskundige heeft geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen en aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een ambulante behandeling.
Verder is van belang dat verdachte nog jong is en bereid is om een positieve verandering tot stand te brengen. Ook houdt de rechtbank, meer dan de officier van justitie, rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Tenslotte is relevant dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde, op 9 mei 2017 is veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 225,-. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte toen een straf zou zijn opgelegd voor dat en het huidige feit tegelijk.
Alles overwegende is een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Aan verdachte worden als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting opgelegd.

9.BENADEELDE PARTIJ

[aangever] heeft zich, vertegenwoordigd door mr. J.D. van der Heijden, advocaat te Hilversum, als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.213,67. Dit bedrag bestaat uit € 613,67 materiële schade en € 1.600,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen waarbij de betalingsverplichting voor verdachte op twee derde van het bedrag moet worden gesteld en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de immateriële schade gematigd moet worden, omdat de aangehaalde gevallen niet vergelijkbaar zijn met deze zaak en nog onduidelijk is of een EMDR behandeling plaats zal vinden.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de verdediging aangevoerd dat de kosten van de jas, broek en slippers afgewezen moeten worden, omdat de slippers geretourneerd konden worden en niet duidelijk is of de jas beschadigd is geraakt door het feit.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de materiële schadeposten ‘huur voor televisie tijdens ziekenhuisopname’ (€ 23,62) , ‘apotheekkosten’ (€ 13,60) en ‘kosten voor de aanschaf van een thermometer’ (€ 17,50) ter hoogte van in totaal € 54,72 komt voor vergoeding in aanmerking nu deze schade niet (voldoende) is betwist.
Een vergoeding voor immateriële schade is tot een bedrag van € 1.250,- passend; de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade wordt afgewezen.
Dit betekent dat de vordering tot het bedrag van totaal € 1.304,72 toewijsbaar is, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 april 2017 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft aan materiële schade meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat meerdere deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom zal zij de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.304,72, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 april 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 23 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd:
* zich bij verslavingsreclassering Inforsa zal melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan diagnostiek en zich onder behandeling zal stellen van het FACT-team van Inforsa of een soortgelijke ambulante forensische zorg ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [aangever] toe tot een bedrag van € 1.304,72, bestaande uit € 54,72 aan materiële schade en € 1.250,- aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2017 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [aangever] voor wat betreft het meer gevorderde aan materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- wijst de vordering van [aangever] voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat € 1.304,72 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 23 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H. Vegter, voorzitter, mrs. K.G. van de Streek en G. van de Beek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 augustus 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair
hij, op of omstreeks 10 april 2017, te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, met dat opzet als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) meermalen, althans
eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de buik(streek), althans het lichaam, van die [aangever] gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij, op of omstreeks 10 april 2017, te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekwonden in de buik(streek), heeft toegebracht, door voornoemde [aangever] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in
de buik(streek) te steken;
Meer subsidiair
hij, op of omstreeks 10 april 2017, te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met een mes, althans met een
scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal heeft gestoken in de buik(streek), althans het lichaam van die [aangever] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meest subsidiair
hij, op of omstreeks 10 april 2017, te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg, te weten de 1e Oosterstraat, in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [aangever] , welk geweld bestond uit opzettelijk meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [aangever] en/of het vastpakken en/of tegenhouden van die [aangever] en/of het opzettelijk met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (meermalen) steken in de buik(streek), althans het lichaam, van die [aangever] ten gevolge van dat geweld voornoemde [aangever] lichamelijk letsel en/of zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 juni 2017, genummerd 2017108003, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 300. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] , pagina’s 143 en 144.
3.Een geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring, pagina 136.
4.Verklaring afgelegd door verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 25 juli 2017.