ECLI:NL:RBMNE:2017:3882

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
16.659650.15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van hennep, het telen van hennep in de uitoefening van een bedrijf en elektriciteitsdiefstal met verwerping van beroep op psychische overmacht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 4 april 2017, is de verdachte veroordeeld voor het aanwezig hebben van hennep, het telen van hennep in de uitoefening van een bedrijf en elektriciteitsdiefstal. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 21 maart 2017, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H. Polat. De officier van justitie, mr. N.M. van Collenburg, heeft de vordering ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De tenlastelegging omvatte drie hoofdpunten: het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 150 gram hennep, het telen van hennep in de periode van 20 november 2014 tot en met 26 januari 2015, en het wederrechtelijk afnemen van elektriciteit. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken zorgvuldig gewogen. De verdachte heeft betoogd dat hij onder psychische druk stond en dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden. De rechtbank heeft dit verweer verworpen, omdat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde psychische overmacht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de hennepkwekerij heeft ingericht en dat hij verantwoordelijk was voor de illegale elektriciteitsafname. De rechtbank heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659650-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 april 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting op
21 maart 2017. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. Polat, advocaat te Haarlem.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie
mr. N.M. van Collenburg en van hetgeen verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 januari 2015 te Almere , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 150 gram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 november 2014
tot en met 26 januari 2015 te Almere , althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de
uitoefening van een bedrijf of beroep,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de
[adres] )
een (grote) hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk
geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 november 2014
tot en met 26 januari 2015 te Almere , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
(grote) hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Liander NV (vestiging [vestigingsplaats] ), in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door braak, verbreking en/of inklimming;

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte – onder dwang – gelegenheid voor de hennepkwekerij heeft verschaft en de hennepplanten heeft verzorgd, wat onvoldoende is om van medeplegen te spreken.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op de zolderdieping van de woning van verdachte, gelegen aan de [adres] TE [woonplaats] , werden op 26 januari 2016 twee gripzakjes aangetroffen met daarin in totaal 150 gram hennep. [2] Verbalisant [verbalisant] constateerde dat het gezien de uiterlijke kenmerken, kleur, vorm en herkenbare geur om hennep ging. [3] De test van de representatieve bemonstering gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj. [4]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Van het ten laste gelegde medeplegen wordt verdachte vrijgesproken nu hiervoor in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Bewijsmiddelen
Op 26 januari 2015 wordt op de zolderverdieping van de woning van verdachte, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , een hennepkwekerij aangetroffen waarvan de planten recent waren geoogst. [5] In de kweekruimte stonden vijf vuilniszakken met daarin resten van hennepplanten.
Bij onderzoek naar de stroomvoorziening na het aantreffen van de hennepkwekerij werd geconstateerd dat de stroom illegaal werd afgenomen. [6]
Een fraudespecialist van netwerkbeheerder Liander heeft een onderzoek ingesteld naar de stroomvoorziening van de hennepkwekerij. [7] Door de fraudespecialist werd geconstateerd dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en dat op de toevoerleiding voor de hoofdaansluitkast een illegale aansluiting was gemaakt. Hierdoor werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de hennepkwekerij van december 2013 tot januari 2015 op de zolderverdieping van zijn woning heeft gezeten. [8]
Bewijsoverwegingen
Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte degene geweest die de hennepkwekerij heeft ingericht en die de hennep in zijn woning heeft geteeld. Verdachte heeft geen achternaam of andere gegevens willen verstrekken waaruit de identiteit kan blijken van de twee mannen die in zijn woning hennep zouden hebben geteeld of de hennepkwekerij zouden hebben ingericht, zoals verdachte heeft verklaard. Zijn verklaring hierover is niet verifieerbaar. Verdachte heeft in het geheel niet aannemelijk kunnen maken dat niet hij, maar anderen verantwoordelijk zijn voor de hennepplantage in zijn woning.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de elektriciteit wederrechtelijk werd weggenomen ten behoeve van de hennepkwekerij van verdachte, waarbij de elektriciteit onder bereik is gebracht door verbreking. Ook hier geldt dat de verklaring van verdachte dat dit door anderen zou zijn gedaan niet op enige te verifiëren wijze is onderbouwd zodat de rechtbank hieraan voorbijgaat.
De rechtbank is van oordeel dat de hennepteelt heeft plaatsgevonden in de uitoefening van een beroep of bedrijf, gelet op de schaalgrootte van de teelt, de hoeveelheid planten en de professionele inrichting van de hennepkwekerij, gelet op onder meer de aanwezigheid van een transformator voor de luchtvoorziening en de aansluiting van de hotbox op de Cv-installatie van de woning.
De rechtbank acht zowel het onder 2 als onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Van het ten laste gelegde medeplegen wordt verdachte vrijgesproken nu hiervoor in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij opof omstreeks26 januari 2015 te [woonplaats] ,althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 150 gram hennep,in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hijop een of meer tijdstippeninof omstreeksde periode van 20 november 2014
tot en met 26 januari 2015 te [woonplaats] ,althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,in de
uitoefening van een bedrijf of beroep,
opzettelijk
heeft geteelden/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan de
[adres] )
een (grote) hoeveelheid hennepplantenen/of delen daarvan, in elk
geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hijop een of meer tijdstippeninof omstreeksde periode van 20 november 2014
tot en met 26 januari 2015 te [woonplaats] ,althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
(grote) hoeveelheid electriciteit,in elk geval enig goed,geheelof ten dele
toebehorende aan Liander NV (vestiging [vestigingsplaats] ),in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachteen/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)onder zijn/hunbereik
heeft/hebbengebracht doorbraak,verbrekingen/of inklimming;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Onder 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
Onder 2:
In de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod
Onder 3:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking

