ECLI:NL:RBMNE:2017:3847

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
5313006 UC EXPL 16-11978
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid eigenaar pand voor energiediefstal bij hennepkwekerij

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, staat de aansprakelijkheid van de eigenaar van een pand centraal in verband met energiediefstal voor een hennepkwekerij. De eisende partij, Stedin Netbeheer B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de eigenaar van het pand, [gedaagde sub 1], en de huurder, [gedaagde sub 2]. De procedure begon met een tussenvonnis op 31 mei 2017, gevolgd door een comparitie op 4 juli 2017, waar de heer [B] namens Stedin en de heer [A] namens [gedaagde sub 1] aanwezig waren. [gedaagde sub 2] verscheen niet, maar had eerder betwist dat hij betrokken was bij de zaak en dat zijn persoonsgegevens zonder zijn toestemming waren gebruikt.

De kantonrechter heeft in het tussenvonnis vastgesteld dat er geen energiecontract voor het pand was afgesloten, waardoor [gedaagde sub 1] niet als contractspartij aansprakelijk kon worden gehouden voor de energiediefstal. De rechter heeft ook aangegeven dat de algemene zorgplicht van een eigenaar niet zo ver gaat dat deze aansprakelijk kan worden gesteld voor alles wat er in zijn pand gebeurt, tenzij er sprake is van concrete verwijtbare gedragingen. De vordering van Stedin tegen [gedaagde sub 1] is dan ook afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was.

Wat betreft [gedaagde sub 2] zal Stedin moeten bewijzen dat de handtekening onder de huurovereenkomst daadwerkelijk van hem is. De kantonrechter heeft de behandeling van de zaak aangehouden en Stedin de gelegenheid gegeven om aan te geven op welke wijze zij bewijs wil leveren. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 16 augustus 2017 voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 5313006 UC EXPL 16-11978 nig/1449
Vonnis van 2 augustus 2017
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Stedin Netbeheer B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
verder ook te noemen Stedin,
eisende partij,
gemachtigde: mr. A. Ester in Zwijndrecht,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
statutair gevestigd in [vestigingsplaats] en kantoorhoudend in [vestigingsplaats] , België,
verder ook te noemen [gedaagde sub 1] ,
gedaagde partij,
vertegenwoordigd door haar directeur mr. [A] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
In deze zaak is op 31 mei 2017 een tussenvonnis gewezen. Daarin is een comparitie bepaald.
1.2.
De comparitie is gehouden op 4 juli 2017. Van Stedin is daar de heer [B] verschenen met mr. Ester. Namens [gedaagde sub 1] is de heer [A] verschenen. [gedaagde sub 2] is niet verschenen. Van de zitting zijn aantekeningen gemaakt. [A] heeft de originele huurovereenkomst overgelegd.
1.3.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Deze zaak gaat over een hennepkwekerij in een pand in [plaatsnaam] , dat eigendom is van [gedaagde sub 1] . Volgens [gedaagde sub 1] was het pand verhuurd aan [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 2] betwist dat; volgens hem heeft hij niets met de zaak te maken en heeft iemand zijn persoonsgegevens gebruikt.
2.2.
De comparitie was bedoeld om dit zo mogelijk op te helderen. Helaas is [gedaagde sub 2] daar niet verschenen. [gedaagde sub 1] is wel verschenen, en heeft het originele huurcontract overgelegd met de handtekening van [gedaagde sub 2] . Omdat [gedaagde sub 2] betwist dat die handtekening van hem is, zal Stedin – die zich daarop beroept – dat moeten bewijzen.
2.3.
In afwachting daarvan zal in dit tussenvonnis ook worden ingegaan op de gronden van aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] . Op de zitting is daarover gesproken. Stedin heeft uitdrukkelijk verklaard dat zij haar vordering tegen [gedaagde sub 1] niet baseert op de stelling dat [gedaagde sub 1] betrokken was bij de hennepkwekerij of dat hij daarvan wist. Die mogelijkheid kan dus buiten beschouwing blijven.
2.4.
In de jurisprudentie zijn verschillende zaken bekend van eigenaren van een verhuurd pand, die aansprakelijk waren voor energiediefstal voor een hennepkwekerij in dat pand omdat de aansluiting op hun naam stond. Zij waren dus contractant van de energieleverancier, en daarom contractueel aansprakelijk voor de nakoming van hun verplichtingen op grond van die overeenkomst. Dat is hier niet het geval: voor dit pand was geen overeenkomst afgesloten, en [gedaagde sub 1] is dus niet als contractspartij aansprakelijk.
2.5.
Op de zitting heeft Stedin de stelling bepleit dat, als een pand niet verhuurd is, de eigenaar verantwoordelijk voor wat er in zijn pand gebeurt en daarvoor een vergaande zorgplicht heeft. Die stelling gaat in die vorm te ver. Op iedere deelnemer aan het maatschappelijk verkeer rust een algemene zorgplicht tegenover anderen, in de vorm van een rechtsplicht om jegens hen niet onrechtmatig te handelen. Schending van deze algemene zorgplicht kan leiden tot aansprakelijkheid voor de daardoor veroorzaakte schade (artikel 6:162 BW). De concrete omstandigheden kunnen aan die zorgplicht een bijzonder karakter geven. Het gaat echter wel steeds om een concreet doen of nalaten waarvan de betrokkene een verwijt gemaakt kan worden, en niet om een soort risicoaansprakelijkheid. Een risicoaansprakelijkheid voor opstallen is gegeven in artikel 6:174 BW, maar daar gaat het specifiek om gebrekkige opstallen, en dat is hier niet aan de orde. Zonder concrete verwijtbare gedragingen kan hier geen aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] worden aangenomen.
2.6.
Stedin specificeert niet wat de zorgplicht van [gedaagde sub 1] concreet inhield, dat wil zeggen wat hij had moeten doen en heeft nagelaten, of wat hij heeft gedaan wat onrechtmatig was in de zin van artikel 6:162 BW. Daarmee is haar vordering tegen [gedaagde sub 1] onvoldoende onderbouwd, zodat die in ieder geval moet worden afgewezen.
2.7.
Voor de vordering tegen [gedaagde sub 2] gaat het er dus om of hij inderdaad de huurovereenkomst met [gedaagde sub 1] gesloten heeft. Stedin zal moeten bewijzen dat de handtekening onder dat contract inderdaad van [gedaagde sub 2] is. [gedaagde sub 2] zal daaraan moeten meewerken. Als Stedin de handtekening wil laten onderzoeken door een handschriftdeskundige, zal de griffier daarvoor het huurcontract aan de deskundige ter beschikking stellen.
2.8.
De kantonrechter zal de behandeling nu twee weken aanhouden. Stedin mag op de rolzitting van 16 augustus 2017 meedelen op welke wijze zij bewijs wil leveren. Als zij dat wil doen door het overleggen van een rapport van een handschriftdeskundige, mag zij ook opgeven hoeveel tijd zij daarvoor nodig denkt te hebben. Als zij wenst dat de kantonrechter een deskundige benoemt, kan zij zich daarover uitlaten. Het voorschot is in dat geval voor haar rekening.

3.De beslissing

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 16 augustus 2017, waar Stedin in een akte mag opgeven op welke wijze zij bewijs wil leveren van de echtheid van de handtekening van [gedaagde sub 2] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2017.