In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 4 april 2017, is de verdachte veroordeeld voor het aanwezig hebben van hennep, het telen van hennep in de uitoefening van een bedrijf en elektriciteitsdiefstal. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 21 maart 2017, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H. Polat. De officier van justitie, mr. N.M. van Collenburg, heeft de vordering ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.
De tenlastelegging omvatte drie hoofdpunten: het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 150 gram hennep, het telen van hennep in de periode van 20 november 2014 tot en met 26 januari 2015, en het wederrechtelijk afnemen van elektriciteit. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken zorgvuldig gewogen. De verdachte heeft betoogd dat hij onder psychische druk stond en dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden. De rechtbank heeft dit verweer verworpen, omdat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde psychische overmacht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de hennepkwekerij heeft ingericht en dat hij verantwoordelijk was voor de illegale elektriciteitsafname. De rechtbank heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte.