ECLI:NL:RBMNE:2017:3884

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
07.620197.09
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene met twee jaar na beoordeling van de behandeling en adviezen van deskundigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2017 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, geboren in 1960 in Suriname. De betrokkene is ter beschikking gesteld voor verpleging van overheidswege, met de laatste verlenging op 26 januari 2015. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, toegewezen. De rechtbank heeft hierbij gelet op de rapporten van externe deskundigen, die een hoog recidiverisico inschatten bij beëindiging van de maatregel. De deskundigen hebben geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen, waarbij de betrokkene in staat is om adequaat om te gaan met frustraties en gevoelens, maar nog steeds begeleiding nodig heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een kortere verlenging rechtvaardigen. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen voorop staan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 07.620197.09
Uitspraak: 31 januari 2017
Beslissingop de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de termijn, gedurende welke:

[betrokkene] ,

geboren op [1960] te [geboorteplaats] (Suriname),
thans verblijvende in [verblijfplaats] te [woonplaats] ,
nader te noemen: betrokkene,
ter beschikking is gesteld teneinde van overheidswege te worden verpleegd.
Betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 12 mei 2010 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, waarvan de termijn is ingegaan op 2 februari 2011. Deze terbeschikkingstelling is laatstelijk verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 26 januari 2015. Deze verlenging is bevestigd bij beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 juni 2015. Behoudens nadere voorziening eindigt de terbeschikkingstelling op 2 februari 2017.
Het openbaar ministerie heeft een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met twee jaar.
Betrokkene, bijgestaan door mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem, en de officier van justitie, mr. P.E.F. Poppe, zijn op 17 januari 2017 ter terechtzitting in het openbaar gehoord. Tevens is als deskundige gehoord drs. [A] , als hoofd behandeling verbonden aan voornoemde kliniek.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • een rapport van [verblijfplaats] van 1 december 2016, uitgebracht door drs. [A] , hoofd behandeling, drs. [B] , psychiater, drs. [C] , directeur Behandeling en Zorg en plaatsvervangend hoofd van de inrichting;
  • de (wettelijke) aantekeningen van betrokkene, inhoudende de periode van 15 oktober 2015 tot en met 28 november 2016;
  • de overige stukken van het de betrokkene betreffende dossier.
Voorts zijn, nu het openbaar ministerie een verlenging vordert waardoor de totale duur van de terbeschikkingstelling een periode van een veelvoud van zes jaar te boven gaat, rapporten en adviezen uitgebracht door externe deskundigen, te weten:
- een rapport van 14 oktober 2016, uitgebracht door drs. [D] , klinisch psycholoog;
- een rapport van 28 oktober 2016, uitgebracht door drs. [E] , psychiater.