7.STRAFBAARHEID

De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd in een situatie van psychische overmacht. Hij heeft hiertoe aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven – dat verdachte is bedreigd en onder druk is gezet de zolder van zijn woning ter beschikking te stellen voor hennepteelt. Er was sprake van een van buiten komende drang waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon bieden en dat ook niet hoefde te zien.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van psychische overmacht.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman, nu hij de gestelde op hem uitgeoefende druk van derden op geen enkele verifieerbare manier heeft onderbouwd en dat evenmin uit de in het dossier voorhanden zijnde stukken aannemelijk is geworden dat verdachte in een situatie is gekomen waarin sprake zou zijn van psychische overmacht.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het feit en verdachte strafbaar zijn, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met het tijdsverloop.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd om bij een eventuele bewezenverklaring aan verdachte een taakstraf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep en het op beroeps/bedrijfsmatige wijze telen van hennep in zijn woning. Softdrugs kunnen bij langdurig gebruik leiden tot schade voor de gezondheid en houden bovendien drugsgerelateerde criminaliteit in stand. Daarnaast heeft verdachte gebruik gemaakt van een illegale stroomvoorziening, hetgeen naast het duperen van de energieleverancier ook grote veiligheidsrisico’s met zich brengt. Deze risico’s zijn nog eens aanzienlijk vergroot, nu de illegale stroomvoorziening was aangebracht in een woonhuis, en waarbij het aanwezige brandgevaar ook nog eens grote risico met zich brengt voor de naastgelegen panden. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld in het eigen financieel belang.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het hem betreffende uittreksel justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, zij het lange tijd geleden, en niet voor soortgelijke feiten.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop sinds de bewezen verklaarde feiten. Er is niet gebleken van een duidelijke reden waarom deze niet-omvangrijke zaak niet eerder aan de rechtbank is voorgelegd dan thans is geschied.
Alles afwegende acht de rechtbank de volgende straf passend en geboden: een taakstraf voor de duur van 100 uren en – mede gelet op de financiële problemen waarin verdachte naar eigen zeggen verkeert – een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren.

9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 22c, 22d, 57, 91 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert dit zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een
taakstrafvoor de duur van
100 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf, berekend naar de maatstaf van 1 dag hechtenis per 2 uren taakstraf;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. K.G. van de Streek en M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2014353882, doorgenummerd tot en met pagina 125.
2.Pagina 8.
3.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, pagina 8.
4.Pagina 16.
5.Pagina 6 en 7.
6.Pagina 8.
7.Pagina 29.
8.Verklaring ter terechtzitting van 21 maart 2017.