ECLI:NL:RBMNE:2017:3934

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2017
Publicatiedatum
28 juli 2017
Zaaknummer
C/16/441420 / JE RK 17-1337
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juli 2017 een beschikking gegeven met betrekking tot de minderjarige [de minderjarige], geboren op [2001] te [geboorteplaats]. De Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland heeft verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige. De ouders van [de minderjarige] hebben verweer gevoerd tegen dit verzoek, waarbij zij benadrukken dat de hulpverlening thuis niet goed op gang is gekomen en dat een gesloten plaatsing niet noodzakelijk is. De minderjarige zelf heeft ook aangegeven niet in de gesloten accommodatie te willen blijven, omdat zij zich daar niet veilig voelt.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de noodzaak van de gesloten jeugdhulp in verband met de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [de minderjarige]. Er zijn al sinds 2014 vermoedens van zorgelijk gedrag, waaronder seksuele handelingen onder druk en/of voor geld. Ondanks dat er nooit bewijs is gevonden voor deze handelingen, is er wel sprake van zorgelijk gedrag dat de ontwikkeling van [de minderjarige] ernstig belemmert. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de veiligheid van [de minderjarige] niet gewaarborgd kan worden in de thuissituatie en dat het noodzakelijk is om de uitkomsten van een persoonlijkheidsonderzoek af te wachten binnen een gesloten setting.

De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, van 25 juli 2017 tot 27 september 2017. Deze beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, om te voorkomen dat zij opnieuw in gevaarlijke situaties terechtkomt en om te zorgen voor de juiste hulpverlening.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
Zaakgegevens: C/16/441420 / JE RK 17-1337
Datum uitspraak: 24 juli 2017

Beschikking machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Utrecht.
Betreffende
[de minderjarige], geboren op [2001] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
Samen Veilig Midden-Nederland,hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Utrecht,

[de vader] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] ,

[de moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] .

Het verdere procesverloop

Het blijkt uit de volgende stukken:
  • de (tussen)beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 27 juni 2017 en 10 juli 2017;
  • de verklaring d.d. 27 juni 2017 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder,
  • de instemmende verklaring d.d. 28 juni 2017 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper,
  • de brief van de ouders d.d. 17 juli 2017, ingekomen op 18 juli 2017;
  • de brief van de ouders d.d. 18 juli 2017, ingekomen op 19 juli 2017;
  • de brief van de GI d.d. 19 juli 2017, ingekomen op 19 juli 2017;
  • de brief van de ouders d.d. 20 juli 2017, ingekomen op 21 juli 2017;
  • de fax van de GI, met als bijlage informatie van de mentor van [de minderjarige] , ingekomen op 21 juli 2017;
  • het standpunt van de ouders, overlegd ter zitting door de moeder.
Op 24 juli 2017 heeft de kinderrechter de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [de minderjarige] , bijgestaan door mr. L.W. Plantenga,
- de moeder,
- de vader,
- mevrouw [A] , namens de Raad,
- mevrouw [B] en de heer [C] , namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[de minderjarige] verblijft bij de [naam jeugdinstelling] te [vestigingsplaats] .
De kinderrechter heeft [de minderjarige] bij beschikking van 27 juni 2017 voorlopig onder toezicht gesteld tot 27 september 2017. Tevens is bij beschikking van 27 juni 2017 een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van 4 weken, derhalve tot 25 juli 2017 en is de beslissing op het verzoek om aansluitend een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling aangehouden.
Bij beschikking van 10 juli 2017 heeft de kinderrechter het verzoek om aansluitend een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling wederom aangehouden.

Het verzoek

De Raad heeft een machtiging verzocht om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en verblijven voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

