ECLI:NL:RBMNE:2017:3881

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
16.660528.16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf na meerdere woninginbraken en diefstallen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere woninginbraken en diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vijf verschillende diefstallen, waarbij hij zich toegang tot woningen en kantoorpanden heeft verschaft door middel van braak en inklimming. De feiten vonden plaats in de periode van augustus 2016 tot en met oktober 2016 in verschillende plaatsen binnen het arrondissement Midden-Nederland. De verdachte heeft tijdens de zitting een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank heeft de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen geacht. De officier van justitie had primair een ISD-maatregel geëist, maar de rechtbank oordeelde dat dit op dat moment niet noodzakelijk was. In plaats daarvan werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en zijn verslavingsproblematiek. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schade en een deel van de materiële schade heeft erkend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.660528.16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 april 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië),
verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting op
21 maart 2017. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M.G. de Groot, advocaat te Hilversum.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie
mr. M.H. Hoogendam en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 oktober 2016 te Bussum , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tussen 00:00 uur en 05:30 uur, in elk geval gedurende de
voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres]
, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende(n) bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen (een) bankpas(sen) en/of een creditcard en/of een I-Phone
en/of een agenda en of (een) portemonnee(s) en/of 600 Euro en/of rijbewijzen
en/of autopapieren en/of groene kaart (behorende bij een Mazda met kenteken
[kenteken] ) een kastje van de SNS bank en/of diverse passen, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich
de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of
verbreking en/of inklimming;
2.
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 09 september
2016 tot en met 19 september 2016 te Bilthoven , gemeente De Bilt, althans in
het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen,
-in/uit een woning aan de [adres] , een televisie en/of een
telefoon (merk: Samsung Galaxy) en/of koffiecups en/of een dekbedovertrek
en/of een zak drop en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, en/of
-in/uit een woning aan de [adres] , munten en/of tandpasta en/of
dagcreme, in elke geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 17 oktober 2016 te Bussum , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen, in/uit het [slachtoffer 5] aan de [adres] , geld, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het [slachtoffer 5] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij in of omstreeks de periode van 19 april tot en met 20 april 2016 te
Hilversum , althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, in/uit een kantoorpand aan de
[adres] , een geldkistje (met daarin een pinpas en/of een
huishoudboekje en/of 50 euro) en/of twee tablets (merk Lenovo IdeaTab S6000)
en/of een filmcamera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
5.
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 augustus
2016 tot en met 9 augustus 2016 te Hilversum , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, in/uit (een) kantoorpand(en) gelegen aan de [adres] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
flatscreen en/of een stereotoren en/of een mini Laptop (merk Acer) en/of 197
Euro en/of een televisie en/of computers en/of Chopard parfum en/of een
beeldscherm en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 8] en/of de [slachtoffer 9] en/of
[slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen/geld
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming;

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van de goederen die verdachte ontkent te hebben weggenomen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw acht de ten laste gelegde feiten wetten en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van de goederen die verdachte ontkent te hebben weggenomen.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Omdat verdachte tijdens de zitting een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] ; [2]
- het proces-verbaal met betrekking tot het sporenonderzoek; [3]
