ECLI:NL:RBMNE:2017:3940
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid
Op 27 juli 2017 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich als benadeelde partij had gesteld in een strafzaak. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. J.A. Spee, de behandelend politierechter in de zaak met parketnummer 16/660502-16. De verzoeker voerde aan dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling op 20 juli 2017 woorden in de mond had gelegd van de verdachte en dat hij vooringenomen was. Tevens stelde de verzoeker dat de rechter minachting toonde voor het slachtoffer.
De wrakingskamer oordeelde dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid van wraking nadat er al uitspraak is gedaan. Aangezien de rechter op 20 juli 2017 mondeling uitspraak had gedaan in aanwezigheid van de verzoeker, was het wrakingsverzoek dat op 21 juli 2017 was ingediend niet-ontvankelijk. De wrakingskamer besloot daarom om het verzoek buiten zitting af te doen, zonder inhoudelijke behandeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 27 juli 2017, waarbij de verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn wrakingsverzoek.
De beslissing is genomen door de voorzitter mr. drs. S.M. van Lieshout en de leden mr. G. Perrick en mr. H.A. Brouwer, met mr. F.G.T. Jansen als griffier. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.