De standpunten

[de minderjarige] heeft ter zitting verklaard dat zij niet bij de [naam jeugdinstelling] wil blijven. Ze voelt zich daar niet veilig, maar thuis wel. Daar heeft ze ook meer rust in haar hoofd. Ze weet dat ze zich moet gedragen. Ze wil graag thuis de juiste hulp krijgen. Ze gaat niet meer om met haar oude vriendinnen. Voor thuis is het plan dat ze niet alleen naar buiten gaat of haar gps op haar telefoon aanzet, zodat haar moeder altijd kan zien waar ze is. Wanneer ze twijfelt over een keuze zal ze aan haar ouders advies vragen.
De advocaat van [de minderjarige] heeft verzocht om het verzoek af te wijzen. De advocaat voert hiertoe aan dat een gesloten plaatsing een ultimum remedium is. De ouders hebben aangegeven dat de hulpverlening thuis nooit goed op gang is gekomen. Dit dient dan ook eerst nog geprobeerd te worden. Iedereen is het eens over de noodzaak van diagnostiek. Dit kan echter ook vanuit de thuissituatie plaatsvinden. [de minderjarige] is gemotiveerd tot verandering. De verlofmomenten van de groep verliepen goed. Er is geen zorg rondom mogelijke onttrekking aan zorg en toezicht. [de minderjarige] heeft veel geleerd in de afgelopen periode. Ze is op grove wijze uit huis geplaatst en dat wil ze nooit meer meemaken. De advocaat merkt tot slot op dat [de minderjarige] niet is aangemerkt als verdachte in het kader van mensenhandel/seksuele uitbuiting.
Door de ouders is schriftelijk en mondeling verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder erkent dat er sprake is van probleemgedrag. Zij mist echter de onderbouwing dat behandeling enkel vanuit een gesloten setting kan plaatsvinden. Volgens de moeder worden er veel aannames en vermoedens genoemd en worden gebeurtenissen overtrokken. De ouders staan niet achter de plaatsing bij de [naam jeugdinstelling] . [de minderjarige] kan daar geen constructieve contacten opdoen met leeftijdsgenoten. Bovendien is haar veiligheid daar niet gewaarborgd. Zo zijn er incidenten geweest waarbij iemand een ander van de trap heeft geduwd en is er naar iemand met heet water gegooid. De moeder wenst dat [de minderjarige] vanuit huis geholpen wordt. Thuis zal [de minderjarige] ook gemotiveerder zijn voor hulpverlening. De ouders willen namelijk heel graag dat [de minderjarige] de juiste hulp krijgt. De moeder wil [de minderjarige] weghouden bij oude groepen en nieuwe vriendschappen goed begeleiden, [de minderjarige] zal naar een andere sportschool gaan en starten op de tennisclub en er is aan school gevraagd of [de minderjarige] meer dagen stage kan lopen, zodat ze minder dagen op school rondloopt. De moeder heeft voorts verklaard dat zij zal gaan verhuizen. Zij voelt zich niet prettig meer in haar huidige woning nu de hele buurt gezien heeft hoe [de minderjarige] is afgevoerd. De woning wordt deze week te koop gezet.
Door de vader is verklaard dat de ouders al lange tijd op zoek zijn naar de juiste hulp. Het wantrouwen richting de hulpverlening is ontstaan doordat er niet naar de ouders geluisterd werd. Bovendien verloopt het contact erg moeizaam. Er wordt niet of laat gereageerd op telefoontjes en emails. De ouders willen graag dat er met hen wordt samengewerkt en er persoonlijk contact is. De vader is bang dat [de minderjarige] iets overkomt in de [naam jeugdinstelling] door toedoen van andere jongeren.
De GI heeft eerst schriftelijk aangegeven de noodzaak te zien van een langere gesloten plaatsing. De GI voert hiertoe aan dat zij zien dat [de minderjarige] haar emoties nog niet goed kan reguleren en dat zij manipulerend gedrag laat zien in de vorm van zorgelijke uitspraken waarin zij dreigt zichzelf te beschadigen of weg te lopen als ze langer gesloten moet blijven zitten. Ook vindt de GI het zorgelijk dat de ouders de zorgen over [de minderjarige] bagatelliseren. Het is belangrijk dat het persoonlijkheidsonderzoek kan worden afgerond in een beschermde omgeving, zodat daarna duidelijk is welke hulp [de minderjarige] nodig heeft.
Ter zitting is namens de GI verklaard dat ze blij zijn met het gedrag dat [de minderjarige] laat zien op de [naam jeugdinstelling] en de medewerking die zij verleent aan het persoonlijkheidsonderzoek. De GI vindt het echter te vroeg om de gesloten plaatsing te beëindigen. Uit het verleden blijkt dat [de minderjarige] erg zelfbepalend is en slechte keuzes maakt. Het persoonlijkheidsonderzoek is nog niet afgerond, waardoor nog niet bekend is wat [de minderjarige] nodig heeft. De wens van [de minderjarige] en haar ouders is duidelijk, maar er is volgens de GI wel eerst hulp nodig voor [de minderjarige] en haar ouders om te voorkomen dat zij weer in gevaarlijke situaties terecht komt.
Namens de Raad is naar voren gebracht dat de zorgen rondom [de minderjarige] niet zijn veranderd. Het is nog niet duidelijk wat de oorzaak is van het gedrag van [de minderjarige] . Afhankelijk van de uitkomst van het persoonlijkheidsonderzoek kan gekeken worden wat [de minderjarige] en het netwerk om haar heen nodig hebben. Er is in het verleden al veel hulp ingezet, maar dat heeft niet geholpen. Nadat een eerder verzoek om een gesloten plaatsing is afgewezen, is twee dagen later een crisismachtiging nodig geweest nadat ze werd aangetroffen op een hotelkamer. De Raad wil niet dat [de minderjarige] opnieuw in zo’n situatie terecht komt. Er is vanuit de ouders geen vertrouwen in de hulpverlening. De Raad betwijfelt of een andere gezinsvoogd of raadsonderzoeker het wantrouwen kan wegnemen. De Raad benadrukt dat de hulpverlening de samenwerking met de ouders aan wil gaan. Dat [de minderjarige] niet als verdachte is aangemerkt en er gelukkig op strafrechtelijk gebied niets gebeurt, neemt niet weg dat er grote zorgen zijn binnen het civielrechtelijke kader. De Raad erkent dat de uithuisplaatsing verschrikkelijk was voor [de minderjarige] , maar dit neemt niet weg dat [de minderjarige] jaar na jaar in heel gevaarlijke situaties terecht komt. De Raad begrijpt en deelt de zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] binnen de [naam jeugdinstelling] door de incidenten die daar plaatsvinden.