- het proces-verbaal informatierapport van de Forensische Opsporing; [4]
- het proces-verbaal individualisatie naar aanleiding van dactyloscopische sporen; [5]
- het rapport dactyloscopisch onderzoek; [6]
- de verklaringen van verdachte. [7]
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Omdat verdachte tijdens de zitting een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] ; [8]
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] ; [9]
- de processen-verbaal met betrekking tot het sporenonderzoek; [10]
- de processen-verbaal van de Forensische Opsporing, getiteld: informatierapport; [11]
- de NFI-rapporten DNA-onderzoek; [12]
- de verklaringen van verdachte. [13]
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Omdat verdachte tijdens de zitting een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] ; [14]
- het proces-verbaal onderzoek camerabeelden; [15]
- het proces-verbaal bevindingen, inhoudende de herkenning door verbalisant [verbalisant 1] ; [16]
- het proces-verbaal bevindingen, inhoudende de herkenning door verbalisant [verbalisant 2] ; [17]
- het proces-verbaal bevindingen, inhoudende de herkenning door verbalisant [verbalisant 3] ; [18]
- het proces-verbaal bevindingen, inhoudende de herkenning door verbalisant [verbalisant 4] ; [19]
- de verklaring van verdachte. [20]
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Omdat verdachte tijdens de zitting een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] ; [21]
- het proces-verbaal met betrekking tot het sporenonderzoek; [22]
- het proces-verbaal van de Forensische Opsporing, getiteld: informatierapport; [23]
- het NFI-rapport DNA-onderzoek; [24]
- de verklaringen van verdachte. [25]
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Omdat verdachte tijdens de zitting een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 13] ; [26]
- het proces-verbaal van aangifte door. [aangever 2] ; [27]
- het proces-verbaal van de Forensische Opsporing, getiteld: informatierapport; [28]
- het NFI-rapport DNA-onderzoek; [29]
- de verklaringen van verdachte. [30]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij opof omstreeks31 oktober 2016 te [woonplaats] ,althans in het arrondissement
Midden-Nederland,tussen 00:00 uur en 05:30 uur,in elk geval gedurende de
voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres]
, alwaar verdachte zich buiten wetenof tegen de wilvan de
rechthebbende(n) bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen (een) bankpas(sen) en/ofeen creditcard en/ofeen I-Phone
en/ofeen agenda enof(een) portemonnee(s) en/of600 Euro en/ofrijbewijzen
en/ofautopapieren en/ofgroene kaart (behorende bij een Mazda met kenteken
[kenteken] ) en een kastje van de SNS bank en/ofdiverse passen,in elk geval enig
goed,geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich
de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaften/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van braak en/of
verbreking en/ofinklimming;
2.
hij op verschillende tijdstippen inof omstreeksde periode van 09 september
2016 tot en met 19 september 2016 te [woonplaats] ,gemeente De Bilt, althans in
het arrondissement Midden-Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen,
-in/uit een woning aan de [adres] , een televisie en/ofeen
telefoon (merk: Samsung Galaxy) en/ofkoffiecups en/ofeen dekbedovertrek
en/ofeen zak dropen/of geld,in elk geval enig goed, geheelof ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, en/of
-in/uit een woning aan de [adres] , munten en/oftandpasta en/of
dagcreme,in elke geval enig goed,geheelof ten deletoebehorende aan [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik heeft
gebrachtdoor middel van braaken/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij opof omstreeks17 oktober 2016 te [vestigingsplaats] ,althans in het arrondissement
Midden-Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen,in/uit het [slachtoffer 5] aan de [adres] , geld,in elk geval
enig goed,geheelof ten deletoebehorende aan het [slachtoffer 5], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij inof omstreeksde periode van 19 april tot en met 20 april 2016 te
[woonplaats] ,althans in het arrondissement Midden-Nederland,met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen,in/uit een kantoorpand aan de
[adres] , een geldkistje (met daarin een pinpas en/of een
huishoudboekje en/of 50 euro) en/oftwee tablets (merk Lenovo IdeaTab S6000)
en/ofeen filmcamera,in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 6]en/of [slachtoffer 7] ,in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaften/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn
bereik heeft gebrachtdoor middel van braaken/of verbreking en/of inklimming;
5.
hij op verschillende tijdstippen inof omstreeksde periode van 5 augustus
2016 tot en met 9 augustus 2016 te [woonplaats] ,althans in het arrondissement
Midden-Nederland,in/uit (een) kantoorpand(en) gelegen aan de [adres] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
flatscreen en/of een stereotoren en/ofeen mini Laptop (merk Acer) en/of 197
Euro en/of een televisie en/ofcomputers en/ofChopard parfum en/ofeen
beeldschermen/of een geldbedrag,in elk geval enig goed,geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 8]en/ofde [slachtoffer 9] en/of
[slachtoffer 10]en/of[slachtoffer 11] en/of[slachtoffer 12]en/of [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14]en/of [slachtoffer 15]en/of[slachtoffer 16],in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft verschaften/of die/dat weg te nemen goederen/geld
onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van braaken/of verbreking en/of
inklimming;
De rechtbank verbetert een kennelijke schrijffout. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Onder 1:
Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
Onder 2:
Diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd
Onder 3:
Diefstal
Onder 4:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Onder 5:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren. Subsidiair heeft zij gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat oplegging van de ISD-maatregel juridisch niet mogelijk is, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde als bedoeld in artikel 38m, eerste lid onder 2, van het Wetboek van Strafrecht. Aan verdachte dient een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te worden gelegd, eventueel gecombineerd met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, aldus de raadsvrouw. Primair heeft de raadsvrouw verzocht daar alleen de algemene voorwaarde aan te verbinden, subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht daar ook een ambulante behandelverplichting als bijzondere voorwaarde aan te verbinden. Daarbij heeft de raadsvrouw opgemerkt dat zij zich niet kan vinden in de subsidiaire eis van de officier van justitie om verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal woninginbraken die hij deels ‘s nachts heeft gepleegd. Dergelijke feiten zijn voor de slachtoffers zeer ingrijpend en kunnen tot gevolg hebben dat zij zich niet meer veilig voelen in hun eigen huis. Het is bijzonder onaangenaam om te weten dat er vreemden in de woning zijn geweest en persoonlijke bezittingen hebben meegenomen. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan drie inbraken in kantoorpanden en aan diefstal door een graai te doen uit de kas van een hotel. Dergelijke strafbare feiten hebben de betrokken ondernemers schade en hinder in hun werk toegebracht en dragen eveneens bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de volgende, door verdachte bekende, strafbare feiten die ad informandum op de dagvaarding zijn vermeld en die - gewijzigd gelezen – behelzen:
 24 24 oktober 2016 - 30 oktober 2016 te [woonplaats] : diefstal;
 24 29 november 2016 te [woonplaats] : poging tot diefstal;
 24 1 augustus 2016 - 8 augustus 2016 te [woonplaats] : oplichting.
Ter terechtzitting heeft verdachte blijk gegeven van inzicht te hebben in zijn problemen en heeft te kennen gegeven spijt te hebben en zich te schamen van de door hem gepleegde delicten, die hij pleegde als gevolg van een terugval in zijn heroïneverslaving.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van psycholoog [A] van 14 maart 2017. De deskundige concludeert dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een autisme spectrum stoornis en een ziekelijke stoornis in de vorm van een stoornis in cocaïne- en opioïdegebruik. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Het drugsgebruik staat centraal in het leven van verdachte en heeft hem in maatschappelijke zin gemarginaliseerd en vele keren in aanraking gebracht met justitie. Zijn goede intellectuele capaciteiten hebben hem tot op heden niet voor terugval kunnen behoeden. Geadviseerd wordt om verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen. Om de volgens de deskundige hoge kans op recidive te verkleinen adviseert hij verdachte een ISD-maatregel op te leggen.
De reclassering adviseert in haar rapport van 9 maart 2017 overeenkomstig de conclusies van voornoemde psycholoog en adviseert eveneens om verdachte een ISD-maatregel op te leggen, indien dit juridisch gezien mogelijk is. Onderliggend aan het delictspatroon van verdachte in vermogensdelicten is zijn harddrugsverslaving.
De rechtbank betrekt de bevindingen en adviezen van de psycholoog en de reclassering in haar oordeel, maar volgt hen niet in het uitgebrachte advies ten aanzien van de strafmodaliteit.
Blijkens het uittreksel van zijn justitiële documentatie is verdachte eerder meermalen veroordeeld voor soortgelijke delicten, onder meer tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders bij vonnis van de rechtbank Groningen van 23 november 2009.
De rechtbank overweegt dat deze eerdere oplegging van de ISD-maatregel kennelijk niet het gewenste effect heeft gehad. Verdachte heeft verklaard niet mee te zullen werken aan een nieuwe ISD-maatregel en heeft verzocht hem een gevangenisstraf op te leggen. In de PI is hij afgekickt van drugs en na afloop van zijn straf zou hij graag weer naar Ierland gaan, waar het hem eerder al gelukt was gedurende een langere periode abstinent te blijven. In Ierland woont hij in een rustige omgeving, heeft hij een sociaal netwerk en kan hij zijn voormalige baan weer kan oppakken. De hulp die voor hem noodzakelijk is zal hij in een vrijwillig kader zoeken, ook indien dat een opname inhoudt.
De rechtbank acht oplegging van de ISD-maatregel op dit moment niet noodzakelijk en zal verdachte de kans geven zelfstandig stappen te nemen om zijn verslavingsproblematiek de baas te worden. Kennelijk is dit hem in het verleden gelukt, zo kan ook uit zijn justitiële documentatie worden opgemaakt. De rechtbank zal aan verdachte daarom niet de ISD-maatregel opleggen. De rechtbank neemt daarbij tevens in overweging dat verdachte blijkens de door de raadsvrouw ter terechtzitting overgelegde stukken tevergeefs zelf heeft getracht hulp voor zijn drugsverslaving te krijgen van [naam instelling] , overigens na het plegen van het merendeel van de bewezen verklaarde feiten.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank voorts acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). In het geval van verdachte is sprake van frequente recidive, nu hij in de afgelopen twee jaar ter zake van elf vermogensdelicten is veroordeeld. De rechtbank overweegt dat voornoemde oriëntatiepunten, nog los van strafverzwarende factoren en de ad-info feiten, een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden als handvat geven.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank echter rekening met zijn proceshouding, de omstandigheid dat hij als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en dat hij getracht heeft zelfstandig hulp te zoeken.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat in het verleden is gebleken dat hij zichzelf overschatte na één of twee jaar abstinent te zijn geweest, zal de rechtbank hieraan een proeftijd van drie jaar verbinden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk gedeelte geen bijzondere voorwaarden verbinden, nu het opleggen van bijzondere voorwaarden verdachte zal belemmeren om naar de voor hem beschermde omgeving in Ierland te gaan.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting hebben [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 14] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit, [slachtoffer 14] ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde feit.
De hoogte van die schade wordt door [slachtoffer 1] begroot op een bedrag van € 300,- voor immateriële schade en door [slachtoffer 2] op een bedrag van € 472,46 voor materiële schade (bestaande uit een bedrag van € 450,- voor hang- en sluitwerk en € 22,46 voor extra verlichting), een bedrag van € 300,- voor immateriële schade en een bedrag van € 11,14 voor reiskosten voor een bezoek aan Slachtofferhulp Nederland. [slachtoffer 14] begroot die schade op een bedrag van € 700,- voor materiële schade, te weten een laptop.
De benadeelde partijen vorderen hun schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor wat betreft de immateriële schade toe te wijzen, evenals de door [slachtoffer 2] gevorderde reiskosten. Ook de vordering van [slachtoffer 14] dient te worden toegewezen. Voornoemde bedragen dienen volgens de officier van justitie te worden vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht dient te worden toegepast.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het door [slachtoffer 2] gevorderde bedrag voor materiële schade moet worden afgewezen, omdat dit geen verband houdt met het strafbare feit. De door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde bedragen voor immateriële schade zijn onvoldoende onderbouwd en daardoor niet voor toewijzing vatbaar. Bij het door [slachtoffer 14] gevorderde bedrag voor materiële schade dient rekening te worden gehouden met een jaarlijkse afschrijving van 20%. Nu de laptop vijf jaar oud is, vertegenwoordigt deze geen waarde meer, waardoor de vordering van [slachtoffer 14] moet worden afgewezen.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde feit en [slachtoffer 14] ten gevolge het onder 5 bewezen verklaarde feit.
Ten aanzien van de door [slachtoffer 2] gevorderde kosten voor materiële schade is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en deze schade. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk is en slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Het door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde bedrag voor immateriële schade zal de rechtbank volledig toewijzen, nu deze schade in zodanig verband staat met het door de verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De woning behoort immers bij uitstek tot het privédomein. Verdachte heeft, door daarin binnen te dringen terwijl [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lagen te slapen, een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelden zodat er sprake is van rechtstreekse schade waarvoor verdachte verantwoordelijk is.
Bij het door [slachtoffer 14] gevorderde bedrag zal de rechtbank rekening houden met een jaarlijkse afschrijving van 20%. Nu de laptop, gelet op de door [slachtoffer 14] overgelegde factuur, op het moment van wegnemen door verdachte vier jaar oud was, zal de rechtbank rekening houden met afschrijving en de vordering toewijzen tot een bedrag van € 140,- en voor het overige gedeelte afwijzen.
De rechtbank zal voornoemde bedragen vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de dag waarop de thans bewezen verklaarde feiten jegens de benadeelde partijen (in ieder geval) werden gepleegd, voor wat betreft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 31 oktober 2016 en voor wat betreft [slachtoffer 14] op 8 augustus 2016, tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partijen zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van voornoemde geldsommen en de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is bepaald, ten behoeve van de benadeelde partijen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zullen maken. De kosten worden voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 14] – tot op heden – begroot op nihil en voor [slachtoffer 2] – tot op heden – op € 11,14 (bestaande uit een bedrag voor reiskosten), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop deze kosten door [slachtoffer 2] zijn gemaakt, te weten 6 maart 2017, tot de dag van volledige betaling, en de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert dit zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de straf een gedeelte, groot
zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van drie jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 300,- (zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 31 oktober 2016, tot die van de voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 300,- ten behoeve van het slachtoffer voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door zes dagen hechtenis;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 11,14 (bestaande uit een bedrag voor reiskosten), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop deze kosten door de benadeelde zijn gemaakt, te weten 6 maart 2017, tot de dag van volledige betaling, en de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk wordt verklaard;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 300,- (zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 31 oktober 2016, tot die van de voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 300,- ten behoeve van het slachtoffer voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door zes dagen hechtenis;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Benadeelde partij [slachtoffer 14]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 140,- (zegge: honderdveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij in ieder geval werd gepleegd, te weten 8 augustus 2016, tot die van de voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade;
- bepaalt dat de vordering voor wat betreft het meer gevorderde wordt afgewezen;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 140,- ten behoeve van het slachtoffer voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door twee dagen hechtenis;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. van de Streek, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij de dossiers met het nummer 2016325187.
2.Pagina 1000 tot en met 1002.
3.Pagina 1005 en 1006.
4.Het laatste tekstblok op pagina 1009 en pagina 1010.
5.Pagina 1011.
6.Pagina 1012 tot en met 1015.
7.Pagina 110 en de verklaring ter terechtzitting van 21 maart 2017.
8.Pagina 2000 en 2001.
9.Pagina 3000 tot en met 3008.
10.Met betrekking tot de woning aan de [adres] te [woonplaats] : pagina 2003 tot en met 2006. Met betrekking tot de woning aan de [adres] te [woonplaats] : pagina 3009 tot en met 3011.
11.Met betrekking tot de woning aan de [adres] te [woonplaats] : het laatste tekstblok op pagina 2008 en het eerste tekstblok op pagina 2009. Met betrekking tot de woning aan de [adres] te [woonplaats] : het middelste tekstblok op pagina 3014.
12.Met betrekking tot de woning aan de [adres] te [woonplaats] : pagina 2011 tot en met 2015. Met betrekking tot de woning aan de [adres] te [woonplaats] : pagina 3016 tot en met 3021.
13.Pagina 110 en de verklaring ter terechtzitting van 21 maart 2017.
14.Pagina 10.000 en 10.001.
15.Pagina 10.002 tot en met 10.004.
16.Pagina 10.005.
17.Pagina 10.006.
18.Pagina 10.008.
19.Pagina 10.010.
20.De verklaring ter terechtzitting van 21 maart 2017.
21.Pagina 4000 en 4001.
22.Pagina 4002 en 4003.
23.Pagina 4004 en het eerste tekstblok op pagina 4005.
24.Pagina 4008 tot en met 4011.
25.Pagina 111 en de verklaring ter terechtzitting van 21 maart 2017.
26.Pagina 5000 tot en met 5002.
27.Pagina 6000 tot en met 6005.
28.Het tweede tekstblok op pagina 5010.
29.Pagina 5013 tot en met 5017.
30.Pagina 111 en de verklaring ter terechtzitting van 21 maart 2017.