OVERWEGINGEN

De vordering is op 7 december 2016 ter griffie ingediend en derhalve tijdig.
De rechtbank dient thans op grond van het bepaalde in artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht te beslissen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
Het standpunt en advies van de kliniek
Betrokkene is op 27 juli 2016 overgeplaatst naar de interne pre-resocialisatieafdeling voor patiënten met een verstandelijke beperking. Ook in het afgelopen jaar is er een toename zichtbaar in de mate waarop betrokkene frustraties en andere gevoelens bespreekbaar maakt. Hij is in toenemende mate in staat om adequate copingvaardigheden in te zetten. Opvallend is dat betrokkene zichzelf momenteel erg strikt een vreemd aandoende strenge structuur oplegt, gemotiveerd vanuit zijn geloofsovertuiging. Het is lastig om te beoordelen in hoeverre dit bizar aandoende gedrag (mede) cultureel bepaald is of dat er sprake is van pathologie in het schizofrene spectrum. Er wordt vanuit gegaan dat betrokkene vanwege zijn problematiek vermoedelijk altijd aangewezen zal zijn op begeleiding en ondersteuning. Besloten is de bevindingen van de externe deskundigen grotendeels over te nemen. Het is van belang dat de resocialisatie geleidelijk wordt vormgegeven, zodat destabilisatie door ervaren stress voorkomen wordt. De inschatting is dat betrokkene binnen twee jaar kan worden ingebed in een passende vervolgvoorziening. Wanneer er sprake is van een adequate inbedding kan over worden gegaan naar een eventuele voorwaardelijke beëindiging. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat bij beëindiging van de maatregel. Geadviseerd wordt de terbeschikkingstelling te verlengen met 2 jaar en de verpleging van overheidswege te continueren.
Het standpunt en advies van drs. [D] , klinisch psycholoog
Anders dan de kliniek stelt de deskundige de diagnose dat bij betrokkene geen sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis met schizotypische kenmerken, maar van een persoonlijkheidsstoornis NAO met schizotypische, paranoïde en antisociale kenmerken.
Betrokkene staat wantrouwend in de wereld, interpreteert intenties van anderen achterdochtig en is kwetsbaar voor (rand)psychotische verschijnselen. Het risico op de lange termijn en bij beëindiging van de maatregel wordt als hoog ingeschat. Naar verwachting zal betrokkene nog langdurig aangewezen zijn op een steunende en structurerende leefomgeving binnen een verplichtend kader. Een forensische RIBW met 24-uurszorg is een logische vervolgstap. Als betrokkene zijn stabiliteit behoudt, kan stapsgewijs worden toegewerkt naar een reguliere RIBW. Gezien de onzekerheden in het traject is het van belang dat de vervolgstappen binnen de verpleging van overheidswege kunnen worden gezet. Geadviseerd wordt de terbeschikkingstelling te verlengen met 2 jaar en de verpleging van overheidswege te continueren.
Het standpunt en advies van drs. [E] , psychiater
De in 2009 vastgestelde waanstoornis is onder het oppervlak naar alle waarschijnlijkheid nog immer aanwezig. Betrokkene ervaart veel steun aan zijn geloof maar is hier grenzeloos en obsessioneel mee bezig. In potentie is dit een risico-verhogende factor. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig tot hoog bij beëindiging van de maatregel, vooral indien betrokkene opnieuw een relatie aangaat. Betrokkene is chronisch gevoelig voor psychische ontregelingen en paranoïde realiteitsvertekeningen. Van een borderline persoonlijkheidsstoornis is in het geheel geen sprake. Geadviseerd wordt de terbeschikkingstelling te verlengen met 2 jaar en de verpleging van overheidswege te continueren.
Het standpunt ter zitting van deskundige drs. [A]
De deskundige heeft, in aanvulling op het advies, te kennen gegeven dat het grote verschil met de eerdere diagnose van de kliniek is dat bij de voorgestelde diagnose van de deskundigen medicatie kan worden overwogen. Wellicht had door de kliniek eerder op medicatie kunnen worden ingezet. Behandeling houdt echter meer in dan het verstrekken van medicatie. Er is geen sprake van verloren tijd. De tijd is anders geïnvesteerd. Diverse onderdelen van de behandeling, die betrokkene heeft gekregen, staan los van de gestelde diagnose. Bovendien komt het in de praktijk vaker voor dat bepaalde indrukken later anders blijken te zijn en dat een diagnose wordt bijgesteld.
Het standpunt van betrokkene
Betrokkene heeft te kennen gegeven dat hij de afgelopen twee jaren stappen heeft gezet. Zo moest hij leren om voor zichzelf op te komen. Dat is deels gelukt. Nog steeds heeft hij veel moeite met het indexdelict en is hij dag en nacht bezig met het vragen om vergiffenis. Betrokkene begrijpt niet dat de kliniek iets vindt van de manier waarop hij zijn geloof belijdt, omdat niemand daar last van heeft. Van waanideeën is geen sprake.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft erop gewezen dat volgens vaste jurisprudentie de terbeschikkingstelling in beginsel dient te worden verlengd met twee jaren, tenzij te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging rechtvaardigen. In deze zaak is niet te verwachten dat binnen een jaar dergelijke gronden aanwezig zullen zijn. Zij heeft gepersisteerd in de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaren, zoals unaniem door de deskundigen en de kliniek wordt geadviseerd.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft betoogd dat de kliniek niet voortvarend heeft gehandeld. Dat is niet te wijten aan betrokkene, die altijd volledig heeft meegewerkt. Dat betrokkene zes jaar lang is behandeld voor borderline in plaats van waanstoornissen is onacceptabel. De raadsvrouw heeft verzocht de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, zodat de rechtbank een vinger aan de pols kan houden en betrokkene zijn motivatie niet zal verliezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat de maatregel (mede gezien hetgeen hierover is overwogen in de onherroepelijke beslissingen van deze rechtbank van 26 januari 2015 en van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 juni 2015) is opgelegd ter zake van een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en stelt vast dat de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd is.
De rechtbank is op grond van het thans nog aanwezige recidiverisico, voornoemde rapportages en het verhandelde ter zitting van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een voortzetting van de terbeschikkingstelling vereisen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de duur van de verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling het volgende. Het uitgangspunt in de jurisprudentie is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling in beginsel verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. De rechtbank stelt vast dat, onder meer gelet op de uitgebrachte adviezen en hetgeen door de deskundige ter zitting naar voren is gebracht, het niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen. Gelet op het thans nog aanwezige recidiverisico en het belang van stapsgewijze resocialisatie, is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar dient te worden verlengd. Naar het oordeel van de rechtbank is (zeker op dit moment) geen sprake van een niet voortvarend verloop van de behandeling van betrokkene of anderszins van bijzondere omstandigheden, waardoor het aangewezen is de maatregel met één jaar te verlengen om een vinger aan de pols te houden. Er is geen reden om te twijfelen aan de voortgang van de maatregel en de kliniek heeft naar aanleiding van hetgeen de externe deskundigen hebben geconcludeerd de behandeling opnieuw geëvalueerd en - waar mogelijk - aangepast.
De beslissing berust op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
-
verlengtde termijn gedurende welke
[betrokkene]voornoemd ter beschikking is gesteld met
twee jaar.
Aldus gegeven door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. K.G. van de Streek en H.J. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2017.