De verdere beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er al sinds 2014 vermoedens zijn omtrent het verrichten van seksuele handelingen onder druk en/of voor geld met al dan niet meerderjarige mannen. Hoewel nooit is komen vast te staan dat er daadwerkelijk seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, is wel duidelijk geworden dat er sprake is van zorgelijk gedrag door het uiten van de intentie tot het hebben van seks tegen betaling en het bestaan van foto’s van een (deels) ontklede [de minderjarige] . Nadat de voorlopige ondertoezichtstelling bij beschikking van 23 juni 2017 is herroepen en de machtiging gesloten jeugdhulp is beëindigd omdat de gedragswetenschapper niet instemde met het verzoek, is [de minderjarige] bij beschikking van 27 juni 2017 voorlopig onder toezicht gesteld en is de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp alsnog verleend met de instemming van de gedragswetenschapper. De aanleiding hiertoe was dat [de minderjarige] werd aangetroffen op een hotelkamer met meerdere mannen. De dreiging van een gesloten plaatsing heeft [de minderjarige] er op dat moment niet van kunnen weerhouden om zichzelf wederom in een gevaarlijke situatie te brengen. De kinderrechter begrijpt de wens van [de minderjarige] en haar ouders om de hulpverlening vanuit de thuissituatie te laten plaatsvinden, maar gelet op de jarenlange zorgen over de seksuele ontwikkeling van [de minderjarige] kan haar veiligheid daar nu niet gewaarborgd worden.
Eerst dient duidelijk te worden wat maakt dat [de minderjarige] zich makkelijk laat beïnvloeden tot het maken van verkeerde keuzes waardoor ze zichzelf in gevaarlijke situaties brengt en wat zij nodig heeft om het patroon van de afgelopen maanden te doorbreken. Bovendien moet duidelijk worden welke ondersteuning de ouders nodig hebben om herhaling te voorkomen.
De kinderrechter ziet dat de ouders samen met [de minderjarige] een concreet plan hebben opgesteld om [de minderjarige] uit het probleemcircuit te houden. Zo willen zij:
ambulante spoedhulp, multisysteemtherapie, gesprekken met een psycholoog en hulpverlening naar aanleiding van de uitkomsten van het persoonlijkheidsonderzoek. Daarnaast hebben de ouders de intentie om nieuwe vriendschappen van [de minderjarige] te begeleiden, en zullen zij kijken of [de minderjarige] meer stagedagen in plaats van schooldagen kan volgen. Ook zal [de minderjarige] wisselen van sportschool en lid worden van de tennisvereniging en gaat [de minderjarige] keuzes vooraf bespreken met haar ouders.
Hoewel de intenties goed zijn is dit plan ook erg ambitieus. Het zal namelijk veel van [de minderjarige] zelf vergen om haar sociale omgeving te veranderen en nieuwe vriendschappen op te bouwen. Het is nog niet duidelijk welke hulp en steun [de minderjarige] nodig heeft, en hoe zij hiermee het beste aan de gang kan gaan. Ook is niet helder hoe de ouders [de minderjarige] hierin kunnen ondersteunen. Bovendien is er bij [de minderjarige] ook sprake van gedragsproblemen in de vorm van emotieregulatieproblemen en agressie richting haar moeder. De kinderrechter acht het dan ook noodzakelijk dat eerst de uitkomsten van het persoonlijkheidsonderzoek worden afgewacht binnen de gesloten setting om op die manier te voorkomen dat [de minderjarige] door zichzelf of anderen opnieuw in gevaarlijke of onwenselijke situaties gebracht wordt.
De kinderrechter zal de machtiging gesloten jeugdhulp verlenen, en wel voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 25 juli 2017 tot 27 september 2017 betreffende de minderjarige [de minderjarige] .
Deze beschikking is gegeven door mr. J.R. van Es-de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Cox-Weber als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden